Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2012/18/EU betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad
Bijlage I Lijst van gevaarlijke stoffen
Geldend
Geldend vanaf 13-08-2012
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2014, L 291).
- Bronpublicatie:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/18/EU)
- Inwerkingtreding
13-08-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/18/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Omgevingsrecht / Milieu
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - algemene regels
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
Voor gevaarlijke stoffen die vallen onder de gevarencategorieën opgenomen in kolom 1 van deel 1 van deze bijlage, gelden de in de kolommen 2 en 3 van deel 1 opgenomen drempelwaarden.
Wanneer een gevaarlijke stof onder deel 1 van deze bijlage valt en ook is opgenomen in deel 2, zijn de in de kolommen 2 en 3 van deel 2 opgenomen drempelwaarden van toepassing.
Deel 1. Categorieën gevaarlijke stoffen
Dit deel beslaat alle gevaarlijke stoffen die in de in kolom 1 vermelde gevarencategorieën vallen:
Kolom 1 | Kolom 2 | Kolom 3 | |
---|---|---|---|
Gevarencategorieën overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 | Drempelwaarden (ton) van in artikel 3, lid 10, bedoelde gevaarlijke stoffen voor toepassing van | ||
Voorschriften voor lagedrempelinrichtingen | Voorschriften voor hogedrempelinrichtingen | ||
Rubriek ‘H’ — GEZONDHEIDSGEVAREN | |||
H1 ACUUT TOXISCH Categorie 1, alle blootstellingsroutes | 5 | 20 | |
H2 ACUUT TOXISCH | 50 | 200 | |
- | Categorie 2, alle blootstellingsroutes | ||
- | Categorie 3, inademingblootstellingsroute (zie aantekening 7) | ||
H3 SPECIFIEKE DOELORGAANTOXICITEIT (SPECIFIC TARGET ORGAN TOXICITY, STOT) - EENMALIGE BLOOTSTELLING STOT SE Categorie 1 | 50 | 200 | |
Rubriek ‘P’ — FYSISCHE GEVAREN | |||
Pia ONTPLOFBARE STOFFEN (zie aantekening 8) | 10 | 50 | |
- | Instabiele ontplofbare stoffen, of | ||
- | Ontplofbare stoffen van de subklassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 of 1.6, of | ||
- | Stoffen of mengsels met explosieve eigenschappen volgens methode A.14 van Verordening (EG) nr. 440/2008 (zie aantekening 9) die niet behoren tot de gevarenklassen organische peroxiden of zelfontledende stoffen en mengsels | ||
P1b ONTPLOFBARE STOFFEN (zie aantekening 8) Ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 (zie aantekening 10) | 50 | 200 | |
P2 ONTVLAMBARE GASSEN Ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 | 10 | 50 | |
P3a ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie aantekening 11.1) ‘Ontvlambare’ aerosolen van categorie 1 of 2, die ontvlambare gassen van categorie 1 of 2 of ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten | 150 (netto) | 500 (netto) | |
P3b ONTVLAMBARE AEROSOLEN (zie aantekening 11.1) ‘Ontvlambare’ aerosolen van categorie 1 of 2, die geen ontvlambare gassen van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 bevatten (zie aantekening 11.2) | 5 000 (netto) | 50 000 (netto) | |
P4 OXIDERENDE GASSEN Oxiderende gassen van categorie 1 | 50 | 200 | |
P5a ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN | 10 | 50 | |
- | Ontvlambare vloeistoffen van categorie 1 of | ||
- | Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden, of | ||
- | Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C, die bij een temperatuur hoger dan hun kookpunt worden gehouden (zie aantekening 12) | 10 | 50 |
P5b ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN | 50 | 200 | |
- | Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 waarbij bijzondere procescondities, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen doen ontstaan, of | ||
- | Overige vloeistoffen met een vlampunt ≤ 60 °C waarbij bijzondere verwerkingsomstandigheden, zoals een hoge druk of hoge temperatuur, gevaren voor zware ongevallen kunnen geven (zie aantekening 12) | ||
P5c ONTVLAMBARE VLOEISTOFFEN Ontvlambare vloeistoffen van categorie 2 of 3 die niet onder P5a en P5b vallen | 5 000 | 50 000 | |
P6a ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN | 10 | 50 | |
Zelfontledende stoffen en mengsels van type A of B of organische peroxiden van type A of B | |||
P6b ZELFONTLEDENDE STOFFEN EN MENGSELS en ORGANISCHE PEROXIDEN | 50 | 200 | |
Zelfontledende stoffen en mengsels van type C, D, E of F of organische peroxiden van type C, D, E of F | |||
P7 PYROFORE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN | 50 | 200 | |
Pyrofore vloeistoffen stoffen van categorie 1 | |||
Pyrofore vaste stoffen van categorie 1 | |||
P8 OXIDERENDE VLOEISTOFFEN EN VASTE STOFFEN | 50 | 200 | |
Oxiderende vloeistoffen van categorie 1, 2 of 3, of | |||
Oxiderende vaste stoffen van categorie 1, 2 of 3 | |||
Rubriek ‘E’ — MILIEUGEVAREN | |||
E1 Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie Acuut 1 of chronisch 1 | 100 | 200 | |
E2 Gevaar voor het aquatisch milieu in de categorie Chronisch 2 | 200 | 500 | |
Rubriek ‘O’ — OVERIGE GEVAREN | |||
O1 Stoffen of mengsels met gevarenaanduiding EUH014 | 100 | 500 | |
O2 Stoffen en mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen, categorie 1 | 100 | 500 | |
O3 Stoffen of mengsels met gevarenaanduiding EUH029 | 50 | 200 |
Deel 2. Gevaarlijke stoffen die met naam genoemd worden
Kolom 1 | CAS-nummer (1) | Kolom 2 | Kolom 3 | ||
---|---|---|---|---|---|
Drempelwaarde (ton) voor toepassing van | |||||
Gevaarlijke stoffen | |||||
Voorschriften voor lagedrempelinrichtingen | Voorschriften voor hogedrempelinrichtingen | ||||
1. | Ammoniumnitraat (zie aantekening 13) | - | 5 000 | 10 000 | |
2. | Ammoniumnitraat (zie aantekening 14) | - | 1 250 | 5 000 | |
3. | Ammoniumnitraat (zie aantekening 15) | - | 350 | 2 500 | |
4. | Ammoniumnitraat (zie aantekening 16) | - | 10 | 50 | |
5. | Kaliumnitraat (zie aantekening 17) | - | 5 000 | 10 000 | |
6. | Kaliumnitraat (zie aantekening 18) | - | 1 250 | 5 000 | |
7. | Diarseenpentoxide, arseen(V)zuur en/of zouten daarvan | 1303-28-2 | 1 | 2 | |
8. | Diarseentrioxide, arseen(III)zuur en/of zouten daarvan | 1327-53-3 | 0,1 | ||
9. | Broom | 7726-95-6 | 20 | 100 | |
10. | Chloor | 7782-50-5 | 10 | 25 | |
11. | Inhaleerbare poedervormige nikkelverbindingen: nikkelmonoxide, nikkeldioxide, nikkelsulfide, trinikkeldisulfide, dinikkeltrioxide | - | 1 | ||
12. | Ethyleenimine | 151-56-4 | 10 | 20 | |
13. | Fluor | 7782-41-4 | 10 | 20 | |
14. | Formaldehyde (concentratie ≥ 90%) | 50-00-0 | 5 | 50 | |
15. | Waterstof | 1333-74-0 | 5 | 50 | |
16. | Chloorwaterstof (vloeibaar gas) | 7647-01-0 | 25 | 250 | |
17. | Loodalkylen | - | 5 | 50 | |
18. | Ontvlambare vloeibare gassen, categorie 1 of 2 (inclusief lpg) en aardgas (zie aantekening 19) | - | 50 | 200 | |
19. | Acetyleen | 74-86-2 | 5 | 50 | |
20. | Ethyleenoxide | 75-21-8 | 5 | 50 | |
21. | Propyleenoxide | 75-56-9 | 5 | 50 | |
22. | Methanol | 67-56-1 | 500 | 5 000 | |
23. | 4,4′-Methyleen bis(2-chlooraniline) en/of zouten daarvan, poedervormig | 101-14-4 | 0,01 | ||
24. | Methylisocyanaat | 624-83-9 | 0,15 | ||
25. | Zuurstof | 7782-44-7 | 200 | 2 000 | |
26. | 2,4-Tolueendiisocyanaat | 584-84-9 | 10 | 100 | |
2,6-Tolueendiisocyanaat | 91-08-7 | ||||
27. | Carbonylchloride (fosgeen) | 75-44-5 | 0,3 | 0,75 | |
28. | Arsine (arseentrihydride) | 7784-42-1 | 0,2 | 1 | |
29. | Fosfine (fosfortrihydride) | 7803-51-2 | 0,2 | 1 | |
30. | Zwaveldichloride | 10545-99-0 | 1 | ||
31. | Zwaveltrioxide | 7446-11-9 | 15 | 75 | |
32. | Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen (inclusief TCDD) uitgedrukt in TCDD-equivalent (zie aantekening 20) | - | 0,001 | ||
33. | De volgende CARCINOGENEN of de mengsels die de volgende carcinogenen in concentraties van meer dan 5 gewichtsprocent bevatten: 4-aminobifenyl en/of zouten daarvan, benzotrichloride, benzidine en/of zouten daarvan, di(chloormethyl)ether, chloormethylether, 1,2-dibroomethaan, diethylsulfaat, dimethylsulfaat, dimethylcarbamoylchloride, l,2-dibroom-3-chloorpropaan, 1,2-dimethylhydrazine, dimethylnitrosamine, hexamethylfosforzuurtriamide, hydrazine, 2-naftylamine en/of zouten daarvan, 4-nitrodifenyl en 1,3-propaansulton | - | 0,5 | 2 | |
34. | Aardolieproducten en alternatieve brandstoffen | - | 2 500 | 25 000 | |
a) | benzines en nafta's, | ||||
b) | kerosines (inclusief vliegtuigbrandstoffen), | ||||
c) | gasoli*n (inclusief diesel, huisbrandolie en gasoliemengstromen) | ||||
d) | zware stookolie | ||||
e) | alternatieve brandstoffen met dezelfde toepassing en met gelijkaardige eigenschappen op het vlak van ontvlambaarheid en milieugevaren als de onder a) tot en met d) bedoelde producten | ||||
35. | Watervrije ammoniak | 7664-41-7 | 50 | 200 | |
36. | Boortrifluoride | 7637-07-2 | 5 | 20 | |
37. | Waterstofsulfide | 7783-06-4 | 5 | 20 | |
38. | Piperidine | 110-89-4 | 50 | 200 | |
39. | Bis(2-dimethylaminoethyl) (methyl)amine | 3030-47-5 | 50 | 200 | |
40. | 3-(2-Ethylhexyloxy)propylamine | 5397-31-9 | 50 | 200 | |
41. | Mengsels (*1) van natriumhypochloriet die zijn ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400] die minder dan 5 % actief chloor bevatten en niet vallen onder de in deel 1 van bijlage I opgenomen andere gevarencategorieën. | 200 | 500 | ||
42. | Propylamine (zie aantekening 21) | 107-10-8 | 500 | 2 000 | |
43. | Tert-butylacrylaat (zie aantekening 21) | 1663-39-4 | 200 | 500 | |
44. | 2-Methyl-3-buteennitrile (zie aantekening 21) | 16529-56-9 | 500 | 2 000 | |
45. | Tetrahydro-3,5-dimethyl-l,3,5-thiadiazine-2-thion (Dazomet) (zie aantekening 21) | 533-74-4 | 100 | 200 | |
46. | Methylacrylaat (zie aantekening 21) | 96-33-3 | 500 | 2 000 | |
47. | 3-Methylpyridine (zie aantekening 21) | 108-99-6 | 500 | 2 000 | |
48. | 1-Broom-3-chloorpropaan (zie aantekening 21) | 109-70-6 | 500 | 2 000 |
Aantekeningen bij bijlage I
1
Stoffen en mengsels worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld.
2
Mengsels worden behandeld als zuivere stoffen, mits zij binnen de concentratiegrenzen blijven die zijn vastgesteld aan de hand van hun eigenschappen krachtens de in aantekening 1 vermelde Verordening (EG) nr. 1272/2008 of de meest recente aanpassing daarvan aan de technische vooruitgang, tenzij specifiek een samenstellingspercentage of een andere beschrijving wordt gegeven.
3
De bovenstaande drempelwaarden gelden per inrichting.
De voor de toepassing van de betreffende artikelen in aanmerking te nemen hoeveelheden zijn de maximumhoeveelheden die op enig moment aanwezig zijn of kunnen zijn. Gevaarlijke stoffen die slechts in hoeveelheden van 2 % of minder van de vermelde drempelwaarde in een inrichting aanwezig zijn, worden bij de berekening van de totale aanwezige hoeveelheid buiten beschouwing gelaten, indien zij zich op een zodanige plaats in de inrichting bevinden dat deze niet de oorzaak van een zwaar ongeval elders binnen die inrichting kan zijn.
4
De onderstaande regels voor het optellen van gevaarlijke stoffen of categorieën gevaarlijke stoffen zijn eventueel van toepassing:
In het geval van een inrichting waar geen afzonderlijke gevaarlijke stof aanwezig is in een hoeveelheid van meer dan of gelijk aan de vermelde drempelwaarden, wordt de onderstaande regel toegepast om te bepalen of de inrichting onder de bepalingen van deze richtlijn valt.
Deze richtlijn is van toepassing op hogedrempelinrichtingen indien de som:
Deze richtlijn is van toepassing op lagedrempelinrichtingen indien de som:
waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage,
en Qux = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 3 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde.
q1/QL1 + q2/QL2 + q3/QL3 + q4/QL4 + q5/QL5 + … groter is dan of gelijk is aan 1,
waarbij qx = de hoeveelheid van gevaarlijke stof x of de hoeveelheid gevaarlijke stoffen van categorie x uit deel 1 of deel 2 van deze bijlage,
en QLX = de voor gevaarlijke stof x of categorie x in kolom 2 van deel 1 of van deel 2 van deze bijlage relevante drempelwaarde.
q1/Qu1 + q2/Qu2 + q3/Qu3 + q4/Qu4 +q5/Qu5 + … groter is dan of gelijk is aan 1,
Deze regel wordt gebruikt ter beoordeling van de gezondheidsgevaren, fysische gevaren en milieugevaren. De regel moet daarom driemaal worden toegepast:
- a)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke in acute toxiciteitscategorie 1, 2 of 3 (inademingblootstellingsroutes) of STOT SE categorie 1 zijn ingedeeld, tezamen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek H, posten Hl tot en met H3 van deel 1, vallen;
- b)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen welke ontplofbare stoffen, ontvlambare gassen, ontvlambare aerosolen, oxiderende gassen, ontvlambare vloeistoffen, zelfontledende stoffen en mengsels, organische peroxiden, pyrofore vloeistoffen en vaste stoffen, oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen zijn, tezamen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek P, posten PI tot en met P8 van deel 1, vallen;
- c)
eenmaal voor de optelling van in deel 2 opgenomen gevaarlijke stoffen die onder gevaarlijk voor het aquatisch milieu, acute categorie 1, chronische categorie 1 of chronische categorie 2 vallen, tezamen met gevaarlijke stoffen die onder rubriek E, posten El en E2 van deel 1, vallen.
De desbetreffende bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing zodra het sommeringsresultaat van a), b) of c) groter is dan of gelijk is aan 1.
5
Gevaarlijke stoffen die niet onder Verordening (EG) nr. 1272/2008 vallen, waaronder afvalstoffen, maar niettemin in een inrichting aanwezig zijn of kunnen zijn en onder de in de inrichting heersende omstandigheden gelijkwaardige eigenschappen hebben of kunnen hebben wat de mogelijkheden van een zwaar ongeval betreft, worden voorlopig toegewezen aan de meest gelijkende categorie of met naam genoemde gevaarlijke stof die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt.
6
Voor gevaarlijke stoffen die zodanige eigenschappen hebben dat ze op verscheidene wijzen kunnen worden ingedeeld, is voor de toepassing van deze richtlijn de laagste drempelwaarde van toepassing. Wat evenwel de toepassing van de in aantekening 4 bedoelde regel betreft, wordt de laagste drempelwaarde voor elke groep categorieën in aantekening 4, onder a), b) en c), welke met de indeling in kwestie overeenkomt, gebruikt.
7
Gevaarlijke stoffen die vallen onder acuut toxisch categorie 3 (orale blootstellingsroutes, H 301), vallen onder de rubriek H2 ACUUT TOXISCH wanneer noch de indeling acute toxiciteit bij inademing noch de indeling acute dermale toxiciteit kunnen worden afgeleid, bijvoorbeeld door een gebrek aan concluderende gegevens betreffende toxiciteit bij inademing en dermale toxiciteit.
8
Onder de gevarenklasse ontplofbare stoffen vallen ontplofbare voorwerpen (zie punt 2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008). Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp bekend is, wordt met die hoeveelheid rekening gehouden voor de toepassing van deze richtlijn. Indien de hoeveelheid van ontplofbare stoffen of mengsels in het voorwerp niet bekend is, wordt het gehele voorwerp voor de toepassing van deze richtlijn als ontplofbaar aangemerkt.
9
Testen naar de ontplofbare eigenschappen van stoffen en mengsels is alleen nodig indien de screeningprocedure volgens aanhangsel 6, deel 3, van de United Nations Recommendations on the Transport of Dangerous Goods, Manual of Tests and Criteria (‘UN Manual of Tests and Criteria’) (1) uitwijst dat de stof of het mengsel mogelijk ontplofbare eigenschappen heeft.
10
Indien ontplofbare stoffen van subklasse 1.4 uitgepakt of opnieuw ingepakt zijn, worden ze in rubriek Pia ingedeeld, tenzij aangetoond wordt dat het gevaar nog overeenstemt met subklasse 1.4 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.
11.1
Ontvlambare aerosolen worden ingedeeld overeenkomstig de Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van 20 mei 1975 inzake onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aërosols (2) (Richtlijn aerosolhouders). ‘Zeer licht ontvlambare’ en ‘ontvlambare’ aerosolen volgens Richtlijn 75/324/EEG komen overeen met ontvlambare aerosolen van respectievelijk categorie 1 of 2 volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008.
11.2
Om deze vermelding te kunnen gebruiken, moet geregistreerd worden dat de aerosolhouder geen ontvlambaar gas van categorie 1 of 2, noch ontvlambare vloeistof van categorie 1 bevat.
12
Overeenkomstig punt 2.6.4.5 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 behoeven vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 35 °C niet in categorie 3 te worden ingedeeld indien negatieve resultaten werden behaald bij de test inzake onderhouden verbrandbaarheid L.2, Part III, section 32 van de UN Manual of Tests and Criteria. Dit geldt echter niet onder omstandigheden als verhoogde temperatuur of druk en daarom vallen dergelijke vloeistoffen onder deze vermelding.
13
Ammoniumnitraat (5 000/10 000): meststoffen die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding Dit is van toepassing op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen (een gemengde/samengestelde meststof bevat ammoniumnitraat met fosfaat en/of kaliumcarbonaat) die in staat zijn tot zelfonderhoudende ontleding overeenkomstig de VN-goottest (zie Manual of Tests and Criteria, Part III, sub-section 38.2) en waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat
- —
15,75 (3)−24,5 (4) gewichtsprocent is en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (5);
- —
15,75 gewichtsprocent of minder en een onbeperkte hoeveelheid brandbare stoffen.
14
Ammoniumnitraat (1 250/5 000): meststofkwaliteit
Dit is van toepassing op enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en op gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen die voldoen aan de eisen van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003, waarin het stikstofgehalte afkomstig van het ammoniumnitraat
- —
hoger is dan 24,5 gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %;
- —
hoger is dan 15,75 gewichtsprocent voor mengsels van ammoniumnitraat en ammoniumsulfaat;
- —
hoger is dan 28 (6) gewichtsprocent voor mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %.
15
Ammoniumnitraat (350/2 500): technisch zuivere stof
Dit is van toepassing op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels waarin het stikstofgehalte, afkomstig van het ammoniumnitraat
- —
gelegen is tussen 24,5 en 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,4 % aan brandbare stoffen bevatten;
- —
hoger is dan 28 gewichtsprocent en die maximaal 0,2 % aan brandbare stoffen bevatten.
Dit is ook van toepassing op waterige ammoniumnitraatoplossingen met een ammoniumnitraatconcentratie van meer dan 80 gewichtsprocent.
16
Ammoniumnitraat (10/50): ‘off-specs-materiaal’ en meststoffen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest Dit is van toepassing op:
- —
afgekeurd materiaal afkomstig uit het fabricageproces en op ammoniumnitraat en ammoniumnitraatmengsels, enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en gemengde/samengestelde ammoniumnitraatmeststoffen als bedoeld in de aantekeningen 14 en 15, die van de eindgebruiker zijn of worden geretourneerd aan een fabrikant, een installatie voor tijdelijke opslag of een herverwerkingsinstallatie voor herverwerking, recycling of behandeling met het oog op een veilig gebruik omdat de stoffen niet langer voldoen aan de specificaties van de aantekeningen 14 en 15:
- —
meststoffen als bedoeld in de aantekening 13, eerste streepje, en aantekening 14 bij deze bijlage die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003.
17
Kaliumnitraat (5 000/10 000)
Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in de vorm van prills of granules) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
18
Kaliumnitraat (1 250/5 000)
Dit is van toepassing op samengestelde meststoffen op basis van kaliumnitraat (in kristalvorm) die dezelfde gevaarlijke eigenschappen als zuiver kaliumnitraat hebben.
19
Opgewaardeerd biogas
Voor de toepassing van deze richtlijn kan opgewaardeerd biogas worden ingedeeld onder rubriek 18 van deel 2 van bijlage I wanneer het verwerkt is in overeenstemming met de toepasselijke normen voor gezuiverd en opgewaardeerd biogas waardoor een kwaliteit gewaarborgd is die overeenkomt met die van aardgas, met inbegrip van de hoeveelheid methaan, en het ten hoogste 1 % zuurstof bevat.
20
Polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen
De hoeveelheden polychloordibenzofuranen en polychloordibenzodioxinen worden berekend aan de hand van de volgende wegingsfactoren:
WHO 2005 TEF | |||
---|---|---|---|
2,3,7,8-TCDD | 1 | 2,3,7,8-TCDF | 0,1 |
1,2,3,7,8-PeCDD | 1 | 2,3,4,7,8-PeCDF | 0,3 |
1,2,3,7,8-PeCDF | 0,03 | ||
1,2,3,4,7,8-HxCDD | 0,1 | ||
1,2,3,6,7,8-HxCDD | 0,1 | 1,2,3,4,7,8-HxCDF | 0,1 |
1,2,3,7,8,9-HxCDD | 0,1 | 1,2,3,7,8,9-HxCDF | 0,1 |
1,2,3,6,7,8-HxCDF | 0,1 | ||
1,2,3,4,6,7,8-HpCDD | 0,01 | 2,3,4,6,7,8-HxCDF | 0,1 |
OCDD | 0,0003 | 1,2,3,4,6,7,8-HpCDF | 0,01 |
1,2,3,4,7,8,9-HpCDF | 0,01 | ||
OCDF | 0,0003 |
(T = tetra, P = penta, Hx = hexa, Hp = hepta, O = octa)
Referentie — Van den Berg et al: The 2005 World Health Organization Re-evaluation of Human and Mammalian Toxic Equivalency Factors for Dioxins and Dioxin-like Compounds
21
Wanneer deze gevaarlijke stof eveneens onder categorie P5a ontvlambare vloeistoffen of P5b ontvlambare vloeistoffen valt, geldt voor de toepassing van deze richtlijn de laagste drempelwaarde.
Voetnoten
Het CAS-nummer wordt slechts ter indicatie gegeven.
Mits het mengsel zonder natriumhypochloriet niet zou worden ingedeeld als aquatisch acuut categorie 1 [H400].
Verdere richtsnoeren voor het afzien van de test zijn beschikbaar in de beschrijving van methode A.14, zie Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).
PB L 147 van 9.6.1975, blz. 40.
Een stikstofgehalte van 15,75 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 45 % ammoniumnitraat.
Een stikstofgehalte van 24,5 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 70 % ammoniumnitraat.
PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.
Een stikstofgehalte van 28 gewichtsprocent, afkomstig van het ammoniumnitraat, komt overeen met 80 % ammoniumnitraat.