Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2012/18/EU betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad
Artikel 4 Beoordeling van de gevaren van zware ongevallen voor een bepaalde gevaarlijke stof
Geldend
Geldend vanaf 13-08-2012
- Bronpublicatie:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/18/EU)
- Inwerkingtreding
13-08-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2012, PbEU 2012, L 197 (uitgifte: 24-07-2012, regelingnummer: 2012/18/EU)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Omgevingsrecht / Milieu
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - algemene regels
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
De Commissie beoordeelt, in voorkomend geval of in ieder geval op basis van een kennisgeving door een lidstaat in overeenstemming met lid 2, of het in de praktijk onmogelijk is dat een onder deel 1 van bijlage I vallende of in deel 2 van bijlage I opgenomen bepaalde gevaarlijke stof het vrijkomen van materie of energie kan veroorzaken waardoor een zwaar ongeval kan ontstaan, en dit zowel in normale als abnormale omstandigheden die redelijkerwijs te voorzien zijn. Die beoordeling houdt rekening met de in lid 3 bedoelde informatie en is gebaseerd op een of meerdere van de volgende kenmerken:
- a)
de fysische vorm van de gevaarlijke stof bij normale proces- of behandelingscondities of ingeval van een onvoorziene vrijzetting;
- b)
de intrinsieke eigenschappen van de gevaarlijke stof, met name met betrekking tot het dispersiegedrag bij een scenario van een zwaar ongeval, zoals de molecuulmassa en de verzadigde dampspanning;
- c)
de maximumconcentratie van de stoffen ingeval van mengsels.
Voor de toepassing van de eerste alinea zou er waar nodig eveneens rekening moeten worden gehouden met de omhulling en algemene verpakkingswijze van de gevaarlijke stof, met name wanneer dit wordt behandeld in specifieke Uniewetgeving.
2.
Wanneer een lidstaat van mening is dat een gevaarlijke stof geen gevaar voor een zwaar ongeval oplevert overeenkomstig lid 1, stelt hij de Commissie hiervan in kennis en doet hij haar een motivering ter ondersteuning toekomen, met inbegrip van de in lid 3 bedoelde informatie.
3.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2, omvat de informatie die nodig is voor de beoordeling van de gevaarlijke eigenschappen voor de gezondheid, op fysisch gebied en voor het milieu van de gevaarlijke stof of het gevaarlijk mengsel in kwestie:
- a)
een omvattende lijst van eigenschappen die noodzakelijk zijn om te beoordelen of een gevaarlijke stof het vermogen heeft om fysische schade, schade aan de gezondheid of milieuschade te veroorzaken;
- b)
fysische en chemische eigenschappen (zoals molecuulmassa, verzadigde dampspanning, inherente toxiciteit, kookpunt, reactiviteit, viscositeit, oplosbaarheid en andere relevante eigenschappen);
- c)
gevaarlijke eigenschappen voor de gezondheid en op fysisch gebied (zoals reactiviteit, ontvlambaarheid, toxiciteit samen met bijkomende factoren zoals de inwerking op het organisme, de ratio letsels/dodelijke ongevallen, en langetermijneffecten, en andere relevante eigenschappen);
- d)
gevaarlijke eigenschappen voor het milieu (zoals ecotoxiciteit, persistentie, bioaccumulatie, potentieel voor verspreiding over lange afstanden door het milieu, en andere relevante eigenschappen);
- e)
indien beschikbaar, de uniale klasse-indeling van de stof of het mengsel;
- f)
informatie over stofspecifieke behandelingsomstandigheden (zoals temperatuur, druk en andere relevante omstandigheden) waaronder de gevaarlijke stof is opgeslagen, wordt gebruikt en/of aanwezig kan zijn in geval van te voorziene bijzondere werkzaamheden of een ongeval zoals brand.
4.
Na de in lid 1 bedoelde beoordeling dient de Commissie, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel in bij het Europees Parlement en de Raad om de gevaarlijke stof in kwestie uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn.