V-N 2018/55.10
Dividendbelasting volgens A-G niet discriminerend voor buitenlandse beleggers. Prejudiciële vragen niet meer nodig
HR (Parket) 27-09-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1061, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
27 september 2018
- Zaaknummer
16/03954(bis)
17/02428
19/01141
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS70245:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1674, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:531, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:545, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 22‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1061, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑09‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:504, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑06‑2017
- Wetingang
Essentie
Advocaat-generaal Wattel adviseert de Hoge Raad om de prejudiciële vragen in te trekken. Naar aanleiding van het arrest in de Deense zaak Fidelity Funds heeft het Hof van Justitie EU daar namelijk om verzocht. Gezien het arrest in die zaak zijn de vragen van de Hoge Raad voldoende beantwoord.
Samenvatting
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld in de zaak van een Duitse UCITS (1 augustus 2016, nr. 12/29, V-N 2016/43.13) en in de zaak van een ‘open-end’ beleggingsfonds uit het VK (‘X Fund‘, 1 augustus 2016, nr. 15/6759, V-N ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.