Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/705
Beklag, beslag ex art. 94a Sv. 1. Schending art. 33a lid 2 Sr door in het midden te laten of de in de strafzaak van zoon (beslagene) verbeurdverklaarde auto’s aan klaagster toebehoorden? 2. Motivering oordeel Rb. dat klaagster minst genomen had kunnen vermoeden waarvoor haar zoon de voertuigen gebruikte. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 04-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:840
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 juni 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
18/01887
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:840, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:313, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2019
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94a Sv. 1. Schending art. 33a lid 2 Sr door in het midden te laten of de in de strafzaak van zoon (beslagene) verbeurdverklaarde auto’s aan klaagster toebehoorden? 2. Motivering oordeel Rb. dat klaagster minst genomen had kunnen vermoeden waarvoor haar zoon de voertuigen gebruikte. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
Beschikking op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 11 april 2018, nummer RK 18/60, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552b Sv, ingediend door: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.