Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.7.2:4.7.2 Uitzonderingen
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/4.7.2
4.7.2 Uitzonderingen
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS587448:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het nieuwe overgangsrecht is geregeld dat, in afwijking van het oorspronkelijke bepalingen, de hybride leningwetgeving ook van toepassing is op een lening die is aangegaan voor 1 januari 2002, indien op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:
de voorwaarden waaronder de lening is aangegaan zodanig worden gewijzigd, dat de lening in de zin van art. 10, lid 1, onderdeel d bij de schuldenaar feitelijk gaat functioneren als eigen vermogen; of
ingeval het reeds een hybride lening betreft:
de aflossingsdatum van de lening wordt verschoven naar een later tijdstip; of – een andere rechtspersoon in de plaats treedt van de schuldenaar, tenzij dit geschiedt in het kader van een gefacilieerde fusie of splitsing.
Het eerste punt betreft het tegengaan van het ombouwen van niet-hybride leningen tot hybride leningen. Het tweede punt werpt een dam op tegen toepassing van het overgangsregime op leningen van voor 2002, met bijvoorbeeld een winstafhankelijke rente en een (initiële) vaste looptijd van meer dan tien jaar, waarvan de looptijd nadien wordt verlengd. Art. XIV, onderdeel b, sub 2 bepaalt ten slotte dat de overgangsregeling niet (langer) van toepassing is, indien een andere rechtspersoon de schuld van de schuldenaar overneemt. Hiermee voorkomt de wetgever de handel in oude niet-besmette leningen. Indien de schuldoverneming evenwel geschiedt in de vorm van een fusie of splitsing waarbij de daarbij behaalde winst op de voet van art. 14, 14a of 14b buiten aanmerking blijft, wordt de oude lening wel geëerbiedigd. Opvallend hierbij is dat de wetgever ervoor heeft gekozen om de overgangsregeling alleen in stand te houden bij fiscaal gefacilieerde fusies en splitsingen. Indien een belastingplichtige om hem moverende redenen kiest voor afrekening, vindt de tegemoetkoming per definitie niet plaats. Waarom is gekozen voor deze insteek, is mij niet geheel duidelijk. Mogelijk dat de wetgever de zakelijkheidstoets, zoals deze is verwerkt in de fusie- en splitsingsfaciliteit, heeft willen importeren naar deze overgangsregeling. Een fiscaal niet gefacilieerde fusie kan echter ook zakelijk zijn. Als het importeren van de zakelijkheidstoets daadwerkelijk de motivering is geweest van de wetgever, dan vind ik een tegenbewijsregeling voor de zakelijkheid van de niet-gefacilieerde fusie of splitsing waarbij een hybride lening overgaat zeker op zijn plaats. Mogelijk komt het onderscheid tussen de wel en de niet-gefacilieerde fusie/splitsing echter voort uit de aard van faciliteit. De verdwijner treedt immers ‘in de plaats van’ de verdwijner. Dit geldt dan volgens de overgangsregeling ook voor situaties van een fiscaal gefacilieerde fusie of splitsing, maar niet voor de niet-gefacilieerde variant omdat daar geen sprake is van een in de plaats treden.