NJB 2013/2522
Ongeloofwaardige verklaring verdachte in bewijsmotivering: geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de rechter in zijn bewijsmotivering feiten of omstandigheden – zoals de inhoud van een verklaring van de verdachte – weergeeft teneinde vervolgens tot uitdrukking te brengen dat daaraan moet worden voorbijgegaan (vgl. HR 18 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF1182, NJ 2008/612). A-G: anders
HR 12-11-2013, ECLI:NL:HR:2013:1159
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 november 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, W.F. Groos, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/01734
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:179, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2422, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2013
ECLI:NL:HR:2013:1159, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑11‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:1161, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑07‑2012
- Wetingang
(Sv art. 359)
Essentie
Ongeloofwaardige verklaring verdachte in bewijsmotivering: geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de rechter in zijn bewijsmotivering feiten of omstandigheden – zoals de inhoud van een verklaring van de verdachte – weergeeft teneinde vervolgens tot uitdrukking te brengen dat daaraan moet worden voorbijgegaan (vgl. HR 18 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF1182, NJ 2008/612). A-G: anders
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is met bevestiging door het hof van het vonnis van de rechtbank veroordeeld wegens – kort gezegd – 1. voorbereiding van diefstal met geweld of afpersing, 2. handelen in strijd met art. 26 lid 1 WWM, en 3. opzettelijk handelen in strijd met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.