Einde inhoudsopgave
Richtlijn 68/193/EEG betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 23-02-2002
- Bronpublicatie:
14-02-2002, PbEG 2002, L 53 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/11/EG)
- Inwerkingtreding
23-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-02-2002, PbEG 2002, L 53 (uitgifte: 01-01-2002, regelingnummer: 2002/11/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- A.
Wijnstokrassen: planten van het geslacht Vitis (L.), bestemd voor de voortbrenging van druiven of het gebruik als teeltmateriaal voor deze zelfde planten.
- AA.
Ras: een plantengroep van één enkele botanische taxon, van de laagste bekende rang, die:
- a)
kan worden omschreven met de kenmerken die verband houden met een bepaald genotype of een bepaalde combinatie van genotypes,
- b)
van elke andere plantengroep kan worden onderscheiden met ten minste één van de genoemde kenmerken, en
- c)
kan worden beschouwd als een eenheid, op grond van haar geschiktheid voor vermeerdering zonder veranderingen.
- AB.
Kloon: een vegetatieve afstamming van een ras, overeenstemmend met een wijnstok die op grond van de identiteit van de plantengroep, de fenotypische kenmerken en zijn fytosanitaire toestand is geselecteerd.
- B.
Teeltmateriaal:
- i.
Wijnstokken, gereed voor het planten
- a)
met wortels: delen van stekken of loten van de wijnstok, met wortels en niet-geënt, bestemd voor het planten of voor gebruik als entmateriaal;
- b)
entwijnstokken: door enting verbonden delen van stekken of loten van de wijnstok, waarvan het deel onder de grond wortels heeft.
- ii.
Delen van de wijnstok
- a)
stekken: eenjarige delen;
- b)
loten: niet-verhoute stengeldelen;
- c)
delen van de wijnstok onder de grond, bestemd voor de veredeling: delen van stekken of loten van de wijnstok, die bij de teelt van entwijnstokken bestemd zijn voor de kweek van delen onder de grond;
- d)
entrijs: delen van stekken of loten van de wijnstok, die bij de teelt van entwijnstokken en bij veredeling bestemd zijn voor de delen boven de grond;
- e)
blindhout: delen van stekken of loten van de wijnstok, bestemd voor de teelt van wijnstokken met wortels.
- C.
Moederplanten: opstanden van wijnstokken, bestemd voor de teelt van voor veredeling in aanmerking komende delen van de wijnstok onder de grond, van blindhout of van entrijs.
- D.
Kweekwijnstokken: opstanden van wijnstokken, bestemd voor de teelt van wijnstokken met wortels of van entwijnstokken.
- DA.
Oorspronkelijk teeltmateriaal: teeltmateriaal
- a)
dat onder verantwoordelijkheid van de kweker is voortgebracht volgens algemeen erkende methoden voor de instandhouding van de identiteit van het ras en, in voorkomend geval, van de kloon, en voor de preventie van ziekten;
- b)
dat bestemd is voor voortbrenging van basisteeltmateriaal of van gecertificeerd teeltmateriaal;
- c)
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basisteeltmateriaal opgenomen voorwaarden. Volgens de procedure van artikel 17, lid 2, kunnen deze bijlagen worden gewijzigd met de bedoeling aanvullende voorwaarden voor de goedkeuring van het oorspronkelijk teeltmateriaal vast te stellen;
- d)
waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.
- E.
Basisteeltmateriaal: teeltmateriaal
- a)
dat onder verantwoordelijkheid van de kweker is voortgebracht volgens algemeen erkende methoden voor de instandhouding van de identiteit van het ras en, in voorkomend geval, van de kloon, en voor de preventie van ziekten, en dat direct afkomstig is van oorspronkelijk teeltmateriaal door vegetatieve voortplanting;
- b)
dat bestemd is voor de voortbrenging van gecertificeerd teeltmateriaal;
- c)
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basisteeltmateriaal opgenomen voorwaarden, en
- d)
waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.
- F.
Gecertificeerd teeltmateriaal: teeltmateriaal
- a)
dat rechtstreeks afkomstig is van basisteeltmateriaal of van oorspronkelijk teeltmateriaal;
- b)
dat bestemd is
- —
voor de teelt van pootgoed of plantendelen welke dienen voor de voortbrenging van druiven, of
- —
voor de voortbrenging van druiven;
- c)
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd teeltmateriaal opgesomde voorwaarden, en
- d)
waarbij bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.
- G.
Standaardteeltmateriaal: teeltmateriaal
- a)
dat rasecht en raszuiver is,
- b)
dat bestemd is
- —
voor de teelt van pootgoed of plantendelen, welke dienen voor de voortbrenging van druiven, of
- —
voor de voortbrenging van druiven;
- c)
dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor standaardteeltmateriaal opgesomde voorwaarden, en
- d)
waarbij bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.
- H.
Officiële maatregelen: maatregelen die genomen zijn
- a)
door de autoriteiten van een staat, of
- b)
onder de verantwoordelijkheid van een staat door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, of
- c)
voor hulpwerkzaamheden, eveneens onder toezicht van een staat, door beëdigde natuurlijke personen,
mits de personen bedoeld onder b) en c) geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen.
- I.
Afzet:
de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van teeltmateriaal aan derden, al dan niet tegen vergoeding, met het oog op commercieel gebruik.
Onder afzet wordt niet verstaan, de uitwisseling van teeltmateriaal dat niet bestemd is voor commercieel gebruik van het ras, zoals:
- a)
het leveren van teeltmateriaal aan experimenterende en controlerende instanties;
- b)
het leveren van teeltmateriaal aan dienstverleners met het oog op de verwerking en verpakking, mits de dienstverlener geen aanspraak op het geleverde teeltmateriaal verwerft.
De bepalingen betreffende de uitvoering van deze voorschriften worden overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 3, vastgesteld.
2.
De Lid-Staten kunnen als overgangsmaatregel, na inwerkingtreding van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die noodzakelijk zijn ten einde zich naar deze richtlijn te voegen, bepalen dat het teeltmateriaal dat gebruikt is voor de teelt van moederplanten of kweekwijnstokken , gelijkwaardig is aan het teeltmateriaal dat is goedgekeurd of gecontroleerd volgens de bepalingen van deze richtlijn , indien dat teeltmateriaal voor het gebruik dezelfde waarborgen bood als het overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn goedgekeurde of gecontroleerde teeltmateriaal.