Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 28 november 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 107.
Rb. Limburg, 03-02-2020, nr. 03/242947-19
ECLI:NL:RBLIM:2020:810
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
03-02-2020
- Zaaknummer
03/242947-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2020:810, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 03‑02‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Veroordeling voorhanden hebben vuurwapens, munitie, jammer, hard- en softdrugs, 24 maanden gevangenisstraf, tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met advies deze straf op te schorten.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.242947.19
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [Geboorteplaats en datum] ,
wonende te [Adres 1]
thans gedetineerd in [Detentie-adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.M.T.C. Plantaz, advocaat kantoorhoudende te Eijsden.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 januari 2020. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: een volautomatisch vuurwapen, AK47, en/of een afgezaagd dubbelloops hagelgeweer voorhanden heeft gehad;
Feit 2: diverse soorten munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3: een jammer heeft gebruikt, aangelegd of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad;
Feit 4: 302 gram harddrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad en
Feit 5: 146 gram hennep en/of 58,4 gram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vijf ten laste gelegde feiten bewezen, gelet op het proces-verbaal bevindingen van onderzoek in de woning van de verdachte, het proces-verbaal van onderzoek aan de wapens, munitie en jammer, het rapport van het NFI met betrekking tot de verdovende middelen en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
Bewezenverklaring
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 2, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden gelet op:
feit 1
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20192.;
- het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 20193.;
- het aanvullend proces-verbaal d.d. 10 december 20194.;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 2
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20195.;
- het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 20196.;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 4
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20197.;
- het rapport van het NFI d.d. 24 oktober 20198.;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020;
feit 5
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 20199.;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 oktober 201910.;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2020.
Feit 3
Naar aanleiding van TCI informatie wordt op 10 oktober 2019 binnengetreden in de woning van de verdachte aan de [Adres 2] . Naast de tafel in de eetkamer / open keuken stond een boodschappentas met daarin een stoorzender, een zogenoemde ‘jammer’.
De jammer zat zonder stroomadapter in de tas, was niet aangesloten aan het stroomnet en er lag geen stroomadapter in de nabijheid van de tas.11.
Een inspecteur van het Agentschap Telecom heeft de jammer onderzocht. Hiervoor is de jammer aangesloten op netvoeding. Uit dit onderzoek blijkt dat de jammer bestemd is voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De jammer is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor genoemde frequentiebanden. Op de jammer is niet de verplichte CE markering aangebracht. De jammer voldoet daarom niet aan de krachtens artikel 10.3 onderdeel c en e gestelde voorschriften van de Telecommunicatiewet. Omdat deze jammer is gebouwd en ontworpen om te verstoren, is het uitgesloten dat hiervoor een vergunning is verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.12.
Aan de verdachte wordt verweten dat hij een jammer heeft aangelegd, gebruikt of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, zonder dat daarvoor een vergunning was verleend.
Uit de memorie van toelichting bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet blijkt dat het ‘aangelegd aanwezig hebben’ ruim kan worden geïnterpreteerd. Daarbij moet gedacht worden aan de situatie waarbij in de omgeving van het apparaat een geschikte antenne aanwezig is of andere hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om het apparaat met een betrekkelijk simpele handeling in gebruik te nemen. De intentie van de houder is er dan op gericht om het apparaat te gebruiken. Er kan alleen dan geen sprake zijn van ‘aangelegd aanwezig hebben’ als het apparaat bijvoorbeeld verpakt is of uit andere omstandigheden blijkt dat de intentie van het gebruik niet aanwezig is.
De jammer was niet verpakt en stond in de woonkamer van de verdachte voor het grijpen. Het apparaat hoefde alleen maar op het stroomnet te worden aangesloten, waarna het klaar was voor gebruik. Van omstandigheden waaruit blijkt dat de verdachte niet de intentie had om het apparaat te gebruiken, is niet gebleken. Het enkele feit dat de jammer zonder stroomadapter in de tas zat, is daarvoor onvoldoende. In combinatie met de andere bij verdachte aangetroffen voorwerpen, lijkt de intentie van de verdachte er wel degelijk op gericht te zijn geweest om het apparaat te gebruiken. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte het apparaat strafbaar gedeeltelijk aangelegd aanwezig had.
De verdachte heeft verklaard dat hij de jammer heeft meegenomen tijdens een verhuizing van een vriend en dat hij dacht dat het een autoversterker was. Een autoversterker ziet er heel anders uit dan een jammer. Een autoversterker is veel kleiner en heeft geen antennes.
De verklaring van de verdachte acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig, zodat het ervoor gehouden moet worden dat verdachte de jammer opzettelijk aanwezig gehad.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen:- een wapen van categorie II sub 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een volautomatisch vuurwapen, merk Zastava, [model en typenummer] en
- een getransformeerd wapen van categorie II sub 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen, merk Brun-latrige, [model] , zijnde een vuurwapen dat zodanig vervaardigd of gewijzigd is dat het dragen niet of minder zichtbaar is, voorhanden heeft gehad;
2op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, munitie van categorie II sub 4 van de Wet Wapens en Munitie, te weten:- 36 kogelpatronen, type hollowpoint, kaliber .22LR, en
munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten:- 20 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm,- 18 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm,- 10 hagelpatronen, type FN Training, kaliber 12 GA,- 1 kogelpatroon, type Slug, kaliber 12 GA, en- 30 kogelpatronen, kaliber .320 short,voorhanden heeft gehad;
3
op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk een radiozendapparaat, te weten een jammer, gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
4op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad 302 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5op 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad:- 146 gram hennep en- 58,4 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf van negen maanden passender is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens, waaronder een volautomatisch wapen en een grote hoeveelheid munitie. In de directe nabijheid van het automatisch wapen werden ook tie-wraps en een bivakmuts aangetroffen. Dit doet vermoeden dat deze voorwerpen bedoeld waren om ernstige strafbare feiten mee te plegen. De verdachte kan niet verklaren waarom hij deze goederen in zijn bezit had, behalve dat hij altijd al een wapen heeft willen hebben. Het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie brengt grote veiligheidsrisico’s met zich mee en het ongecontroleerde bezit van deze wapens en munitie verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten.
De rechtbank stelt dan ook grote vraagtekens bij het aanwezig hebben van al deze goederen.
De verdachte verklaart over het automatisch wapen dat hij er met oud en nieuw mee in de wei had willen schieten. Het feit dat de verdachte zo laconiek doet over het hanteren van een dergelijk levensgevaarlijk automatisch wapen, baart de rechtbank ernstige zorgen.
Naast de wapens en de munitie heeft de verdachte ook hard- en softdrugs en een jammer in zijn woning aanwezig gehad.
Door de combinatie van deze voorwerpen lijkt het erop dat de verdachte de wapens niet alleen als verzamelobjecten heeft aangeschaft en de harddrugs niet per ongeluk na een feestje door anderen zijn achtergelaten, zoals hij zelf verklaart. Het lijkt erop dat de verdachte zich begeeft in het criminele circuit, waarin het voorhanden hebben van dergelijke goederen normaal is, of dat hij faciliteert dat deze goederen in dat circuit worden gebruikt.
De verdachte is begin 2017 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor overtreding van de Opiumwet. Hij was dus een gewaarschuwd man. Toch heeft dit hem er niet van weerhouden zich weer schuldig te maken aan dergelijke feiten. Bovendien blijkt uit het strafblad van de verdachte dat de delicten die hij pleegt steeds ernstiger worden.
Ook dit is zeer zorgwekkend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot het aanwezig hebben van wapens, munitie en verdovende middelen. Reeds het aanwezig hebben van dergelijke wapens en munitie rechtvaardigt de oplegging van een langdurige gevangenisstraf, maar de eis van de officier van justitie acht de rechtbank, gelet op de straffen die doorgaans voor dit soort feiten worden opgelegd, te hoog.
De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarde dat de verdachte zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining. Gelet op de aard van de delicten, het gebrek aan informatie over de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze delicten heeft gepleegd, ziet de rechtbank niet de noodzaak van het opleggen van een dergelijke training. Uit de verklaring van de verdachte noch uit het dossier blijkt dat hij beïnvloedbaar is en is aangezet door derden om deze feiten te plegen.
In het verleden is aan de verdachte een voorwaardelijke straf opgelegd. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Daarom ziet de rechtbank niet de meerwaarde in van het opnieuw opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest passend en zal de verdachte hiertoe veroordelen.
7. Het beslag
De hierna in de uitspraak genoemde in beslag genomen wapens, munitie, jammer (elektra) en verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De overige goederen, genoemd op de lijst met inbeslaggenomen voorwerpen, zijn op zichzelf niet in strijd met de wet, maar vormen onderdeel van een geheel dat als zodanig gevaarlijk is in het maatschappelijk verkeer, zodat ook deze voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank zal daarom alle genoemde voorwerpen onttrekken aan het verkeer.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft een vordering ingediend die strekt tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 13 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Ter terechtzitting is gebleken dat de proeftijd die aan deze voorwaardelijke straf was verbonden op 17 augustus 2017 is verlengd met 1 jaar.
De verdachte heeft de strafbare feiten in onderhavige zaak derhalve gepleegd in deze proeftijd en daarmee de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit overtreden, zodat de vordering kan worden toegewezen.
Op 1 januari 2020 is de Wet USB13.in werking getreden. Met de invoering van die wet staat ook tegen een TUL-beslissing algemene voorwaarde geen hoger beroep meer open. Dit betekent dat de beslissing van de rechter in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van de algemene voorwaarde, meteen onherroepelijk en executeerbaar is, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld tegen de veroordeling voor dat nieuwe strafbare feit en de verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken van dat feit.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt niet dat de wetgever acht heeft geslagen op deze situatie bij de wetswijziging en deze consequentie heeft beoogd. Inmiddels lijkt het erop dat de wetgever deze consequentie van de Wet USB niet beoogd heeft en ook onwenselijk acht. Dit punt wordt naar verwachting bij wetswijziging van 1 juli 2020 hersteld.
Hoe dan te handelen in de tussentijd in de onderhavige zaak? Mede gelet op de uitspraak van het Hof Den Bosch van 20 januari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:195, kan de vordering tenuitvoerlegging naar het oordeel van de rechtbank in dit geval worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank gebruik maken van de mogelijkheid om advies te geven over de wijze van tenuitvoerlegging (artikel 6:1:1 Sv) en adviseren de tenuitvoerlegging pas aan te vangen na onherroepelijk worden van de beslissing in de hoofdzaak.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen, zoals genoemd op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen nummer 1 tot en met 19:
1. wapen;
1. wapen;
146 gram verdovende middelen;
58,4 gram verdovende middelen;
1. wapen;
1. wapen;
10 stuks munitie;
12 stuks munitie;
1. stuk munitie;
12 stuks munitie;
30 stuks munitie;
36 stuks munitie;
10 stuks bouwmateriaal;
1. foedraal;
1. holster;
1. tas;
1. muts;
1. stuk elektra;
363 gram verdovende middelen;
Vordering tot tenuitvoerlegging 03.224087.16
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Limburg van 13 januari 2017, gewezen onder parketnummer 03-224087-16, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- adviseert de tenuitvoerlegging van deze straf op te schorten totdat de beslissing over het ten laste gelegde in de hoofdzaak met parketnummer 03-242947-19 onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. M. Driever, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2020.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen:- een wapen van categorie II sub 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een volautomatisch vuurwapen, merk Zastava, [model en typenummer] , en/of- een (getransformeerd) wapen van categorie II sub 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen, merk Brun-latrige, [model] , zijnde (een) vuurwapen(s), dat zodanig vervaardigd of gewijzigd is dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel de aanvalskracht wordt verhoogd, voorhanden heeft gehad;
2hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen,
munitie van categorie II sub 4, te weten:- 36 kogelpatronen, type hollowpoint, kaliber .22LR, en/of
munitie van categorie III, te weten:- een patroonmagazijn met daarin 20 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of- een patroonmagazijn met daarin 18 kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39 mm, en/of- 10 hagelpatronen, type FN Training, kaliber 12 GA, en/of- 1 kogelpatroon, type Slug, kaliber 12 GA, en/of- 30 kogelpatronen, kaliber .320 short,zijnde munitie van categorie II en/of categorie III van de Wet Wapens en Munitie voorhanden heeft gehad;
3hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen, al dan niet opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten jammer, heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd, aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
4hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 302 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5hij op of omstreeks 10 oktober 2019 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad:- ongeveer 146 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of- ongeveer 58,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hennep en/of hasjiesj, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 03‑02‑2020
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019, pagina 36 tot en met 39.
Het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 2019, pagina 58 en 59.
Het aanvullend proces-verbaal d.d. 10 december 2019, proces-verbaalnummer [nummer] .
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019, pagina 36 tot en met 39.
Het proces-verbaal onderzoek wapens d.d. 4 november 2019, pagina 60 tot en met 62.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019, pagina 36 tot en met 39.
Het rapport van het NFI d.d. 24 oktober 2019, pagina 79.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019, pagina 36 tot en met 39.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 10 oktober 2019, pagina 73.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019, pagina 36 tot en met 38.
Het rapport van het NFI d.d. 22 oktober 2019, pagina 82.
Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, Staatsblad 2017, 82.