Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Sint Maarten]
Artikel 11 [Afkoopsommen, vervangende inkomsten, aanmerkelijk belang]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel is gebaseerd op de tekst uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
09-01-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 7 (uitgifte: 14-01-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2014, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2014, 33 (uitgifte: 01-04-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Tot de bestanddelen van het in het vierde lid van artikel 3 omschreven inkomen behoren mede:
- 1°
afkoopsommen, schadeloosstellingen en tegemoetkomingen welke toegekend zijn:
- a.
ter vervanging van gederfde of te derven beloningen, al dan niet ingegane periodieke uitkeringen en andere opbrengsten of inkomsten dan wel
- b.
terzake van het staken of niet verrichten van werkzaamheden in de ruimste zin, dan wel wegens het prijsgeven van een uitzicht op deelgerechtigdheid in een bedrijf of een zelfstandig uitgeoefend beroep;
- 2°
hetgeen bij vervreemding van aandelen in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en welke in liquidatie is getreden of waarschijnlijk binnenkort in liquidatie zal treden ontvangen wordt boven het op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal; behoudens het bepaalde in het sub 3° van dit lid geldt deze bepaling niet, indien de nieuwe verkrijger een binnen Sint Maarten wonende belastingplichtige is, die bij de verkrijging niet in de uitoefening van een bedrijf of beroep heeft gehandeld;
- 3°
De winst uit aanmerkelijk belang, zijnde het gezamenlijke bedrag van:
- a.
voordelen welke worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen verminderd met de aftrekbare kosten (reguliere voordelen);
- b.
voordelen welke worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen, alsmede bij de vervreemding van een gedeelte van de daarin besloten liggende rechten (vervreemdingsvoordelen);
- 4°
Eenmalige uitkeringen en verstrekkingen die worden ontvangen van een stichting particulier fonds of trust als bedoeld in Titel 6 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht. Eenmalige uitkeringen en verstrekkingen die de tegenwaarde van een prestatie vormen, worden slechts belast voor zover zij de waarde van de prestatie te boven gaan. De terzake van de verkrijging door de stichting particulier fonds of trust betaalde successiebelasting wordt als prestatie aangemerkt. Bij meerdere begunstigden kan de Minister bij beschikking regels geven voor de toerekening van de betaalde belasting aan de begunstigden.
2.
Bestaat de afkoopsom, schadeloosstelling, tegemoetkoming dan wel het in het eerste lid onder 2° bedoelde bedrag in de toekenning van een recht, dat periodieke opbrengsten oplevert (zoals het recht op een lijfrente of op een winstaandeel) dan worden slechts deze periodieke opbrengsten, doch niet het eraan ten grondslag liggende recht (stamrecht), tot het inkomen gerekend.
3.
De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot:
- a.
voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal onmiddellijk of middellijk aandeelhouder is geweest in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
- b.
rechten heeft om direct of indirect aandelen te verwerven tot ten minste 5% van het geplaatste aandelenkapitaal;
- c.
winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst van een vennootschap dan wel op ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd.
4.
Voor de belastingplichtige behoren mede tot een aanmerkelijk belang:
- a.
indien hij een aanmerkelijk belang heeft: zijn overige winstbewijzen van en schuldvorderingen op die vennootschap;
- b.
indien hij geen aanmerkelijk belang heeft: de tot zijn vermogen behorende aandelen in, winstbewijzen van en schuldvorderingen, alsmede daarop betrekking hebbende koopopties, op een vennootschap waarin hij geen, maar zijn echtgenoot of een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn wel een aanmerkelijk belang heeft.
5.
Onder vervreemding van aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen wordt mede begrepen:
- a.
het inkopen van aandelen;
- b.
het afkopen en inkopen van winstbewijzen;
- c.
het betaalbaar stellen van liquidatie-uitkeringen;
- d.
het aflossen van schuldvorderingen;
- e.
het brengen in het vermogen van een onderneming;
- f.
het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang;
- g.
het anders dan door overlijden ophouden binnen Sint Maarten te wonen, hieronder begrepen de situatie waarin de belastingplichtige ingevolge het bepaalde in de Belastingregeling voor het Koninkrijk dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting voor de toepassing van die regeling, onderscheidenlijk dat verdrag, geacht wordt geen inwoner van Sint Maarten meer te zijn.
6.
De vervreemdingsvoordelen worden gesteld op de overdrachtsprijs verminderd met de verkrijgingsprijs. Ingeval een overdrachtsprijs of verkrijgingsprijs ontbreekt of is bedongen bij een niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst wordt als overdrachtsprijs, onderscheidenlijk verkrijgingsprijs, aangemerkt de waarde welke ten tijde van de vervreemding, onderscheidenlijk de verkrijging, in het economische verkeer aan de aandelen of winstbewijzen kan worden toegekend. Ten aanzien van aan het vermogen van een onderneming onttrokken aandelen of winstbewijzen geldt als verkrijgingsprijs de waarde welke daaraan ten tijde van de onttrekking in het economische verkeer kan worden toegekend. Ten aanzien van krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht opgekomen aandelen of winstbewijzen geldt als verkrijgingsprijs die welke geldt voor de erflater, onderscheidenlijk degene van wiens zijde de aandelen in de gemeenschap zijn gevallen.
7.
Ingeval de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten vestigt en op dat tijdstip aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap heeft, wordt de verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen gesteld op de waarde welke op dat tijdstip in het economische verkeer aan die aandelen of winstbewijzen kan worden toegekend. De vorige volzin vindt geen toepassing ingeval de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten vestigt binnen tien jaren na deze metterwoon te hebben verlaten. Indien reeds een belastingaanslag is opgelegd bij vertrek van de belastingplichtige uit Sint Maarten, dan wordt deze belastingaanslag kwijtgescholden en wordt de verkrijgingsprijs gesteld op het bedrag van de verkrijgingsprijs voorafgaande aan zijn vertrek. De eerste volzin vindt voorts geen toepassing ingeval het aandelen of winstbewijzen van een in Sint Maarten gevestigde vennootschap betreft behoudens voorzover blijkt dat de belastingplichtige in verband met het metterwoon verlaten van een ander land belasting verschuldigd is over de waarde-aangroei van die aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen.
8.
Het vijfde lid, onderdeel g, vindt met betrekking tot een aanmerkelijk belang in een niet in Sint Maarten gevestigde vennootschap geen toepassing indien het in dat lid bedoelde ophouden binnen Sint Maarten te wonen plaatsvindt binnen acht jaren nadat de belastingplichtige zich metterwoon in Sint Maarten heeft gevestigd en hij sedert de laatste vijfentwintig jaren in totaal niet langer dan tien jaren in Sint Maarten heeft gewoond.
9.
Winst uit aanmerkelijk belang wordt beschouwd te zijn genoten ten aanzien van:
- a.
reguliere voordelen: op het tijdstip bepaald overeenkomstig artikel 16B;
- b.
vervreemdingsvoordelen: op het tijdstip van de vervreemding, met dien verstande dat in geval van het ophouden van de binnenlandse belastingplicht als tijdstip van genieten wordt aangemerkt het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het ophouden van de binnenlandse belastingplicht.
10.
Het tweede lid is niet van toepassing op afkoop van pensioen, behoudens voor zover het betreft een overgang als bedoeld in artikel 6B, tweede lid, tweede volzin, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976.
11.
Het tweede lid is voorts niet van toepassing op afkoop van een recht op lijfrente als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel e, behoudens voor zover het recht wordt omgezet in een ander recht op een soortgelijke lijfrente.