Zie het bestreden arrest van het hof Den Haag van 13 september 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1698, TVA 2023/14, rov. 3.1 t/m 3.4.
HR, 19-01-2024, nr. 22/04659
ECLI:NL:HR:2024:58
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-01-2024
- Zaaknummer
22/04659
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2024:58, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2024; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:1093
ECLI:NL:PHR:2023:1093, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑12‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2024:58
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑01‑2024
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/04659
Datum 19 januari 2024
ARREST
In de zaak van
BRODOGRAĐEVNA INDUSTRIJA SPLIT, DIONIČKO DRUŠTVO,
gevestigd te Split, Kroatië,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Brodosplit,
advocaat: B.M.H. Fleuren,
tegen
STAR CLIPPERS LTD.,
gevestigd te Nassau, Bahama's,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Star Clippers,
advocaat: R.L.M.M. Tan.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar het arrest in de zaak 200.294.849/01 van het gerechtshof Den Haag van 13 september 2022.
Brodosplit heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Star Clippers heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor Brodosplit mede door G.J. Meijer en R.A. González Nicolás.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Brodosplit heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Brodosplit in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Star Clippers begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Brodosplit deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 19 januari 2024.
Conclusie 01‑12‑2023
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Arbitrage. Vordering tot vernietiging arbitrale vonnissen op voet art. 1065 lid 1, onder e, Rv; arbitrale vonnissen in strijd met openbare orde o.g.v. dwingende regel dat geen voordeel mag worden getrokken uit eigen onrechtmatige daad?; motiveringsklachten.
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/04659
Zitting 1 december 2023
CONCLUSIE
P. Vlas
In de zaak
Brodogradevna Industrija Split, Dioničko Društvo, gevestigd te Split, Kroatië
(hierna: Brodosplit)
tegen
Star Clippers Ltd., gevestigd te Nassau, Bahama’s
(hierna: Star Clippers)
Deze zaak heeft betrekking op een vordering tot vernietiging van arbitrale vonnissen wegens strijd met de openbare orde als bedoeld in art. 1065 lid 1, onder e, Rv. In cassatie staat het oordeel van het hof centraal dat Brodosplit de grondslag van de vordering van Star Clippers waar het in de arbitrage om ging heeft miskend met haar stelling dat het arbitrale eindvonnis in strijd is met de openbare orde, omdat toewijzing van de vordering van Star Clippers in strijd is met het dwingendrechtelijke beginsel dat geen enkele partij voordeel mag trekken uit een eigen opzettelijk begane onrechtmatige daad.
1. Feiten en procesverloop
1.1
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.1.Bij overeenkomst van 2 oktober 2014 (hierna: de overeenkomst) heeft Star Clippers Brodosplit opdracht gegeven voor de bouw van een schip (hierna: het schip). In de overeenkomst is een keuze gemaakt voor toepasselijkheid van Nederlands recht.
1.2
Vanwege vertraging in de bouw heeft Star Clippers bij brief van 29 maart 2019 beëindiging van de overeenkomst ingeroepen.
1.3
Vanwege door haar gestelde aanspraken uit hoofde van de overeenkomst heeft Brodosplit ten laste van Star Clippers bewarende beslagen doen leggen op bankrekeningen van Star Clippers in Nederland. Brodosplit heeft daarnaast toestemming gekregen van een Franse rechtbank voor het leggen van bewarend beslag (in Frankrijk) op de Royal Clipper, een (ander) schip van Star Clippers. Op verzoek van Brodosplit heeft op 19 juli 2019 een Franse deurwaarder zich gemeld bij de Royal Clipper, die op dat moment lag afgemeerd in Saint-Tropez (Frankrijk), teneinde dit schip in beslag te nemen, maar de deurwaarder werd de toegang tot de Royal Clipper geweigerd. Na een paar uur is de deurwaarder vertrokken en heeft vervolgens de kapitein van de Royal Clipper besloten weg te varen naar de volgende haven van bestemming en daarbij de Franse wateren te vermijden.2.
1.4
Op 10 juli 2019 is in Rotterdam tussen partijen een arbitrageprocedure (hierna: de arbitrage) gestart. Het scheidsgerecht heeft, voor zover van belang, bij tussenvonnissen van 28 oktober 2019 en 30 januari 2020 bij wege van voorlopige voorzieningen aan Brodosplit verboden om het schip te bezwaren of te vervreemden. Bij eindvonnis van 15 februari 2021 (hierna: het eindvonnis) heeft het scheidsgerecht, voor zover van belang, alle vorderingen van Brodosplit tegen Star Clippers afgewezen, Brodosplit veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan Star Clippers wegens de gelegde bankbeslagen en het geïnitieerde (attempted) scheepsbeslag, en Brodosplit op verbeurte van een dwangsom verboden om het ontwerp en de specificaties van het schip aan derden ter beschikking te stellen of zelf nog een schip conform dat ontwerp en die specificaties te bouwen. Aan deze beslissingen heeft het scheidsgerecht mede het oordeel ten grondslag gelegd dat Brodosplit een niet-geoorloofde vertraging had opgelopen in de bouw van het schip en dat Star Clippers daarom de overeenkomst rechtsgeldig had beëindigd.
1.5
Bij dagvaarding van 17 mei 2021 heeft Brodosplit Star Clippers gedagvaard voor het hof Den Haag en de vernietiging van de tussenvonnissen en het eindvonnis gevorderd op de voet van art. 1065 Rv. Star Clippers heeft de vordering betwist bij conclusie van antwoord. Nadat partijen schriftelijk hebben gerepliceerd en gedupliceerd, heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 8 juli 2022.
1.6
Bij arrest van 13 september 2022 heeft het hof de vordering van Brodosplit afgewezen. Het hof heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
‘5.1 Een arbitraal vonnis is in strijd met de openbare orde indien de inhoud of uitvoering ervan strijd oplevert met dwingend recht van een zo fundamenteel karakter dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd (HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA4945 (Eco Swiss/Benetton)).
(…)
5.4
Brodosplit heeft bij pleidooi nog betoogd dat het eindvonnis ook in strijd is met de openbare orde omdat de toewijzing van de vordering van Star Clippers ter zake van het geïnitieerde scheepsbeslag in Frankrijk in strijd is met het dwingendrechtelijke beginsel dat geen enkele partij voordeel mag trekken uit een opzettelijk begane onrechtmatige daad. Brodosplit miskent hiermee de grondslag van de vordering van Star Clippers waarom het in de arbitrage ging. De veroordeling van Brodosplit in de arbitrage betrof niet zozeer het gelegde beslag als zodanig, maar het geïnitieerde beslag en de weigering van Brodosplit om daarvan en van verdere beslaglegging af te zien, en de schade die dat heeft veroorzaakt. De onttrekking van de Royal Clipper aan het beslag heeft Star Clippers geen voordeel opgeleverd, hooguit een lagere schade dan die zij zou hebben geleden – en waarvoor Brodosplit vanwege de onrechtmatigheid van het beslag evengoed aansprakelijk zou zijn – als zij de Royal Clipper niet aan het beslag zou hebben onttrokken (vlg. ook 202 van het eindvonnis).’
1.7
Brodosplit heeft (tijdig) cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof. Star Clippers heeft geconcludeerd tot verwerping van het principaal cassatieberoep en voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Brodosplit heeft geconcludeerd tot verwerping daarvan. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten, gevolgd door re- en dupliek.
2. Bespreking van het principaal cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel bestaat, na een inleiding, uit één onderdeel dat is gericht tegen rov. 5.4 van het bestreden arrest. Het onderdeel valt uiteen in vier subonderdelen.
2.2
Onderdeel 1.1 klaagt dat het hof heeft miskend dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde, omdat het naar zijn inhoud in strijd is met de regel dat niemand door de rechter (of: een scheidsgerecht) in het gelijk wordt gesteld, wanneer hij zich op zijn eigen onrechtmatige gedragingen beroept3., althans dat een eiser geen rechtsvordering kan instellen die (mede) verband houdt met een door hem zelf gepleegde onrechtmatige daad.4.Hieraan doet niet af dat de veroordeling van Brodosplit in de arbitrage niet zozeer het scheepsbeslag als zodanig betrof, maar het geïnitieerde scheepsbeslag en de weigering van Brodosplit om daarvan en van verdere beslaglegging af te zien, en de schade die dat heeft veroorzaakt. Uit de stellingen van Brodosplit in feitelijke instantie volgt dat de aan Star Clippers toegekende schadevergoeding niet los kan worden gezien van (en dus: mede verband houdt met) de onttrekking aan het scheepsbeslag en dat deze onttrekking onrechtmatig en strafbaar was. Hieruit volgt dat het eindvonnis is gewezen in strijd met de hiervoor genoemde dwingendrechtelijke regels en dus in strijd is met de openbare orde zoals bedoeld in art. 1065 lid 1, onder e, Rv, aldus het onderdeel.
2.3
De klacht (onder 16 van de procesinleiding) neemt ten onrechte tot uitgangspunt dat aan het oordeel van het scheidsgerecht ten grondslag ligt dat Star Clippers (mede) door de onttrekking aan het scheepsbeslag schade heeft geleden. Het scheidsgerecht heeft namelijk geoordeeld dat de schade is veroorzaakt door het beslag (‘the attachment’) en de stelling van Brodosplit dat de schade is veroorzaakt door de onttrekking van Star Clippers aan het scheepsbeslag juist verworpen. Het scheidsgerecht heeft zich daarbij ook rekenschap gegeven van de door Brodosplit ingeroepen regel dat geen enkele partij voordeel mag trekken uit een eigen opzettelijk begane onrechtmatige daad. In het eindvonnis valt het volgende te lezen (onderstrepingen van mij, voetnoten weggelaten):
‘201. Applying these principles to the case at hand, the Tribunal holds that in principle the heads of damages mentioned in paras. 190-191 above are eligible for compensation. These damages are direct consequences of the attachment. The causal link is not broken because these consequences were also conditioned by commercial decisions of Star Clippers flowing from the arrest, i.e., the decisions to leave the place of arrest, to change the itineraries of the Royal Clipper and (…) in order to avoid French waters and possible further arrests, to compensate the passengers and to post security after the UNUM 19.009 arbitral proceedings. The Tribunal opines that the attachment was the adequate cause of all these decisions.
202. Brodosplit has alleged that the loss should remain with Star Clippers because it has been caused by sailing away from the place of arrest. That is unconvincing. Sailing away may have been a criminal offense, but it is hard to see how that might have caused a pecuniary loss. As an obiter, the Tribunal adds that it is quite possible that the loss suffered by Star Clippers would have been higher in case of a prolonged stay of the Vessel at the place of arrest. Star Clippers has alleged that it would have been time consuming for it to arrange providing securities to back up bank guarantees, which has not been sufficiently disputed by Brodosplit.
203. This result is not altered by invoking the maxim of French law nemo auditur suam propriam turpitudinem allegans, because such a broad principle of law in itself is not sufficient to solve concrete cases and is not apt, without further substantiation, to convince the Tribunal that it would thwart civil liability for abusive attachment in the case at hand.’
2.4
Gelet op het vorenstaande miskent Brodosplit de grondslag van de vordering van Star Clippers waar het in arbitrage om ging. Het gelijkluidende oordeel van het hof in rov. 5.4 is dan ook juist, zodat de klacht hierop reeds afstuit.
2.5
Het onderdeel klaagt voorts (onder 18 van de procesinleiding) dat indien het hof heeft geoordeeld dat de in het onderdeel genoemde regels niet van openbare orde zijn, dat oordeel onjuist is. Het hof heeft miskend dat die regels dwingendrechtelijk zijn en zo’n fundamenteel karakter hebben dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd, aldus de klacht.
2.6
Deze klacht faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag. Nog daargelaten de vraag of de in het onderdeel genoemde regels zijn te kwalificeren als dwingend recht dat van een zo fundamenteel karakter is dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd, zijn er in het bestreden arrest geen aanknopingspunten te vinden voor een dergelijke lezing.
2.7
Het onderdeel (onder 19 van de procesinleiding) klaagt nog dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is, althans onvoldoende gemotiveerd, omdat het hof geen enkele aandacht heeft besteed aan een door Brodosplit in feitelijke instantie overgelegd Frans vonnis, waarin de Franse Cour d’appel volgens Brodosplit heeft geoordeeld dat de onttrekking door Star Clippers aan het scheepsbeslag een strafbaar feit was. In het bijzonder heeft het hof geen, althans niet voldoende kenbaar, aandacht besteed aan de stelling van Brodosplit dat de aan Star Clippers toegekende schadevergoeding niet los kan worden gezien van de onttrekking aan het scheepsbeslag en dat deze onttrekking blijkens het vonnis van de Franse rechter een strafbaar feit inhoudt. Uit de stellingen van Brodosplit volgt dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde, aldus de klacht.
2.8
Volgens vaste rechtspraak behoeft de rechter niet op alle door de procespartijen ter ondersteuning van hun standpunt aangevoerde stellingen en argumenten in te gaan5., tenzij sprake is van een essentiële stelling. In het algemeen is van een voor cassatie vatbaar motiveringsgebrek dan ook sprake indien de feitenrechter heeft nagelaten een (essentiële) stelling van een van de partijen te behandelen die, indien juist, waarschijnlijk tot een andere beslissing omtrent toe- of afwijzing van de vordering zou hebben geleid.6.
2.9
Het hof heeft in de eerste zin van rov. 5.4 de stelling van Brodosplit weergegeven dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde omdat de toewijzing van de vordering van Star Clippers ter zake van het geïnitieerde scheepsbeslag in strijd is met het dwingendrechtelijke beginsel dat geen enkele partij voordeel mag trekken uit een opzettelijk begane onrechtmatige daad. Aan deze stelling van Brodosplit ligt het Franse vonnis ten grondslag.7.Het hof heeft die stelling vervolgens in rov. 5.4 verworpen. Van het passeren van essentiële stellingen is dan ook geen sprake, zodat deze motiveringsklacht faalt.
2.10
Onderdeel 1.2 klaagt dat het oordeel van het hof onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd is, omdat het hof zich bij de beoordeling van de vraag of het eindvonnis in strijd is met de openbare orde ten onrechte heeft beperkt tot de vraag of Star Clippers een (vermogensrechtelijk) voordeel heeft behaald door de onttrekking aan het scheepsbeslag. Het onderdeel betoogt dat Brodosplit in feitelijke instantie ook heeft aangevoerd dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde vanwege het enkele feit dat Star Clippers door het scheepsbeslag te frustreren zich schuldig heeft gemaakt aan eigenrichting en daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld.8.Het hof heeft de rechtsregel miskend dat toewijzing van een schadevergoeding ook in strijd kan zijn met de openbare orde indien de eiser geen (rechtstreeks) voordeel heeft genoten van een door hem gepleegd strafbaar feit, althans onrechtmatige daad, maar de ingestelde rechtsvordering wel verband houdt met een door hem gepleegd strafbaar feit, althans een door hem gepleegde onrechtmatige daad, aldus het onderdeel.
2.11
De klacht bouwt voort op onderdeel 1.1 en faalt. Ik wijs er nog op, dat uit de gedingstukken in feitelijke instantie niet de conclusie kan worden getrokken dat Brodosplit ook heeft aangevoerd dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde vanwege het enkele feit dat Star Clippers door het scheepsbeslag te frustreren zich schuldig heeft gemaakt aan eigenrichting en daarvoor strafrechtelijk is veroordeeld (en dat er daarbij dan niet ook sprake hoeft te zijn van een (rechtstreeks) genoten voordeel). Het hof heeft zich dan ook niet behoeven te buigen over een dergelijke stelling. In de pleitaantekeningen van Brodosplit ten behoeve van de mondelinge behandeling bij het hof is het volgende opgenomen (onderstrepingen van mij, afgezien van de kopjes, en voetnoten weggelaten):
‘II JURIDISCH KADER
3. Volgens vaste rechtspraak is sprake van strijd met de openbare orde in de zin van artikel 1065 lid 1 sub e Rv “indien de inhoud of uitvoering van het arbitrale vonnis strijdt met dwingend recht van een zo fundamenteel karakter dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd.”
4. Het dwingendrechtelijke beginsel wat in deze kwestie speelt is het beginsel dat niemand voordeel mag trekken uit een opzettelijk begane onrechtmatige daad. Immers, het eindvonnis veroordeelt Brodosplit de schade die voortvloeit uit een feit waarvan de illegaliteit en strafbaarheid in het Franse vonnis is vast komen te staan aan Star Clippers te vergoeden.
III DE TOEGEWEZEN SCHADEVERGOEDING
5. De eerste vraag die beantwoord moet worden is de vraag of de in het eindvonnis toegewezen schadevergoeding ook vergoeding omvat voor schade die geleden is als gevolg van een strafbaar feit. Deze vraag kan, zoals hieronder uiteengezet, volmondig bevestigend beantwoord worden.
6. De gevorderde schadevergoeding bestrijkt “damages claims from guests (both guests on the Royal Clipper and guests from other Vessels whose itinerary had to be changed last minute in light of the threat of further attempts to arrest the Royal Clipper or (…)).” Het staat daarmee buiten kijf dat ook de schadeclaims van passagiers aan boord van de “Royal Clipper” deel uitmaken van de door Brodosplit te betalen schadevergoeding.
7. Paragraaf 202 zaait in dit opzicht echter verwarring, door het volgende te overwegen: “Brodosplit has alleged that the loss should remain with Star Clippers because it has been caused by sailing away from the place of arrest. That is unconvincing. Sailing away may have been a criminal offense, but it is hard to see how that might have caused a pecuniary loss.” Met deze overweging lijkt het scheidsgerecht te suggereren dat het onttrekken van de “Royal Clipper” aan het beslag niet de oorzaak kon zijn van de schade.
8. De vraag is welke schade dan wel vergoed dient te worden. In ieder geval niet de schade die ontstaan zou zijn indien het schip niet aan het beslag onttrokken zou zijn. Hoewel deze schade wellicht nog hoger had kunnen uitvallen, maakt het scheidsgerecht ondubbelzinnig en terecht duidelijk dat er geen hypothetische schade toegewezen kan worden, maar slechts schade voor zover daadwerkelijk ontstaan.
9. Daarbij stelt het eindvonnis vast dat de causale ketting niet verbroken is doordat de “Royal Clipper” aan het beslag onttrokken werd. Sterker nog, het eindvonnis erkent dat de schade mede veroorzaakt werd door “the decisions to leave the place of arrest, to change the itineraries of the Royal Clipper and Star Flyer in order to avoid French waters and possible further arrests.” Hoewel het scheidsgerecht deze beslissingen ietwat bagatelliseert door ze af te doen als commerciële afwegingen, is door het Franse vonnis […] inmiddels vast komen te staan dat deze beslissingen eerder als crimineel omschreven dienen te worden.
10. Het eindvonnis kan dan ook niet anders begrepen worden dan als een verplichting tot vergoeding van schade die (mede) het gevolg is van een criminele daad.
IV STRIJD MET DWINGEND RECHT
(…)
14. Met het Franse vonnis is vast komen te staan dat Star Clippers onrechtmatig, zelfs crimineel handelde. Tevens is het evident dat het eindvonnis Brodosplit veroordeelt tot het vergoeden van schade die het directe gevolg is van het criminele handelen van Star Clippers. Het moge duidelijk zijn dat dit onverenigbaar is met het beginsel dat niemand voordeel mag trekken uit een opzettelijk begane onrechtmatige daad.
15. Dat dit beginsel “van een zo fundamenteel karakter [is] dat de naleving ervan niet door beperkingen van procesrechtelijke aard mag worden verhinderd” is eveneens glashelder. De samenleving als geheel heeft er enorm belang bij dat criminele gedragingen bestraft worden en niet via civielrechtelijke wegen indirect beloond of schadeloos gesteld. Daar het eindvonnis weldegelijk dat laatste bewerkstelligt, moet het privébelang van Star Clippers in dit geval wel wijken voor het grotere publieke belang van de Franse Republiek.’
2.12
Gelet op rov. 5.4, eerste zin, heeft het hof in de door Brodosplit aangehaalde passages (9 en 14) van de pleitaantekeningen (kennelijk) niet de stelling gelezen die met de klacht wordt aangevoerd, maar uitsluitend de stelling dat het eindvonnis in strijd is met de openbare orde omdat de toewijzing van de desbetreffende vordering van Star Clippers in strijd is met het dwingendrechtelijke beginsel dat geen enkele partij voordeel mag trekken uit een opzettelijk begane onrechtmatige daad. Het oordeel van het hof ten aanzien van wat de stelling van Brodosplit ter zake inhoudt, is in het licht van de gedingstukken (in het bijzonder de hiervoor geciteerde passages uit de pleitaantekeningen, maar ook het proces-verbaal van de mondelinge behandeling wijst niet in een andere richting) niet onbegrijpelijk of anderszins onvoldoende gemotiveerd, terwijl voor verdere toetsing in cassatie geen plaats is, nu dat oordeel berust op aan het hof voorbehouden waarderingen van feitelijke aard. Het onderdeel kan dan ook niet tot cassatie leiden.
2.13
Het onderdeel bevat nog een voortbouwende klacht dat de overweging van het hof in rov. 5.4 – dat de veroordeling in de arbitrage niet zozeer het gelegde beslag als zodanig betrof maar het geïnitieerde scheepsbeslag en de weigering van Brodosplit om daarvan en van verdere beslaglegging af te zien en de schade die dat heeft veroorzaakt – zijn oordeel niet kan dragen dat het eindvonnis niet in strijd is met de openbare orde. Deze klacht bouwt voort op de eerste klacht van onderdeel 1.2 en deelt het lot daarvan.
2.14
Onderdeel 1.3 is gericht tegen de overweging van het hof dat de onttrekking van de Royal Clipper aan het beslag Star Clippers geen voordeel heeft opgeleverd, hooguit een lagere schade dan die zij zou hebben geleden – en waarvoor Brodosplit vanwege de onrechtmatigheid van het beslag evengoed aansprakelijk zou zijn – als zij de Royal Clipper niet aan het beslag zou hebben onttrokken (rov. 5.4, laatste zin, waarbij het hof verwijst naar randnr. 202 van het eindvonnis). Het onderdeel klaagt dat het oordeel van het hof onjuist is, althans onbegrijpelijk. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat de in onderdeel 1.1 vermelde regels ook meebrengen dat het eindvonnis moet worden vernietigd wegens strijd met de openbare orde in de situatie dat de onttrekking van de Royal Clipper aan het scheepsbeslag geen voordeel heeft opgeleverd, nu in dit geval de gevorderde schadevergoeding mede verband houdt met een door de eiser begane onrechtmatige daad en dat een arbitraal vonnis dat in strijd met die regel is gewezen, in strijd is met de openbare orde. Ook klaagt het onderdeel dat het oordeel van het hof onjuist is, althans onbegrijpelijk, omdat niet valt in te zien waarom het vermijden van een verlies geen voordeel zou kunnen zijn.
2.15
Ook dit onderdeel bouwt op het voorafgaande voort. Bij de bespreking van onderdeel 1.2 heb ik uiteengezet dat het hof de stellingen van Brodosplit in feitelijke instantie zo heeft mogen begrijpen als het heeft gedaan. Brodosplit heeft niet aangevoerd dat tevens sprake is van strijd met de openbare orde in de situatie dat de onttrekking van de Royal Clipper geen voordeel heeft opgeleverd. Verder gaat de klacht uit van het onjuiste uitgangspunt dat aan het oordeel van het scheidsgerecht ten grondslag ligt dat Star Clippers (mede) door de onttrekking aan het scheepsbeslag schade heeft geleden. Dat is niet het geval (zie de behandeling van de eerste klacht van onderdeel 1.1). Het onderdeel faalt dus.
2.16
Onderdeel 1.4 neemt, onder verwijzing naar de motiveringsklacht van onderdeel 1.1, als uitgangspunt dat het hof geen enkele aandacht heeft besteed aan het Franse vonnis. Het onderdeel klaagt dat indien hieraan het oordeel ten grondslag ligt dat het hof bij de beoordeling van de vernietigingsgronden geen acht mocht slaan op het Franse vonnis, althans gebonden was aan de door het scheidsgerecht vastgestelde feiten, dat oordeel onjuist is. In dat geval heeft het hof miskend dat bij de beoordeling van een beroep op de openbare orde ex art. 1065 lid 1, onder e, Rv ook acht kan worden geslagen op na voltooiing van de arbitrale procedure bekend geworden feiten, zoals in dit geval het na het eindvonnis gewezen Franse vonnis, en dat deze feiten kunnen maken dat het arbitrale vonnis wordt vernietigd wegens strijd met de openbare orde, aldus het onderdeel.
2.17
Het onderdeel bouwt voort op de motiveringsklacht van onderdeel 1.1 en deelt het lot daarvan. De veronderstelling dat het hof heeft geoordeeld dat het bij de beoordeling van de vernietigingsgronden geen acht mocht slaan op het Franse vonnis, althans gebonden was aan de door het scheidsgerecht vastgestelde feiten, mist feitelijke grondslag. Voor een dergelijke lezing zijn geen aanknopingspunten te vinden in rov. 5.4 of elders in het bestreden arrest.
2.18
De slotsom is dat het principaal cassatieberoep faalt. Ik geef Uw Raad in overweging het beroep te verwerpen met toepassing van art. 81 lid 1 RO.
3. Bespreking van het voorwaardelijk incidenteel cassatiemiddel
3.1
Het incidenteel cassatieberoep van Star Clippers is ingesteld onder de voorwaarde dat het principaal cassatieberoep slaagt. Nu geen van de klachten van het principaal cassatieberoep slaagt, is de voorwaarde waaronder het incidenteel cassatieberoep is ingesteld, niet vervuld. Het incidentele cassatiemiddel behoeft daarom geen bespreking.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 01‑12‑2023
Zie het arbitrale eindvonnis onder randnr. 184.
In de procesinleiding aangeduid als ‘nemo turpitudinem suam allegans auditur’.
In de procesinleiding aangeduid als ‘ex turpi causa non oritur actio’.
Zie B.T.M. van der Wiel, in: Van der Wiel (red.), Cassatie 2019/116; Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/188. Zie bijvoorbeeld ook HR 10 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1044, NJ 2006/191, rov. 4.5.
Zie W.D.H. Asser, Cassatie, 2018, par. 4.6.3; A.E.H. van der Voort Maarschalk, in: Van der Wiel (red.), Cassatie 2019/70-71; A.E.H. van der Voort Maarschalk en A. Knigge, Cassatie 2019/43; Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2015/188.
Zie de pleitaantekeningen van Brodosplit ten behoeve van de mondelinge behandeling bij het hof, onder par. 3 en 4, waarin de stelling van Brodosplit staat vermeld die door het hof is weergegeven in de eerste zin van rov. 5.4 van het bestreden arrest. De rest van de pleitaantekeningen betreft de onderbouwing van die stelling van Brodosplit.
Hierbij verwijst het onderdeel in voetnoot 25 naar par. 9 en 14 van pleitaantekeningen van Brodosplit ten behoeve van de mondelinge behandeling bij het hof.