Deze zaak hangt samen met de zaak met griffienummer 14/00666P waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
HR, 15-09-2015, nr. 14/00665
ECLI:NL:HR:2015:2634
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-09-2015
- Zaaknummer
14/00665
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2634, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑09‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1491, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:1491, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:2634, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑06‑2014
- Wetingang
art. 36e Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2015/401 met annotatie van P.H.P.H.M.C. van Kempen
SR-Updates.nl 2015-0372
NbSr 2015/230
Uitspraak 15‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Kennelijke misslag Hof bij berekening w.v.v. waardoor bedrag te hoog is vastgesteld. HR verbetert de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende betalingsverplichting. HR merkt nog op dat een kennelijke misslag als i.c. zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf leent, nu het immers om een onmiddellijk kenbare fout gaat die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de HR heeft beslist in zijn arresten ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/48 en ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig - en op kortere termijn - duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.
Partij(en)
15 september 2015
Strafkamer
nr. S 14/00665 P
EC/ARA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 januari 2014, nummer 23/004456-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en van de opgelegde betalingsverplichting en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof als gevolg van een misslag het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist heeft berekend.
2.2.
Het middel is terecht voorgesteld. Het Hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als gevolg van een kennelijke misslag het totaal van de onder de post "Andere uitgaven" weergegeven bedragen vastgesteld op een bedrag van fl. 1.658.021,78 in plaats van fl. 1.495.051,69, zodat het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat te hoog is vastgesteld. Na correctie van deze misslag leidt de totaaltelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van fl. 1.824.766,21 (omgerekend € 828.042,69). Blijkens de bestreden uitspraak dient op dit bedrag € 15.000,- in mindering te worden gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt tot een totaaltelling van afgerond € 813.000,-.
De Hoge Raad zal de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre verbeteren.
2.3.
Opmerking verdient het volgende. Een kennelijke misslag als de onderhavige leent zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf. Het gaat immers om een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arresten van 6 juli 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/248) en 12 juni 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig - en op kortere termijn - duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting;
stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 828.042,69;
legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 813.000,-;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2015.
Conclusie 09‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Kennelijke misslag Hof bij berekening w.v.v. waardoor bedrag te hoog is vastgesteld. HR verbetert de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende betalingsverplichting. HR merkt nog op dat een kennelijke misslag als i.c. zich bij uitstek voor herstel door het Hof zelf leent, nu het immers om een onmiddellijk kenbare fout gaat die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechter(s) die op de zaak heeft/hebben gezeten overeenkomstig hetgeen de HR heeft beslist in zijn arresten ECLI:NL:HR:2010:BJ7243, NJ 2012/48 en ECLI:NL:HR:2012:BW1478, NJ 2012/490). Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor ondubbelzinnig - en op kortere termijn - duidelijkheid komt te bestaan omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.
Nr. 14/00665 P Zitting: 9 juni 2015 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] 1. |
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 22 januari 2014 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 901.995,29 en, na aftrek van € 15.000,00 wegens overschrijding van de redelijke termijn, aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van afgerond € 886.900,00.
2. Namens de betrokkene heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof het wederrechtelijk verkregen voordeel, en daarmee de opgelegde betalingsverplichting, door een optelfout heeft vastgesteld op een te hoog bedrag.
4. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in2.:
“
Andere uitgaven | ||
Auto's | f430.230,61 | |
Meubelen | f 80.555.89 | |
Elektrische apparaten | f 15.220,01 | |
Vakanties | f 53.109,00 | |
Kosten m.b.t. panden | f 8.271,74 | |
Telefoonkosten | f 18.107,69 | |
Verzekeringen | f 45.917,22 | |
Sieraden | f236.320,00 | |
Luxemburg | f560.000,00 | |
Overig | f 47.319,53 | |
Totaal | f 1.658.021,78 |
”
5. Het middel klaagt terecht dat het totaal van de onder het kopje “Andere uitgaven” genoemde bedragen niet f 1.658.021,78 bedraagt, maar f 1.495.051,69. De Hoge Raad kan zelf het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de betalingsverplichting verminderen met het verschil tussen beide bedragen, te weten een bedrag van € 73.952,60 (f 162.970,09 : 2,20371). Dat betekent dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden vastgesteld op € 828.042,69 en de betalingsverplichting op € 828.042,69 - € 15.0003.= € 813.000 (afgerond).
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en van de opgelegde betalingsverplichting, en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑06‑2015
Ik heb - aan de hand van het sfo-rapport - de beslissing in eerste aanleg en de overwegingen van het Hof in de bestreden uitspraak gecontroleerd of het totaalbedrag niet toch zou kunnen kloppen door een eventueel foutieve vermelding van een bedrag ergens anders. Dat bleek echter niet het geval.
Het bedrag dat door het Hof in mindering is gebracht vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Beroepschrift 10‑06‑2014
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
betekening aanzegging ex artikel 435 lid 1 Sv.
op 16 april 2014
SCHRIFTUUR HOUDENDE
MIDDELEN VAN CASSATIE
inzake
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]
rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 22 januari 2014 in de zaak met parketnummer 23-004456-10
Middel
Het hof heeft het recht geschonden en/of vormen verzuimd, waarvan niet naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn geschonden art. 36e Sr en de artt. 350, 358, 359, 415, 511f en 511g Sv. Het Hof heeft immers het wederrechtelijk verkregen voordeel, en daarmee de opgelegde betalingsverplichting ex art. 36e Sr, op een te hoog bedrag vastgesteld, aangezien de voordeelberekening voor wat betreft de post ‘Andere uitgaven’ een onvolkomenheid bevat. Aldus is de uitspraak onbegrijpelijk gemotiveerd.
Toelichting
Het Hof heeft het door rekwirant wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op (het equivalent van ƒ 1.987.736,30) € 901.995,29. Op dit voordeelbedrag is € 15.000,00 in mindering gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn, zodat de betalingsverplichting aan de Staat ex art. 36e wordt vastgesteld op een (afgerond) bedrag van € 886.900,00.
De aan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag liggende berekening is schematisch weergegeven op pagina 22 van het bestreden arrest. Uit dit schema blijkt dat de voordeelberekening onder meer de post ‘Andere uitgaven’ bevat. De post ‘Andere uitgaven’ valt onder te verdelen in de volgende subposten:
• | Auto's | ƒ | 430.230,61 |
• | Meubelen | ƒ | 80.555,89 |
• | Elektrische apparaten | ƒ | 15.220,01 |
• | Vakanties | ƒ | 53.109,00 |
• | Kosten m.b.t. panden | ƒ | 8.271,74 |
• | Telefoonkosten | ƒ | 18.107,69 |
• | Verzekeringen | ƒ | 45.917,22 |
• | Sieraden | ƒ | 236.320,00 |
• | Luxemburg | ƒ | 560.000,00 |
• | Overig | ƒ | 47.319,53 |
De som van deze subposten bedraagt: ƒ 1.495.051,69. Het Hof is echter uitgegaan van een totaalsom van ƒ 1.658.021,78. Dat is ƒ 162.970,09 te hoog.
Het Hof heeft door deze onvolkomenheid in de voordeelberekening ten aanzien van de post ‘Andere uitgaven’ het door rekwirant wederrechtelijk verkregen voordeel en daarmee de uiteindelijke betalingsverplichting aan de Staat ex art. 36e Sr op een te hoog bedrag vastgesteld. Door uit te gaan van een bedrag van ƒ 1.495.051,69 bij de post ‘Andere uitgaven’ zou het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel namelijk neerkomen op een bedrag van:
(ƒ 1.987.736,30 − ƒ 162.970,09 =) ƒ 1.824.766,21 = € 828.042,69.
Aangezien het Hof heeft overwogen dat hierop een bedrag van € 15.000,00 in mindering dient te worden gebracht wegens overschrijding van de redelijke termijn, zou de betalingsverplichting aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel neerkomen op een (afgerond) bedrag van € 813.000,00.
Aldus is de uitspraak van het Hof, inhoudende dat aan rekwirant een betalingsverplichting aan de Staat ex art. 36e Sr is opgelegd van een bedrag van € 886.900,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, onbegrijpelijk gemotiveerd.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, die verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
Amsterdam, 10 juni 2014
Mr F.P. Slewe