Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/639
Verbintenissenrecht. Vraag wie partij is bij overeenkomst van opdracht tot dienstverlening i.v.m. Surinaamse goudconcessies. Motivering.
HR 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:922
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juni 2021
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/00724
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:922, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:93, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2021
Essentie
Verbintenissenrecht. Vraag wie partij is bij overeenkomst van opdracht tot dienstverlening i.v.m. Surinaamse goudconcessies. Motivering.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/00724
Datum 11 juni 2021
ARREST
In de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: A.M. van Aerde,
tegen
[verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder],
advocaat: H.J.W. Alt.
Conclusie
Conclusie A-G mr. W.L. Valk:
1. Inleiding en samenvatting
1.1
Deze zaak betreft de vraag wie als contractspartij is opgetreden bij een overeenkomst van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.