Einde inhoudsopgave
Waterregeling
Artikel 7.10 [Bemonstering]
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2009
- Bronpublicatie:
07-12-2009, Stcrt. 2009, 19353 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1352)
- Inwerkingtreding
22-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2009, Stcrt. 2009, 19353 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1352)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
1.
De bemonstering vindt plaats met behulp van automatische monstername-apparatuur.
2.
Het bemonsteringsinterval wordt zodanig ingesteld dat een etmaalverzamelmonster wordt verkregen dat bestaat uit ten minste 100 deelmonsters.
3.
Het volume per deelmonster wordt zodanig ingesteld dat de herhaalbaarheid maximaal 5% van het ingestelde volume bedraagt. Bij vacuümmonstername-apparatuur bedraagt het volume per deelmonster minimaal 50 milliliter. Bij ‘in-line’-bemonstering bedraagt het volume per deelmonster minimaal 20 milliliter en wordt een etmaalverzamelmonster verkregen dat bestaat uit ten minste 250 deelmonsters.
4.
Het monsterverzamelvat heeft een zodanige inhoud dat het vat gedurende het etmaal niet overloopt.
5.
Zowel het monsterverzamelvat als andere onderdelen van de monstername-apparatuur die met het afvalwater in aanraking komen, zijn gemaakt van gemakkelijk te reinigen, inert materiaal, dat de uit te voeren analyse niet beïnvloedt. Het monsterverzamelvat kan gemakkelijk uitgenomen worden en is uitgevoerd als emmer of als vat met een wijde hals zodat met een monsterschep gemakkelijk kan worden geroerd en geschept. Tijdens het etmaal is het monsterverzamelvat afgesloten met een goed afsluitende deksel.