Hof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, nr. 14/01117
ECLI:NL:GHARL:2015:9639
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
15-12-2015
- Zaaknummer
14/01117
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:9639, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 15‑12‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2731, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
V-N 2016/15.10 met annotatie van Redactie
NTFR 2016/567 met annotatie van mr. J. Kastelein
Uitspraak 15‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Bekendmaking. In brievenbus deponeren. Tijdigheid bezwaar.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01117
uitspraakdatum: 15 december 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 september 2014, nummer AWB 13/7620, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
De Inspecteur heeft op 13 maart 2013 ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking vastgesteld wegens het niet voldoen aan de verplichtingen vervat in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) (hierna: de informatiebeschikking). De informatiebeschikking heeft betrekking op de periode 2008 tot en met 2010 (inkomstenbelasting) en de periode 1 januari 2008 tot en met 30 september 2012 (omzetbelasting).
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 16 september 2014 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door mr. [A] als zijn gemachtigde, alsmede, namens de Inspecteur [B] en drs. [C] . De zaak is, met instemming van partijen, gelijktijdig behandeld met de zaken met rolnummers 15/00004 en 15/00005.
1.7.
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een onderneming (taxibedrijf). Naar aanleiding van een boekenonderzoek is de informatiebeschikking vastgesteld. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt bij brief van 6 augustus 2013, door de Inspecteur ontvangen op 8 augustus 2013. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1.
Tussen partijen is in geschil of het bezwaar tegen de informatiebeschikking tijdig is ingediend.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt bovenstaande vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
3.3.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan op de zitting is toegevoegd, is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de AWR, kort gezegd, aan op de dag na die van de dagtekening van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij die dag is gelegen vóór de dag van bekendmaking. Blijkens artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van een besluit door toezending of uitreiking aan belanghebbende. Op grond van artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, dan wel tijdig ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de bezwaartermijn ontvangen bezwaar achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat de informatiebeschikking hem eerst op 11 juli 2013 bekend is geworden.
4.3.
De Inspecteur heeft gesteld dat de informatiebeschikking op 19 maart 2013 door een controlemedewerker, de heer [D] (hierna: [D] ), persoonlijk in de brievenbus van belanghebbende is gedeponeerd en dat [D] op 21 maart 2013, in het bijzijn van zijn collega [E] , een kopie van het controlerapport in diezelfde brievenbus heeft gedeponeerd. [D] heeft verklaard dat de brievenbus op het moment dat hij het vorenbedoeld controlerapport in de brievenbus deponeerde leeg was. De Inspecteur heeft voor deze persoonlijke bezoeken bewijs bijgebracht in de vorm van verklaringen van [D] , de agenda van [D] en correspondentie (via e-mail en sms) tussen belanghebbende en [D] .
4.4.
Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat de informatiebeschikking op 19 maart 2013 in de brievenbus van belanghebbende is gedeponeerd Dit is op één lijn te stellen met toezending of uitreiking als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb. Hetgeen belanghebbende verder omtrent de bekendmaking heeft gesteld, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat de bezwaartermijn is aangevangen op 20 maart 2013 en dat 1 mei 2013 de laatste dag van deze termijn was.
4.5.
Nu belanghebbende het bezwaar eerst op 6 augustus 2013 ter post heeft bezorgd, derhalve na afloop van de bezwaartermijn, blijft niet-ontvankelijkverklaring slechts achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Naar het oordeel van het Hof kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Zelfs indien het Hof er veronderstellenderwijs vanuit zou gaan dat belanghebbende, zoals hij stelt, eerst op 11 juli 2013 bekend is geworden met de informatiebeschikking, dan nog kan niet worden gezegd dat hij zo spoedig mogelijk als van hem kan worden verwacht hiertegen bezwaar heeft gemaakt. De periode gelegen tussen 11 juli 2013 en 6 augustus 2013 is hiervoor te lang (vgl. HR 22 maart 2002, nr. 36933, ECLI:NL:HR:2002:AE0462 en HR 13 juli 2012, nr. 10/05309, ECLI:NL:HR:2012:BV1885).
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. Hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
5. Kosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. R.A.V. Boxem, voorzitter,R. den Ouden en B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is op 15 december 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen, | De voorzitter, |
(C.E. te Brake) | (R.A.V. Boxem) |
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 december 2015
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EHDen Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.