Rb. Zeeland-West-Brabant, 26-02-2016, nr. BRE 15/951
ECLI:NL:RBZWB:2016:1041
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
26-02-2016
- Zaaknummer
BRE 15/951
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2016:1041, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26‑02‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4320, Bekrachtiging/bevestiging
Herziening: ECLI:NL:HR:2018:927, Afwijzing
- Wetingang
art. 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
NTFR 2016/1688 met annotatie van mr. C.J.D. Warren
Uitspraak 26‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Bij de primitieve aanslag wordt de zelfstandigenaftrek gecorrigeerd, maar niet ook de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een beoordelingsfout die in de weg staat aan navordering. Dat indien het aanslagprogramma wel goed had gewerkt, de inkomensafhankelijke combinatiekorting wel was gecorrigeerd, maakt dat niet anders; die omstandigheid doet niet eraan af dat er ook sprake is van een beoordelingsfout.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/951
uitspraak van 26 februari 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 9 februari 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv), aanslagnummer [aanslagnummer].H.07 (hierna: de navorderingsaanslag).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2016 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de inspecteur, [verweerder].
Belanghebbende is, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de navorderingsaanslag;
- -
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1.
Bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv 2010, met dagtekening 25 juli 2013, is de inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte ib/pvv 2010. De inspecteur heeft geconstateerd dat belanghebbende geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Onder meer daarom is het belastbaar inkomen uit werk en woning gecorrigeerd in € 128. Dit bedrag bestaat uit (alleen) loon uit tegenwoordige arbeid. De in de aangifte geclaimde inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 775 heeft de inspecteur niet gecorrigeerd. Voorafgaand aan het opleggen van de aanslag is belanghebbende bij brief van 14 november 2012 geïnformeerd over de afwijking(en) van de aangifte.
2.2.
Bij brief van 3 juli 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 775, en dat dit bedrag zal worden nagevorderd. Met dagtekening 2 augustus 2014 heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd voor voormeld bedrag.
2.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar is de navorderingsaanslag gehandhaafd.
2.4.
In geschil is of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder is in het geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur mag navorderen op grond van artikel 16, lid 2, onderdeel c, van de AWR. Niet in geschil is dat geen sprake van een nieuw feit en evenmin van kwade trouw. Evenmin is in geschil dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting in de zin van artikel 8.14a Wet Inkomstenbelasting 2001.
2.5.
De inspecteur heeft aangevoerd dat er terecht is nagevorderd aangezien door een automatiseringsfout belanghebbende ten onrechte de inkomensafhankelijke combinatiekorting heeft ontvangen. De inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt normaliter bij de aanslagregeling automatisch aangepast, indien er correcties worden doorgevoerd. Pas bij een zogenaamde dump in 2014 bleek dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet automatisch in het systeem werd aangepast. Het gaat dus om een automatiseringsfout. De inspecteur ging er destijds bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv 2010 van uit dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting automatisch zou worden aangepast na de correctie van de zelfstandigenaftrek. Hij mocht daarvan ook uitgaan, zodat een aparte beoordeling van de inkomensafhankelijke combinatiekorting niet nodig was, aldus nog steeds de inspecteur.
2.6.
Artikel 16, lid, onderdeel c van de AWR luidt als volgt:
“2. Navordering kan mede plaatsvinden in alle gevallen waarin te weinig belasting is geheven, doordat:
a. (..)
b. (..)
c. ten gevolge van een fout een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of ten gevolge van een fout een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, hetgeen de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is, waarvan in elk geval sprake is indien de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting bedraagt.”
2.7.
In HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1528, is onder meer het volgende overwogen met betrekking tot deze bepaling:
“2.3.4. Uit de memorie van toelichting bij deze bepaling (…) blijkt dat de wetgever met de introductie van deze regeling over navordering in geval van fouten niet heeft willen breken met de voorheen ontwikkelde rechtspraak over beoordelingsfouten van de inspecteur. Die rechtspraak houdt in dat herstel door middel van navordering niet mogelijk is indien een aanslag te laag is vastgesteld als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de (omvang van de) belastingplicht of van een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht (…). Een dergelijke beoordelingsfout kan niet met toepassing van artikel 16, lid 2, letter c, AWR worden hersteld, ook niet indien zij voor de belastingplichtige kenbaar was. (…).
2.3.5.
Afgezien van de uitsluiting van beoordelingsfouten als hiervoor in 2.3.4 bedoeld, is het begrip ‘fout’ in artikel 16, lid 2, letter c, AWR neutraal en ruim bedoeld (…). Onder fout in de zin van deze bepaling moet worden verstaan: elke misslag die bij de Belastingdienst optreedt in verband met de aanslagregeling, zoals schrijf-, reken-, overname- en intoetsfouten maar ook andere fouten zoals “fouten ten gevolge van de geautomatiseerde verwerking van aangiften”, indien het gevolg daarvan is dat de belastingschuld op een te laag bedrag is vastgesteld.”
2.8.
De rechtbank stelt voorop dat voornoemd artikel niet ziet op beoordelingsfouten van de inspecteur. De rechtbank is anders dan de inspecteur van oordeel dat er sprake is van een beoordelingsfout, die in de weg staat aan navordering, en overweegt daartoe als volgt.
2.8.1.
De inspecteur had bij de vaststelling van de aanslag ib/pvv 2010 kunnen zien dat belanghebbende na de correctie van de zelfstandigenaftrek geen recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting had. Eén van de eisen is immers dat belanghebbende (i) met tegenwoordige arbeid meer dan € 4.706 winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten of (ii) in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. Uit de feiten die de inspecteur heeft gehanteerd bij het opleggen van de aanslag (zie 2.1) volgt dat aan deze eis niet is voldaan. Door de inkomensafhankelijke combinatiekorting desondanks toch toe te kennen aan belanghebbende (niet te corrigeren), is sprake van onjuist inzicht van de inspecteur in het recht en heeft de inspecteur derhalve een beoordelingsfout gemaakt. Daarbij verdient opmerking dat de inspecteur ter zitting heeft erkend dat de inspecteur de inkomensafhankelijke combinatiekorting handmatig had kunnen corrigeren.
2.8.2.
Het betoog dat de inspecteur ervan uitging (en mocht uitgaan) dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting automatisch zou worden gecorrigeerd en dat daarom sprake is van een automatiseringsfout, volgt de rechtbank niet. In de in 2.1 vermelde brief van 14 november 2012 wordt door de inspecteur melding gemaakt van de te corrigeren posten, waaronder de zelfstandigenaftrek, maar wordt niet gemeld dat ook de inkomensafhankelijke combinatiekorting zal worden gecorrigeerd. Dit steunt het voormelde betoog van de inspecteur niet, maar duidt er eerder op dat de inspecteur zich niet heeft gerealiseerd dat correctie van de zelfstandigenaftrek ook gevolgen zou moeten hebben voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hetgeen een beoordelingsfout is).
2.8.3.
De rechtbank onderkent dat indien het aanslagprogramma wel goed had gewerkt, dat programma ervoor had gezorgd dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting wel was gecorrigeerd en de fout dus was voorkomen. Dat doet er echter niet eraan af dat er ook sprake is van een beoordelingsfout. Navordering is dan niet mogelijk op grond van artikel 16, tweede lid, letter c, van de AWR
2.9.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard en de navorderingsaanslag vernietigd.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 26 februari 2016 door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Heel, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.