Einde inhoudsopgave
Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen
Artikel 3 Maatregelen ter beperking of beëindiging van vrijkoming bij opzettelijke productie en gebruik
Geldend
Geldend vanaf 17-05-2004
- Bronpublicatie:
22-05-2001, Trb. 2001, 171 (uitgifte: 22-10-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-2004, Trb. 2004, 169 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij:
- a.
verbiedt en/of treft de nodige wettelijke en bestuurlijke maatregelen ter beëindiging van:
- b.
beperkt de productie en het gebruik van de in Bijlage B genoemde chemische stoffen, in overeenstemming met de bepalingen van die Bijlage.
2.
Elke Partij treft maatregelen om te waarborgen:
- a.
- i.
ten behoeve van een milieuverantwoorde verwijdering zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d; of
- ii.
- b.
dat een in Bijlage A vermelde chemische stof ten aanzien waarvan een specifieke uitzondering voor productie of gebruik geldt of een in Bijlage B vermelde chemische stof ten aanzien waarvan een specifieke uitzondering voor productie of gebruik of voor een aanvaardbaar doel geldt, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van internationale instrumenten inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming, uitsluitend wordt uitgevoerd:
- i.
ten behoeve van een milieuverantwoorde verwijdering zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d;
- ii.
- iii.
naar een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag, die een jaarlijkse verklaring aan de exporterende Partij heeft verleend. In een dergelijke verklaring wordt het beoogde gebruik van de chemische stof vermeld en wordt aangegeven dat de importerende Staat zich er met betrekking tot die chemische stof toe verplicht:
- a.
de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen door de nodige maatregelen te treffen om vrijkoming tot een minimum te beperken of te voorkomen;
- b.
de bepalingen van artikel 6, eerste lid, na te leven; en
- c.
in voorkomend geval de bepalingen van Bijlage B, Deel II, punt 2, na te leven.
De goedkeuring omvat tevens passende ondersteunende documenten, zoals wet- en regelgeving, bestuurlijke richtsnoeren of beleidslijnen. De exporterende Partij verzendt de goedkeuring binnen zestig dagen na ontvangst naar het Secretariaat;
- c.
dat een in Bijlage A vermelde chemische stof, ten aanzien waarvan specifieke uitzonderingen voor productie en specifiek gebruik niet langer voor een Partij van kracht zijn, niet door deze Partij wordt uitgevoerd, behoudens ten behoeve van de in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, bedoelde milieuverantwoorde verwijdering ervan;
- d.
voor de toepassing van dit lid omvat de term ‘Staat die geen Partij is bij dit Verdrag’, ten aanzien van een bepaalde chemische stof, een Staat of regionale organisatie voor economische integratie die er niet mee heeft ingestemd ten aanzien van die chemische stof door het Verdrag te worden gebonden.
3.
Elke Partij die een of meerdere systemen heeft voor regelgeving en beoordeling van nieuwe pesticiden of nieuwe industriële chemische stoffen, neemt maatregelen ter regulering ter voorkoming van de productie en het gebruik van nieuwe pesticiden of nieuwe industriële chemische stoffen die, met inachtneming van de in Bijlage D, punt 1 bedoelde criteria, de kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen bezitten.
4.
Elke Partij die een of meerdere systemen heeft voor regelgeving en beoordeling van pesticiden of industriële chemische stoffen houdt daarbij, waar dienstig, rekening met de in Bijlage D, punt 1, bedoelde criteria bij de beoordeling van de thans in gebruik zijnde pesticiden of industriële chemische stoffen.
5.
Behoudens wanneer in dit Verdrag anders wordt aangegeven, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing op hoeveelheden van een chemische stof die worden gebruikt ten behoeve van laboratoriumonderzoek of als referentienorm.
6.
Elke Partij waarvoor een specifieke uitzondering in overeenstemming met Bijlage A of een specifieke uitzondering of een acceptabel doel in overeenstemming met Bijlage B geldt, treft passende maatregelen om te waarborgen dat productie of gebruik onder die uitzondering of met dat doel zodanig wordt uitgevoerd dat blootstelling van de mens of vrijkoming in het milieu wordt voorkomen of zoveel mogelijk wordt tegengegaan. In geval van uitgezonderde gebruiken of voor acceptabele doeleinden waarbij opzettelijke vrijkomingen in het milieu plaatsvinden onder normale gebruiksomstandigheden, worden deze vrijkomingen tot het noodzakelijke minimum beperkt, met inachtneming van de toepasselijke normen en richtsnoeren.