Dit moet zijn: 9 februari 2012.
HR, 11-07-2017, nr. 15/05575
ECLI:NL:HR:2017:1294
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2017
- Zaaknummer
15/05575
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:1294, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑07‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:616, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:616, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:1294, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0342
Uitspraak 11‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Vordering tul. Mogelijkheid tot omzetting eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in taakstraf, art. 14g en 22b Sr. Hof heeft geoordeeld dat het in art. 14g.2 Sr van toepassing verklaarde art. 22b Sr in de weg staat aan het omzetten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Gelet op overgangsbepaling in wet van 17 november 2011 (Stb. 2012, 1), inhoudende dat deze wet geen gevolgen heeft voor feiten die zijn begaan voor i.w.tr. van deze wet, en in aanmerking genomen dat het feit ter zake waarvan verdachte bij vonnis van Pr is veroordeeld is gepleegd voor 3 januari 2012 (datum i.w.tr. van deze wet), heeft Hof ten onrechte de onmogelijkheid aangenomen tot omzetting in een taakstraf.
Partij(en)
11 juli 2017
Strafkamer
nr. S 15/05575
LBS/LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 17 november 2015, nummer 21/001880-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.C. van Linde, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Groningen van 9 februari 2012 onder parketnummer 18/651125-10 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat art. 14g, tweede lid, Sr in de weg staat aan het omzetten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand in een taakstraf.
2.2.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen" veroordeeld tot een geldboete van € 750,–, subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Oplegging van straf en/of maatregel
(...)
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 oktober 2015, waaruit blijkt dat verdachte op 9 februari 2012 voor een soortgelijk delict is veroordeeld tot een taakstraf. Dit brengt mee dat artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht hier van toepassing is en aan verdachte niet opnieuw een taakstraf kan worden opgelegd.
(...)
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2010 (de Hoge Raad begrijpt: 2012) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, in de zaak met parketnummer 18-651125-10. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Gelet op het bepaalde in artikel 14g, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is omzetting daarvan in een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht, reeds daarom niet aan de orde."
2.2.2.
Bij het genoemde vonnis van de Politierechter is de verdachte ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" gepleegd op 11 juli 2010, veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2.3.1.
Art. 14g, tweede lid, Sr luidde tot 3 januari 2012:
"In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22c tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing."
2.3.2.
Na de inwerkingtreding op 3 januari 2012 van de Wet van 17 november 2011, Stb. 2012, 1 (Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven) is art. 14 g, tweede lid, Sr als volgt komen te luiden:
"In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing."
en luidt art. 22b Sr:
"1. Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor: (...)
2. Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een voorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd."
2.3.3.
De voormelde Wet van 17 november 2011 bevat in art. II een bepaling van overgangsrecht die luidt:
"Deze wet heeft geen gevolgen voor feiten die zijn begaan voor de inwerkingtreding van deze wet."
2.4.
In de hiervoor onder 2.2.1 weergegeven overwegingen van het Hof ligt als zijn oordeel besloten dat het in art. 14g, tweede lid, Sr van toepassing verklaarde art. 22b Sr in de weg staat aan het omzetten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Gelet evenwel op de voormelde bepaling van overgangsrecht en in aanmerking genomen dat het feit ter zake waarvan de verdachte bij het vonnis van de Politierechter is veroordeeld is gepleegd voor 3 januari 2012, heeft het Hof ten onrechte de onmogelijkheid aangenomen tot omzetting in een taakstraf.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Groningen van 9 februari 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2017.
Conclusie 30‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Vordering tul. Mogelijkheid tot omzetting eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in taakstraf, art. 14g en 22b Sr. Hof heeft geoordeeld dat het in art. 14g.2 Sr van toepassing verklaarde art. 22b Sr in de weg staat aan het omzetten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in een taakstraf. Gelet op overgangsbepaling in wet van 17 november 2011 (Stb. 2012, 1), inhoudende dat deze wet geen gevolgen heeft voor feiten die zijn begaan voor i.w.tr. van deze wet, en in aanmerking genomen dat het feit ter zake waarvan verdachte bij vonnis van Pr is veroordeeld is gepleegd voor 3 januari 2012 (datum i.w.tr. van deze wet), heeft Hof ten onrechte de onmogelijkheid aangenomen tot omzetting in een taakstraf.
Nr. 15/05575 Zitting: 30 mei 2017 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. De verdachte is bij arrest van 17 november 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens “openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen”, veroordeeld tot een geldboete van € 750,- subsidiair vijftien dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2012 (parketnummer 18-651125-10) aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt over het oordeel van het hof dat art. 14g, tweede lid, Sr in de weg staat aan het omzetten van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van één maand in een taakstraf.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 3 november 2015 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“De raadsman voert het woord ter verdediging en brengt daartoe het volgende naar voren, zakelijk weergegeven:
(…) Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf verzoek ik u deze om te zetten in taakstraf. Cliënt heeft zijn leven nu goed op de rails.”
5. Het bestreden arrest houdt ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging het volgende in:
“Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 20101. opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, in de zaak met het parketnummer 18-651125-10. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.2. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Gelet op het bepaalde in artikel 14g, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is omzetting daarvan in een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht, reeds daarom niet aan de orde.”
6. Bij het genoemde vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2012 is de verdachte ter zake van “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” gepleegd op 11 juli 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek.
7. Art. 14g, tweede lid, luidt als volgt:
“In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te geven kan de rechter een taakstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, gelasten. De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing.”
8. Art. 22b Sr luidt als volgt:
"1. Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
2. Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd."
9. Het hof heeft overwogen dat de omzetting in een taakstraf van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2012 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand niet aan de orde is gelet op het bepaalde in art. 14g, tweede lid, Sr. Daarin ligt als kennelijk oordeel van het hof besloten dat het in het voornoemde tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaarde art. 22b Sr in het onderhavige geval aan een dergelijke omzetting in de weg staat.3.Zulks ten onrechte gelet op het navolgende.4.
10. Bij wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven (Stb. 2012, 1, inwerkingtreding 3 januari 2012) is art. 22b Sr opnieuw ingevoegd. Die wet bevat in art. II een bepaling van overgangsrecht inhoudende dat de wet geen gevolgen heeft voor feiten die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van die wet. In aanmerking genomen dat het feit ter zake waarvan de verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2012 is veroordeeld, is gepleegd op 11 juli 2010 en dus vóór 3 januari 2012, heeft het hof ten onrechte de onmogelijkheid aangenomen tot de omzetting in een taakstraf.5.
11. Het middel slaagt dus.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 9 februari 2012 onder parketnummer 18/651125-10 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑05‑2017
De openlijke geweldpleging ter zake waarvan de verdachte door het hof in het bestreden arrest is veroordeeld tot een geldboete van € 750,- (de hoofdzaak), is gepleegd op 27 december 2012.
Immers, art. 14g, tweede lid, Sr houdt juist in dat de rechter in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf een taakstraf kan gelasten. Voorts houdt voornoemd tweede lid in dat de artikelen 22b tot en met 22k Sr van overeenkomstige toepassing zijn, maar nu van deze bepalingen slechts art. 22b Sr ertoe strekt de mogelijkheid van het opleggen van een taakstraf te beperken, kan het niet anders dan dat het hof op deze bepaling het oog heeft gehad.
Vgl. HR 16 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2780, NJ 2014/422 (met betrekking tot de omzetting van een eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf in een taakstraf a.b.i. art. 14g, tweede lid, Sr) en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:186 (met betrekking tot de beperking van de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf a.b.i. art. 22b Sr).
Bovendien is ‘s hofs motivering van dat oordeel mager. Immers volgt daaruit niet dát aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en op welk door hem begaan strafbaar feit wordt gedoeld, noch dat de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen (art. 22b, tweede lid, Sr).