Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Curaçao]
Artikel 11 [Deelnemingsvrijstelling]
Geldend
Geldend vanaf 16-05-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede kosten — daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen — welke direct of indirect verband houden met een deelneming, behoudens voor zover blijkt dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van in de Nederlandse Antillen belastbare winst. Het vorenstaande is eveneens van toepassing met betrekking tot voordelen uit rechtshandelingen welke strekken tot het afdekken van het valutarisico dat met een deelneming wordt gelopen.
2.
Van een deelneming is sprake indien de belastingplichtige:
- a.
voor ten minste 5 procent van het gestorte kapitaal aandeelhouder is van dan wel tenminste 5 procent van het stemrecht bezit in een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;
- b.
lid is van een coöperatieve vereniging; of
- c.
5 procent of meer bezit van de in omloop zijnde participaties in een fonds voor gemene rekening dat op grond van artikel 1B, tweede lid, in de aangifte winstbelasting kenbaar heeft gemaakt behandeld te willen worden als doelvermogen, dan wel buiten Curaçao zelfstandig en volledig onderworpen is aan een belasting die aldaar in enige vorm naar de winst of het inkomen wordt geheven, dan wel volledig onderworpen is aan een buitenlands belastingregime als bedoeld in artikel 1A, elfde lid.
3.
Onder een deelneming als bedoeld in het tweede lid wordt mede begrepen een daarmee verband houdend bezit aan winstbewijzen. Met een deelneming wordt gelijkgesteld een aandelenbezit, dat geen deelneming vertegenwoordigt omdat dat bezit minder bedraagt dan de in het tweede lid bedoelde 5 procent, indien de kostprijs van dat bezit op het moment van verwerving tezamen met de kostprijs van de reeds in het bezit van de belastingplichtige zijnde aandelen ten minste NAF. 890.000 bedraagt.
4.
In afwijking in zoverre van het eerste lid worden bij het bepalen van de winst dividenden uit hoofde van een deelneming als bedoeld in het tweede en derde lid slechts voor 10/T waarbij T staat voor het tarief, bedoeld in artikel 15, eerste lid, geldend voor het jaar waarin de dividenden worden genoten, in aanmerking genomen indien:
- a.
de bruto inkomsten van die deelneming voor meer dan 50 procent bestaan uit buiten het kader van een door haar gedreven of verworven onderneming ontvangen dividenden, rente of royalties; en
- b.
die deelneming niet is onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven waarvan het nominale tarief ten minste 10 procent bedraagt, dan wel is aan een buitenlands belastingregime als bedoeld in artikel 1A, elfde lid.
5.
Het is belanghebbende toegestaan de onderdelen a en b van het vierde lid toe te passen op de geconsolideerde bruto inkomsten onderscheidenlijk de geconsolideerde winst van de aldaar bedoelde vennootschap. Voor zover die deelneming op haar beurt deelnemingen heeft die niet geconsolideerd worden in de statutaire jaarrekening, is het de belanghebbende toegestaan de bepalingen van het vierde lid toe te passen als ware die deelnemingen fiscaal transparant
6.
Op verzoek van belanghebbende vinden de onderdelen a en b van het vierde lid toepassing op het gemiddelde bedrag van de bruto inkomsten onderscheidenlijk de winst van het jaar van de aangifte en de daaraan voorafgaande twee jaren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het vijfde lid.
7.
Het vierde lid is niet van toepassing op dividenden uit hoofde van een deelneming in een lichaam waarvan de bezittingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, bestaan uit onroerende zaken.
8.
Een directe of indirecte binnenlandse beleggingsdeelneming, als bedoeld in het vierde lid, voor zover deze wordt gehouden door een bank of kredietinstelling die onder toezicht staat van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, wordt geacht tenminste 50 procent van zijn winst als dividend te hebben uitgekeerd. Een directe of indirecte buitenlandse beleggingsdeelneming van een dergelijke bank of kredietinstelling wordt geacht 100 procentvan zijn winst te hebben uitgekeerd.