Inhoudsopgave
V-N 2020/23.4:Schuld blijft eigenwoningschuld ondanks betaalpauze voor rente en aflossing
V-N 2020/23.4
Schuld blijft eigenwoningschuld ondanks betaalpauze voor rente en aflossing
Documentgegevens:
Datum 06-05-2020
- Datum
06-05-2020
- Bronauteur
Staatssecretaris van Financiën
- Bronvindplaats
Stcrt. 2020, 26069
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS199853:1
- Vakgebied(en)
Corona (V)
Inkomstenbelasting / Eigen woning
- Wetingang
art. 3.119a en 3.119c Wet IB 2001
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Artikel 3.119e, tweede lid, onderdeel a, Wet IB 2001.
Artikel 3.119g Wet IB 2001.
Onder arbeidsinkomen wordt verstaan het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden (wettekst 2020).
Artikel 3.147 Wet IB 2001.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daartoe heeft de Staatssecretaris van Financiën besloten. De goedkeuring was al aangekondigd (zie V-N 2020/20.3). Daarnaast wordt in het besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is.
Het besluit is op 9 mei 2020 in werking getreden en geldt onder voorwaarden ook voor al vóór de publicatie van dit besluit overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus.
Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 mei 2020, nr. 2020-85139, Stcrt. 2020, 26069
1. Inleiding
Schulden die onder de per 1 januari 2013 ingevoerde fiscale aflossingseis vallen, moeten aan de voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001 voldoen om als eigenwoningschuld te kunnen kwalificeren. Daarin is onder meer bepaald dat een schuld alleen als eigenwoningschuld wordt aangemerkt als er een contractuele verplichting is tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen van de schuld. Ook moet daadwerkelijk aan deze aflossingsverplichting worden voldaan.
Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus kunnen belastingplichtigen met een eigenwoningschuld te maken krijgen met (dreigende) betalingsproblemen, waardoor zij niet meer aan hun maandelijkse verplichting tot het betalen van rente en aflossing kunnen voldoen. Nederlandse geldverstrekkers vinden het gewenst in bepaalde gevallen hun schuldenaren een betaalpauze aan te kunnen bieden, waardoor zij gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing hoeven te betalen. Als een belastingplichtige hiervan gebruikmaakt, voldoet hij veelal op het wettelijke toetsmoment 31 december 2020 niet aan de aflossingseis, waardoor hij te maken krijgt met een aflossingsachterstand. De schuld blijft alleen behoren tot de eigenwoningschuld als sprake is van een incidentele aflossingsachterstand en deze uiterlijk op 31 december 2021 is ingelopen. Als de aflossingsachterstand op 31 december 2021 niet is ingelopen, blijft de schuld onder voorwaarden alleen tot de eigenwoningschuld behoren als per 1 januari 2022 contractueel een nieuw ten minste annuïtair aflosschema (hierna: nieuw aflosschema) wordt overeengekomen met de geldverstrekker voor de resterende looptijd.1
Om geldverstrekkers de mogelijkheid te bieden om hun schuldenaren de aflossingsachterstanden gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis op een andere wijze te laten inhalen dan wettelijk is voorgeschreven, zijn in dit besluit goedkeuringen opgenomen waardoor de schuld ook in die situatie blijft behoren tot de eigenwoningschuld. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór de publicatie van dit besluit overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis en waar nodig op de artikelen 62 en 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De betaalpauze kan ook fiscale gevolgen hebben voor het moment waarop de belastingplichtige de tijdens de betaalpauze verschuldigde, maar feitelijk niet betaalde rente in aftrek kan brengen. In dit besluit worden deze gevolgen toegelicht. Een eventuele schuld die een belastingplichtige aangaat voor het inhalen van de renteachterstand, is overigens altijd een box 3-schuld.
2. Betaalpauzes waar dit besluit op van toepassing is
Dit besluit geldt voor betaalpauzes die aan de volgende drie voorwaarden voldoen:
De belastingplichtige heeft tussen 12 maart en 30 juni 2020 bij zijn geldverstrekker gemeld dat hij (dreigende) betalingsproblemen heeft door de uitbraak van het coronavirus;
De belastingplichtige en de geldverstrekker zijn als gevolg hiervan een betaalpauze overeengekomen, die uiterlijk op 1 juli 2020 ingaat, en die schriftelijk door de geldverstrekker wordt bevestigd; en
Deze betaalpauze heeft een looptijd van maximaal zes maanden.
Als de geldverstrekker een ander dan een aangewezen administratieplichtige is,2 gelden aanvullend de volgende twee voorwaarden:
De belastingplichtige heeft als gevolg van de uitbraak van het coronavirus een terugval in arbeidsinkomen, bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onderdeel e, Wet IB 2001,3 van ten minste 20% over een periode van drie aaneengesloten kalendermaanden of verwacht deze redelijkerwijs te hebben, waarbij:
de periode van drie aaneengesloten kalendermaanden moet aanvangen in het tijdvak vanaf 1 maart 2020 tot en met 1 juli 2020;
om te bepalen of sprake is van een terugval van ten minste 20% het arbeidsinkomen uit de periode onder 1 wordt vergeleken met:-
¼ deel van het totale arbeidsinkomen over 2019; of
het arbeidsinkomen in het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020; en
De belastingplichtige moet aannemelijk kunnen maken dat hij aan alle voorwaarden voldoet, waarbij voor voorwaarde d geldt dat de belastingplichtige de terugval aannemelijk moet kunnen maken op basis van een reële schatting of al beschikbare gegevens.
Dit besluit geldt zoals aangegeven ook voor al vóór de publicatie van dit besluit overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Dit onder de voorwaarde dat een dergelijke betaalpauze voor nog te vervallen termijnen zodanig is of wordt vormgegeven dat de contractuele vormgeving voldoet aan de hierna in onderdeel 4 opgenomen beschrijving. Als de contractuele vormgeving voor nog te vervallen termijnen anders dan oorspronkelijk wordt vormgegeven, wordt voor de al vervallen termijnen voor het moment van renteaftrek aangesloten bij het moment van renteaftrek voor de nog te vervallen termijnen.
3. Goedkeuringen op andere wijze inhalen aflossingsachterstand
Als onderdeel van het bieden van maatwerk aan schuldenaren waarmee geldverstrekkers een betaalpauze overeenkomen, willen zij de mogelijkheid kunnen benutten om al eerder dan per 1 januari 2022 een nieuw aflosschema overeen te komen voor de aflossingsachterstand die als gevolg van de betaalpauze ontstaat (onderdeel 3.1). Daarbij is het in bepaalde gevallen gewenst de resterende lening te splitsen in een deel bestaande uit de resterende hoofdsom zonder rekening te houden met de door de betaalpauze ontstane aflossingsachterstand en een deel ter grootte van de door de betaalpauze ontstane aflossingsachterstand (onderdeel 3.2).
Het op voornoemde wijze inhalen van een aflossingsachterstand en het daarbij splitsen van de eigenwoningschuld voldoet niet aan de wettelijke regeling voor het inhalen van aflossingsachterstanden, waardoor de schuld op enig moment niet langer zou behoren tot de eigenwoningschuld. Dit gevolg vind ik ongewenst gezien de huidige niet voorziene bijzondere omstandigheden als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Daarom keur ik het volgende goed.
3.1. Goedkeuring eerder overeenkomen nieuw aflosschema
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat in verband met de aflossingsachterstand die ontstaat als gevolg van de betaalpauze ook eerder dan per 1 januari 2022 met de geldverstrekker een nieuw aflosschema overeen mag worden gekomen voor de gehele schuld voor de resterende looptijd van die schuld. De schuld blijft in dat geval behoren tot de eigenwoningschuld mits aan de overige voorwaarden is voldaan.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende vier voorwaarden:
Als extra toetsmoment geldt in dit geval de dag waarop de betaalpauze afloopt. Het toetsmoment, bedoeld in artikel 3.119c, zevende lid, onderdeel c, Wet IB 2001, blijft gedurende de betaalpauze buiten toepassing;
De belastingplichtige en de geldverstrekker komen schriftelijk een nieuw aflosschema overeen, dat is gebaseerd op de omvang van de schuld overeenkomstig het oorspronkelijk overeengekomen lopende aflosschema op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema verhoogd met de aflossingsachterstand als gevolg van de betaalpauze;
Het nieuwe aflosschema heeft maximaal dezelfde resterende looptijd als de oorspronkelijke schuld; en
Het nieuwe aflosschema moet zo snel mogelijk na afloop van de betaalpauze worden overeengekomen en ingaan (rekening houdend met administratieve mogelijkheden), met dien verstande dat het nieuwe aflosschema uiterlijk op 1 januari 2022 ingaat.
Om te bepalen of de schuld op de toetsmomenten (artikel 3.119c, zevende lid, Wet IB 2001) volgend op het moment van ingaan van het nieuwe aflosschema niet meer bedraagt dan de uitkomst van de formule van artikel 3.119c, eerste lid, Wet IB 2001, wordt voor de toepassing van die formule verstaan onder:
de omvang van de schuld zoals bepaald met toepassing van voorwaarde b op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema.
de nieuwe maandelijkse rentevoet (indien van toepassing).
het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd vanaf de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema.
de nog resterende maximale looptijd van de oorspronkelijke looptijd van de schuld in gehele kalendermaanden op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema.
Voorbeeld
Een belastingplichtige heeft een eigenwoningschuld die hij gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflost. Door de uitbraak van het coronavirus komt hij in betalingsproblemen en meldt hij zich bij zijn bank. Hij komt met zijn bank een betaalpauze van zes maanden overeen ingaande op 1 juli 2020. Het resterende bedrag van zijn lening is op het moment waarop de betaalpauze afloopt (het toetsmoment, in dit geval 31 december 2020) € 117.000. Het resterende bedrag mag op basis van de fiscale aflossingseis op dat moment echter niet hoger zijn dan € 114.000, waardoor de belastingplichtige een aflossingsachterstand heeft van € 3000. Door de goedkeuring mag direct na afloop van de betaalpauze per 1 januari 2021 voor het resterende bedrag van € 117.000 een nieuw aflosschema worden overeengekomen voor de resterende looptijd, waardoor deze schuld blijft behoren tot de eigenwoningschuld en de aflossingsachterstand moet worden ingehaald binnen de resterende looptijd in plaats van al op uiterlijk 31 december 2021.
3.2. Goedkeuring eerder nieuw aflosschema overeenkomen en alleen voor aflossingsachterstand
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat in verband met de aflossingsachterstand die ontstaat als gevolg van de betaalpauze ook eerder dan per 1 januari 2022 met de geldverstrekker een nieuw aflosschema overeen mag worden gekomen dat alleen betrekking heeft op het deel van de schuld ter grootte van die aflossingsachterstand voor maximaal de resterende looptijd van de oorspronkelijke schuld. Dit heeft tot gevolg dat de oorspronkelijke schuld wordt gesplitst in een deel waarvoor het oorspronkelijke bestaande aflosschema wordt voortgezet (hierna: oude deel) en een deel, ter grootte van de tijdens de betaalpauze ontstane aflossingsachterstand, waarvoor een nieuw aflosschema wordt overeengekomen (hierna: nieuwe deel). In het nieuwe aflosschema wordt de ontstane aflossingsachterstand afgelost in maximaal de resterende looptijd van de oorspronkelijke schuld. Zowel het oude deel als het nieuwe deel blijven in dat geval behoren tot de eigenwoningschuld mits aan de overige voorwaarden is voldaan.
Voorwaarden
Als extra toetsmoment geldt in dit geval de dag waarop de betaalpauze afloopt. Het toetsmoment, bedoeld in artikel 3.119c, zevende lid, onderdeel c Wet IB 2001, blijft gedurende de betaalpauze buiten toepassing;
Het nieuwe deel bedraagt maximaal de door de betaalpauze ontstane aflossingsachterstand;
Het nieuwe deel heeft maximaal dezelfde resterende looptijd als het oude deel; en
Het nieuwe aflosschema voor het nieuwe deel moet zo snel mogelijk na afloop van de betaalpauze worden overeengekomen en ingaan (rekening houdend met administratieve mogelijkheden), met dien verstande dat het nieuwe aflosschema uiterlijk ingaat op 1 januari 2022.
Om voor het nieuwe deel te bepalen of de schuld op de toetsmomenten (artikel 3.119c, zevende lid, Wet IB 2001) volgend op het moment van ingaan van het nieuwe aflosschema niet meer bedraagt dan de uitkomst van de formule in artikel 3.119c, eerste lid, Wet IB 2001, wordt voor de toepassing van die formule verstaan onder:
de omvang van de schuld ter grootte van de aflossingsachterstand door de betaalpauze op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema voor het nieuwe deel.
de nieuwe maandelijkse rentevoet (indien van toepassing).
het aantal verstreken gehele kalendermaanden van de looptijd vanaf de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema voor het nieuwe deel.
de overeengekomen looptijd van de schuld voor het nieuwe deel in gehele kalendermaanden op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van het nieuwe aflosschema voor het nieuwe deel, met dien verstande dat deze looptijd maximaal bedraagt de nog resterende oorspronkelijke looptijd van de schuld voor het oude deel.
Voorbeeld
Een belastingplichtige heeft een eigenwoningschuld, die hij gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflost. Door de uitbraak van het coronavirus komt hij in betalingsproblemen en meldt hij zich bij zijn bank. Hij komt met zijn bank een betaalpauze van zes maanden overeen ingaande op 1 juli 2020. Het resterende bedrag van zijn lening is op het moment waarop de betaalpauze afloopt (het toetsmoment, in dit geval 31 december 2020) € 117.000. Het resterende bedrag mag echter op basis van de fiscale aflossingseis op dat moment niet hoger zijn dan € 114.000, waardoor de belastingplichtige een aflossingsachterstand heeft van € 3000. Door de goedkeuring mag direct na afloop van de betaalpauze per 1 januari 2021 de resterende schuld van € 117.000 worden gesplitst in het oude deel van € 114.000, waarvoor het oorspronkelijke aflosschema wordt voortgezet en in een nieuw deel van € 3000 (aflossingsachterstand), waarvoor een nieuw aflosschema wordt overeengekomen met maximaal dezelfde resterende looptijd. Beide schulden blijven behoren tot de eigenwoningschuld en de aflossingsachterstand moet worden ingehaald binnen maximaal de resterende looptijd – sneller mag ook – in plaats van al op uiterlijk 31 december 2021.
4. Fiscale gevolgen betaalpauze voor moment renteaftrek
Eigenwoningrente is aftrekbaar op het moment waarop deze is betaald, verrekend, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden.4 Omdat de belastingplichtige gedurende de betaalpauze geen rente betaalt, kan de belastingplichtige deze verschuldigde rente alleen in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2020 in aftrek brengen, als:
hij deze rente alsnog (na de betaalpauze) in 2020 betaalt, óf
als deze rente in 2020 is verrekend, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden.
Algemeen uitgangspunt is dat aan de volgende drie voorwaarden moet zijn voldaan om het bedrag van de verschuldigde rente fiscaal als rentedragend aan te kunnen merken:
Er moet sprake zijn van een beschikkingshandeling van de geldverstrekker waaruit blijkt dat het bedrag van de verschuldigde rente vaststaat en dat dit bedrag rentedragend schuldig wordt gebleven;
Er moet rente in rekening worden gebracht;
Er moet reële zekerheid bestaan dat de verschuldigde rente ook feitelijk zal worden betaald om het nominale bedrag van de verschuldigde rente in aftrek te kunnen brengen.
Voor de vraag of met betrekking tot een betaalpauze aan voorwaarde 1 en 2 wordt voldaan, is de contractuele vormgeving van de betaalpauze bepalend. Voor schulden bij aangewezen administratieplichtigen kan worden aangenomen dat steeds aan de hiervoor opgenomen derde voorwaarde zal worden voldaan vanwege de toetsing die deze administratieplichtigen doen bij het aangaan van een betaalpauze in deze situaties. Voor schulden bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige moet de belastingplichtige aannemelijk maken dat aan de derde voorwaarde wordt voldaan.
Geen rentevergoeding voor verschuldigde rente
Als in de contractuele vormgeving van de betaalpauze uitdrukkelijk is aangegeven dat:
door de geldverstrekker geen gebruik wordt gemaakt van de in de oorspronkelijke hypotheekvoorwaarden opgenomen contractuele mogelijkheid om een rentevergoeding in rekening te brengen voor het niet tijdig betalen van de verschuldigde rente op de reguliere vervaldata; en
aan de klant ook geen rentevergoeding voor het tijdens de betaalpauze niet betalen van de reguliere rente in rekening wordt gebracht,
wordt niet voldaan aan voorwaarde 1 en 2. Hierdoor kan de verschuldigde rente fiscaal niet als rentedragend worden aangemerkt. Dit betekent dat de verschuldigde rente aftrekbaar is op het moment dat deze feitelijk wordt betaald. Als dit feitelijke betalingsmoment in een later jaar dan 2020 ligt, is de rente ook pas in dat latere jaar aftrekbaar.
Wel rentevergoeding voor verschuldigde rente
Als in de contractuele vormgeving van de betaalpauze uitdrukkelijk is aangegeven dat:
door de geldverstrekker gebruik wordt gemaakt van de in de oorspronkelijke hypotheekvoorwaarden opgenomen contractuele mogelijkheid om een rentevergoeding in rekening te brengen voor het niet tijdig betalen van de verschuldigde rente op de reguliere vervaldata; en
aan de klant een rentevergoeding (onder vermelding van hoogte percentage of bedrag) voor het tijdens de betaalpauze niet betalen van de verschuldigde rente op de reguliere vervaldata in rekening wordt gebracht,
wordt voldaan aan voorwaarde 1 en 2. Ook als daarbij expliciet wordt aangegeven dat vanwege de bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis de in rekening te brengen rentevergoeding in afwijking van de oorspronkelijke hypotheekvoorwaarden op nihil wordt gesteld, wordt geacht te zijn voldaan aan voorwaarde 2. Vanwege de bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis zal in deze situatie niet ter discussie worden gesteld of een rentevergoeding van nihil toereikend is.
5. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Aantekening
Wettelijke regeling
Met ingang van 2013 wordt aan sindsdien tot stand gekomen eigenwoningschulden de fiscale aflossingseis gesteld: een eigenwoningschuld wordt in maximaal dertig jaar volledig en ten minste annuïtair afgelost. Voldoet een eigenwoningschuld niet meer aan deze eis, dan verhuist de schuld bij wijze van hoofdregel naar box 3. Dat deze eis in tijden van economische tegenspoed kan knellen, was indertijd reeds voorzien. Daarom mag onder voorwaarden op grond van art. 3.119e Wet IB 2001 kortstondig worden afgeweken van het aflossingsschema. Als in enig jaar een aflossingsachterstand ontstaat, blijft de schuld een eigenwoningschuld op voorwaarde dat de aflossingsachterstand uiterlijk aan het einde van het daaropvolgende kalenderjaar is ingehaald (lid 1). Bovendien moet het ontstaan van de aflossingsachterstand een incident zijn.
Wanneer sprake is van een incidentele aflossingsachterstand, is nooit goed uit de verf gekomen. In de memorie van toelichting bij de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (Stb. 2012, 670) is aangegeven dat van “vaker dan incidenteel” sprake is als een belastingplichtige elke drie of vier jaar de maximaal toegestane schuld overschrijdt. Maar er kan ook sprake zijn van “vaker dan incidenteel” als dit minder vaak gebeurt. De verklaring voor het meermaals overschrijden kan daarbij een rol spelen. Kennelijk leidt dit punt in de praktijk niet tot problemen. Rechtspraak over het al dan niet incidentele karakter van een aflossingsachterstand is ons niet bekend.
Als aan het einde van het jaar volgend op het jaar waarin de aflossingsachterstand is ontstaan, de aflossingsachterstand niet is ingelopen, kan de lening nog steeds een eigenwoningschuld blijven. Daartoe biedt lid 2 van art. 3.119e Wet IB 2001 twee openingen, te weten 1. er is onvoldoende betalingscapaciteit en 2. de betaling of berekening van het aflossingsbedrag bevat een onbedoelde fout.
In dit kader is alleen het eerstgenoemde punt relevant. Voor de toepassing van die regeling moet per 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de aflossingsachterstand is ontstaan, een nieuw aflossingsschema zijn overeengekomen met de geldverstrekker. De aflossingsachterstand wordt daarmee uitgesmeerd over de resterende (maximale) looptijd van de eigenwoningschuld. Als deze regeling geen soelaas biedt, geeft lid 3 nog verdere mogelijkheden tot uitstel van aanpassing van het aflossingsschema. Het is opmerkelijk dat dit niet wordt genoemd in het besluit, terwijl wel wordt stilgestaan bij de werking van lid 1 en lid 2 van art. 3.119e Wet IB 2001.
Versoepeling
De wettelijke mogelijkheden om kortstondig van het aflossingsschema af te wijken, blijven ook in deze coronatijden onverkort van kracht. In aanvulling daarop biedt de Staatssecretaris van Financiënmet dit besluit echter alternatieve versoepelingen van de fiscale aflossingseis. De voorwaarden waaronder een beroep op dit besluit kan worden gedaan (zie onderdeel 2 van het besluit), zijn duidelijk. Daar staat tegenover dat de gegeven termijnen nogal kort lijken. De melding van (dreigende) betalingsproblemen moet uiterlijk 30 juni 2020 zijn gedaan en de betaalpauze moet uiterlijk 1 juli 2020 ingaan en mag bovendien niet langer dan zes maanden duren. Niemand kan op dit moment aangeven hoe lang de coronacrisis gaat duren en hoe lang de financiële gevolgen voor burgers voelbaar zijn. Bovendien is het bepaald niet uitgesloten dat de echte financiële pijn zich pas na geruime tijd openbaart. Dat laatste kan vooral spelen voor belastingplichtigen die over een financiële buffer beschikken, en voor belastingplichtigen die nu nog een baan hebben, maar straks niet meer. Of deze versoepeling voldoende is, zal moeten blijken. Een nadere versoepeling is vanzelfsprekend altijd nog mogelijk, al wordt daarover in dit besluit nu nog met geen woord gerept.
De goedkeuring staat ook open voor eigenwoningschulden bij niet-administratieplichtigen, zoals een lening bij familieleden of de eigen bv. Voorwaarde daarbij is dat het arbeidsinkomen met minimaal 20% is gedaald. De vraag is hoe zich dit verhoudt tot de gebruikelijkloonregeling voor dga’s, waarbij het daadwerkelijk uitbetaalde loon (tijdelijk) kan afwijken van het fiscale loon (zie V-N 2020/20.3, onderdeel 1).
Inhoudelijk valt de versoepeling van de aflossingseis uiteen in twee goedkeuringen. Ten eerste kan eerder dan per 1 januari 2022 een nieuw aflossingsschema worden overeengekomen met de geldverstrekker, waarbij de aflossingsachterstand wordt uitgesmeerd over de resterende (maximale) looptijd van de lening. Ten tweede wordt de mogelijkheid geboden om de aflossingsachterstand af te scheiden van de hoofdsom in een separaat leningdeel. Voor wat betreft de eerste goedkeuring merken wij op dat de rente- en aflossingslasten na afloop van de betaalpauze bij een gelijk gebleven rentevergoeding toenemen. Het is natuurlijk nog maar de vraag of de inkomensen vermogenspositie van de belastingplichtige na afloop van de betaalpauze voldoende is hersteld om deze hogere lasten te kunnen dragen. Aan de tweede goedkeuring – afsplitsing van de aflossingsachterstand in een separaat leningdeel – zullen waarschijnlijk administratieve redenen van de zijde van geldverstrekkers ten grondslag hebben gelegen. Bij een gelijke rente voor beide leningdelen wijkt het totaal aan lasten immers niet af ten opzichte van de situatie waarbij de eerste goedkeuring toepassing vindt en er geen knip wordt gemaakt in leningdelen. Dat lijdt uitzondering als voor het leningdeel dat ziet op de aflossingsachterstand, een andere rente geldt dan voor de hoofdsom of (uiteraard) een kortere looptijd heeft.
Voor de toepassing van de goedkeuringen van de onderdelen 3.1 en 3.2 van het besluit is vereist dat de achterstallige rente geen onderdeel gaat uitmaken van de hoofdsom dan wel het nieuwe leningdeel. De aan de toepassing van de beide goedkeuringen gestelde eisen zijn daarover heel duidelijk. Een lening voor de renteachterstand valt uiteraard in box 3, zoals ook in onderdeel 1 van het besluit is opgemerkt, maar het valt niet goed in te zien waarom de belastingplichtige voor de achterstallige rente een separaat leningdeel moet sluiten, gesteld dat hij dit wil financieren.
Samenhang met eerder besluit
Een alternatief voor de goedkeuringen uit dit besluit, dat bovendien al veel langer mogelijk is, is een lening aangaan voor de aflossingen van de eigenwoningschuld. Een dergelijke lening valt uiteraard in box 3. Mogelijk is er dan een zodanige samenhang tussen beide schulden dat deze schulden gezamenlijk feitelijk als één schuld moeten worden aangemerkt. In dat geval voldoet ook de hoofdsom niet meer aan de definitie van eigenwoningschuld, waardoor ook dit leningdeel naar box 3 verhuist. Alleen als aan de voorwaarden van het besluit van 26 februari 2013, BLKB/352M, Stcrt. 2013, 5687, V-N 2013/13.12 wordt voldaan, blijft de hoofdsom kwalificeren als eigenwoningschuld. Een belangrijke voorwaarde in dat kader is dat de rente op de tweede lening niet lager is dan de rente op de eerste lening. Als de geldverstrekker, al dan niet uit coulance-overwegingen, geen of een lagere rente in rekening brengt voor de lening die is aangegaan om de aflossingen op de hoofdsom te financieren, staat dit in de weg aan toepassing van het besluit van 26 februari 2013. Het zou naar onze mening een goede zaak zijn geweest als de staatssecretaris de eisen van dit besluit, gezien de bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis, (tijdelijk) had versoepeld.
Voor het overige verwijzen wij naar onze aantekening onder punt 6 van de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 april 2020, 2020-0000080433, opgenomen in V-N 2020/20.3.
Kijk tot slot ook op TaxVisions.nl voor een korte en duidelijke video van dit besluit.