De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.2.3:5.3.2.3 Tussenconclusie
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/5.3.2.3
5.3.2.3 Tussenconclusie
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS391865:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zowel naar Engels als naar Duits recht wordt een overeenkomst waarbij de bevoegdheid om te procederen wordt uitgesloten, toelaatbaar geacht. In beide stelsels is echter nauwelijks aandacht voor het gevaar van eigenrichting dat een dergelijke afspraak met zich brengt.
De opvatting van Wagner dat het geen algemeen belang is dat partijen hun aanspraken gerechtelijk geldend kunnen maken, kan niet worden geaccepteerd. Indien de mogelijkheid van partijen om hun gerechtelijke aanspraken gerechtelijk geldend te maken te veel wordt beperkt, ontstaat gevaar van eigenrichting. Daar doet, anders dan Wagner en Schlosser menen, niet aan af dat partijen ook kunnen beschikken over hun materiële aanspraken. In het vorige hoofdstuk is betoogd dat het gevaar van eigenrichting met name groot is als er een discrepantie ontstaat tussen hetgeen feitelijk geldt, en hetgeen een partij bij de rechter kan krijgen.
Het is dan ook niet wenselijk aan het Engelse en Duitse recht een voorbeeld te nemen. Wel verdient de vergelijking met de natuurlijke verbintenis, die in de Duitse literatuur is gemaakt, nadere aandacht.