Einde inhoudsopgave
Besluit (EU) 2021/1764 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 08-10-2021
- Bronpublicatie:
05-10-2021, PbEU 2021, L 355 (uitgifte: 07-10-2021, regelingnummer: 2021/1764)
- Inwerkingtreding
08-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-10-2021, PbEU 2021, L 355 (uitgifte: 07-10-2021, regelingnummer: 2021/1764)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
EU-recht / Marktintegratie
Besluit van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 203,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Parlement 1.,
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Dit besluit bevat de regels en de procedure voor de associatie van de Unie met de landen en gebieden overzee (LGO), met inbegrip van Groenland, en komt in de plaats van Besluit 2013/755/EU van de Raad (het ‘LGO-besluit’) 2. en Besluit 2014/137/EU van de Raad 3.. Besluit 2013/755/EU moet derhalve worden ingetrokken.
- (2)
Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (VK) uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is deze associatie van toepassing op de LGO die zijn vermeld in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met uitzondering van de twaalf LGO van het VK die in die bijlage zijn vermeld.
- (3)
Overeenkomstig artikel 204 VWEU is het bepaalde in de artikelen 198 tot en met 203 VWEU op Groenland van toepassing, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen van Protocol nr. 34 bij het VWEU betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland. Overeenkomstig het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft 4. worden de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds, geregeld bij Besluit 2014/137/EU, waarin de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland worden onderstreept en waarbij een specifiek partnerschap en specifieke samenwerking worden vastgesteld. Besluit 2014/137/EU is op 31 december 2020 vervallen.
- (4)
Het is de bedoeling dat de steun van de Unie voor de LGO, die voorheen werd gefinancierd uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), met ingang van 1 januari 2021 wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.
- (5)
Om het aantal externe financieringsinstrumenten te verminderen en de prestaties ervan te verminderen moeten de betrekkingen met alle LGO, met inbegrip van Groenland, worden geregeld in één besluit, dat Besluit 2013/755/EU en Besluit 2014/137/EU vervangt.
- (6)
Het bij dit besluit ingestelde partnerschap moet het mogelijk maken de nauwe betrekkingen tussen de Unie enerzijds en de LGO anderzijds voort te zetten.
- (7)
De Raad kwam in 2003 overeen dat de toekomstige betrekkingen van de Unie met Groenland na 2006 zouden worden gebaseerd op een alomvattend partnerschap voor duurzame ontwikkeling met daarbij een specifieke visserijovereenkomst, waarover zou worden onderhandeld volgens de algemene regels en beginselen voor dergelijke overeenkomsten.
- (8)
In de gemeenschappelijke verklaring van de Europese Unie enerzijds en van de regering van Groenland en de regering van Denemarken anderzijds over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Groenland, die op 19 maart 2015 in Brussel werd ondertekend, werd herinnerd aan de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland, en werd het voornemen geuit de betrekkingen en de samenwerking op basis van de in grote lijnen gedeelde belangen verder op te voeren en hun wederzijdse betrekkingen een langetermijnperspectief te geven.
- (9)
Dit besluit moet de specifieke kenmerken van het partnerschap tussen de Unie enerzijds en Groenland en Denemarken anderzijds voor het voetlicht brengen, zoals de doelstelling om de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken in stand te houden, de erkenning van de geostrategische positie van Groenland, het belang van beleidsdialoog tussen Groenland, Denemarken en de Unie, het bestaan van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Unie en Groenland en de potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken. Het moet een antwoord bieden op mondiale uitdagingen en ruimte bieden voor de ontwikkeling van een proactieve agenda en het nastreven van wederzijdse belangen, met name in verband met het toenemende effect van klimaatverandering op de menselijke activiteit en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, alsmede onderzoek en innovatie.
- (10)
Het VWEU en het op basis daarvan vastgestelde afgeleide recht zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn weliswaar geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt en moeten echter voldoen aan de verplichtingen die op handelsgebied voor derde landen gelden, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen.
- (11)
De bijzondere betrekkingen tussen de Unie en de LGO verschuiven geleidelijk van ontwikkelingssamenwerking naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de LGO. De tot dusver geboekte vooruitgang moet worden geconsolideerd en versterkt. Voorts moet de solidariteit tussen de Unie en de LGO worden gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij allen tot dezelfde ‘Europese familie’ behoren.
- (12)
De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de ontwikkeling van de LGO kan worden vergroot door maatschappelijke organisaties op alle samenwerkingsterreinen te versterken.
- (13)
De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (‘Agenda 2030’), die door de Verenigde Naties is aangenomen in september 2015, is het antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale uitdagingen en trends op het gebied van duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030, waarvan de duurzame-ontwikkelingsdoelen (SDG's) van de Verenigde Naties, de overeenkomst van Parijs5. die is aangenomen op 12 december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) (overeenkomst van Parijs) en de actieagenda van Addis Abeba de kern vormen, is een transformerend kader om overal ter wereld armoede uit te bannen en duurzame ontwikkeling te verwezenlijken. De Agenda 2030 is universeel van toepassing en biedt een uitgebreid gedeeld actiekader voor zowel de Unie als haar partners. Doel is het vinden van een evenwicht tussen de economische, de sociale en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en het onderkennen van de essentiële onderlinge verbanden tussen de doelstellingen en streefcijfers. Agenda 2030 wil niemand aan zijn lot overlaten. De uitvoering zal zorgvuldig worden afgestemd op andere internationale verbintenissen. Bij de maatregelen die in het kader van dit besluit worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenhang met de SDG's en aan geïntegreerde maatregelen die extra voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt. Gendergelijkheid en de emancipatie van vrouwen zijn onontbeerlijk voor het verwezenlijken van de SDG's en zijn horizontale onderwerpen in de hele Agenda 2030.
- (14)
De associatie tussen de Unie en de LGO moet ook in de toekomst op drie pijlers rusten, namelijk versterking van het concurrentievermogen, vergroting van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid, en stimulering van samenwerking en integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio's.
- (15)
De financiële bijstand van de Unie die in het kader van het partnerschap wordt toegewezen, moet de ontwikkeling van de LGO een Europees perspectief geven en moet bijdragen tot de versterking van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie en de LGO, en tegelijkertijd de positie van de LGO als voorposten van de Unie versterken, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis die de partners verbinden.
- (16)
Gezien de geografische ligging van de LGO en ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald geografisch gebied, moet de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden worden bevorderd in het belang van alle partijen, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar gebieden van gemeenschappelijk belang en aan het bevorderen van de waarden en normen van de Unie.
- (17)
De ontwikkeling van intraregionale samenwerking is een prioriteit van wederzijds belang. Bij intraregionale activiteiten moet waar passend worden gestreefd naar een evenwicht tussen de regio's van de Stille Oceaan, de Indische Oceaan, de Caraïben, de Atlantische Oceaan en het Noordpoolgebied.
- (18)
De LGO worden vanwege hun geografische ligging met specifieke beperkingen geconfronteerd. Met name met hun beperkingen ten gevolge van hun afgelegen of uiterst afgelegen ligging moet rekening worden gehouden bij het uitvoeren van dit besluit.
- (19)
Wanneer dit besluit wordt uitgevoerd, moet op basis van de lijst van begunstigden van die hulp die is opgesteld de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rekening worden gehouden met de sociale en economische situatie van LGO, met name met betrekking tot LGO die in aanmerking komen voor officiële ontwikkelingshulp (ODA).
- (20)
Veel LGO grenzen aan de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, aan staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en aan andere derde landen of gebieden 6., en hebben met hun buurlanden behoeften gemeen op het gebied van bijvoorbeeld adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering, behoud van biodiversiteit, vraagstukken met betrekking tot oceanen, economische diversifiëring en rampenrisicovermindering.
- (21)
In de mededeling van de Commissie over ‘Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU’ van 24 oktober 2017, de conclusies van het 15e en 16e LGO-EU-forum en de aanbevelingen van de Commissie inzake de onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de ACS-landen wordt opgeroepen tot versterking van de regionale samenwerkingsprogramma's waarbij LGO en hun buurlanden zijn betrokken.
- (22)
De LGO beschikken over een rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering beïnvloedt de natuurlijke omgeving van de LGO en vormt een bedreiging voor hun duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor het behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, rampenrisicovermindering, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en de bevordering van duurzame energie en energiezekerheid dragen bij tot adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering in de LGO. De associatie moet streven naar het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor duurzame ontwikkeling.
- (23)
De Unie en de LGO bevestigen dat zij op grond van milieu- en volksgezondheidsoverwegingen het recht hebben de gevolgen van afval te reguleren zonder te verzaken aan hun internationale verplichtingen.
- (24)
Het bij dit besluit vastgestelde programma (‘dit programma’) weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering, in overeenstemming met de door de Unie gedane toezeggingen om de overeenkomst van Parijs uit te voeren en de SDG's te verwezenlijken, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het algemene streefcijfer van 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen wordt gehaald. Naar verwachting zullen acties in het kader van dit programma leiden tot een bijdrage van 25 % van de totale financiële middelen ervan aan klimaatdoelstellingen. De relevante acties zullen worden vastgesteld tijdens de uitvoering van dit programma, en de totale bijdrage via dit programma moet worden gemonitord, geëvalueerd en getoetst. Om het biodiversiteitsverlies tot staan te helpen brengen en te helpen ombuigen, moet dit programma bijdragen tot de ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven van het meerjarig financieel kader te besteden aan biodiversiteitsdoelstellingen, daarbij rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.
- (25)
De aanzienlijke bijdrage die de LGO zouden kunnen leveren aan de toezeggingen van de Unie in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten, moet in de betrekkingen tussen de Unie en de LGO worden erkend.
- (26)
De Unie en de LGO erkennen het bijzondere belang van onderwijs en beroepsopleiding als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO.
- (27)
De associatie tussen de Unie en de LGO moet rekening houden met en bijdragen tot het behoud van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO.
- (28)
De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken moet bijdragen tot duurzame economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.
- (29)
Dit besluit zal flexibele oorsprongsregels blijven bevatten, met name wat betreft de cumulatie van oorsprong. Cumulatie mag niet alleen mogelijk zijn met de LGO en met landen die een economische partnerschapsovereenkomst met de Unie hebben gesloten, maar onder bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het stelsel van algemene preferenties van de Unie. Die voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen.
- (30)
In het belang van de betrokken bedrijven en overheden in de LGO moeten de procedures voor de certificatie van de LGO-oorsprong worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden aangepast.
- (31)
Daarnaast zullen gedetailleerde waarborgen en monitoringbepalingen worden gehandhaafd, zodat zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers kunnen uitgaan van duidelijke en transparante voorschriften en procedures. Ten slotte moet in het algemeen belang worden gewaarborgd dat de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer van goederen uit de LGO naar de Unie correct worden toegepast.
- (32)
In verband met de doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging moet steun worden geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden, door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de LGO te verbeteren. De Unie moet in dit verband de LGO de gunstigst mogelijke behandeling bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden door middel van brede meestbegunstigingsclausules; voor de LGO moeten de mogelijkheden voor handelsbetrekkingen flexibeler zijn door de behandeling die de LGO aan de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere belangrijke handelsmachten bieden.
- (33)
De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot een veiliger, solider en transparanter financieel stelsel, aangezien dat van wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen ter zake moeten worden toegespitst op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van de wetgeving van de LGO aan de EU-wetgeving inzake financiële diensten. Voldoende aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de LGO, ook op het gebied van toezicht.
- (34)
Gelet op het vermogen van de Unie om wereldwijd op te treden en kan reageren op mondiale uitdagingen zoals het uitbannen van armoede, duurzame en inclusieve ontwikkeling of het wereldwijd propageren van democratie, goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat, op haar langdurige en voorspelbare betrokkenheid bij ontwikkelingshulp en op haar rol in het coördineren met haar lidstaten, moet de financiële bijstand van de Unie gericht zijn op de gebieden waar ze het grootste effect sorteert.
- (35)
Met het oog op doelmatigheid en vereenvoudiging en rekening houdend met de beheerscapaciteit van de autoriteiten van de LGO moeten de aan de LGO toegewezen financiële middelen worden beheerd op basis van een wederkerig partnerschap. De autoriteiten van de LGO moeten voorts de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het formuleren en uitvoeren van het beleid dat de partijen in de vorm van samenwerkingsstrategieën zijn overeengekomen. Bij de programmering en de uitvoering moet rekening worden gehouden met de beperkte administratieve en personele middelen van de LGO.
- (36)
In dit besluit worden de financiële middelen vastgelegd voor de associatie van de LGO met de Unie, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het financiële referentiebedrag vormen in de zin van punt 19 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsmede de nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een stappenplan voor de invoering van nieuwe eigen middelen7.. Dat bedrag moet slechts dienen ter indicatie van de wil van de wetgever en moet de in het VWEU vastgestelde begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad onverlet laten.
- (37)
De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben aangenomen, gelden ook voor dit besluit. Die regels zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 8. (het ‘Financieel Reglement’) en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, prijzen, aanbestedingen, prijzen, indirect beheer, financiële instrumenten, begrotingsgaranties, financiële bijstand en vergoeding van externe deskundigen, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels omvatten ook een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.
- (38)
Welke financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor dit besluit worden gekozen, moet worden bepaald op basis van het vermogen ervan om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Bij die keuze moet het gebruik van forfaitaire bedragen, eenheidskosten en financiering op basis van een vast percentage, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement, in overweging worden genomen.
- (39)
De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal rendeert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergie met andere beleidslijnen en programma's van de Unie. Opdat gecombineerde steunmaatregelen zo veel mogelijk effect sorteren ten behoeve van een gemeenschappelijk doel, moet de financiering in het kader van dit besluit kunnen worden gecombineerd met bijdragen uit andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. Aangezien de toegang voor LGO tot Unieprogramma's problematisch blijft, moet de Commissie zich in voorkomend geval beijveren om LGO betere toegang tot Unieprogramma's te verlenen, bijvoorbeeld via capaciteitsopbouw en opleidingsactiviteiten. Het niveau van deelname van de LGO moet regelmatig worden geëvalueerd. Voorts moet de Unie erop toezien dat natuurlijke personen uit de LGO op dezelfde basis als onderdanen van de lidstaten kunnen deelnemen aan initiatieven van de Unie.
- (40)
In dit besluit moet met betrekking tot de uitvoering van de samenwerking waar passend worden verwezen naar Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad 9. om consistent beheer tussen de verschillende instrumenten te waarborgen.
- (41)
Teneinde rekening te houden met ontwikkelingen en wijzigingen van de douane- en handelswetgeving moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de procedurele oorsprongsregels en de daarmee verband houdende definities in bijlage II en de aanhangsels van bijlage II, zodat de Commissie deze wijzigingen in het besluit kan verwerken. De Commissie moet tevens worden gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 3 van bijlage I teneinde de indicatoren waar nodig te herzien en aan te vullen en die bijlage aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.
- (42)
Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 10. moet dit programma worden geëvalueerd aan de hand van informatie die wordt verzameld overeenkomstig specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij administratieve lasten en overregulering, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
- (43)
Verwijzingen naar de instrumenten voor externe bijstand in artikel 9 van Besluit 2010/427/EU van de Raad 11. moeten worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit. De Commissie moet erop toezien dat de rol van de EDEO zoals bepaald in het genoemde besluit, bij de uitvoering van het onderhavige besluit in acht wordt genomen.
- (44)
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8, van bijlage II, artikel 2 van bijlage III, en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV bij dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 12..
- (45)
Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 13., Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 14., Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 15. en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 16. moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van doeltreffende en evenredige maatregelen, waaronder maatregelen met betrekking tot voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 met name administratief onderzoek verrichten, daaronder begrepen controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden.
Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 17.. Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.
- (46)
Om de samenwerking tussen de LGO te versterken, zou het REX-systeem, het systeem voor de registratie van exporteurs die gemachtigd zijn de oorsprong van goederen te certificeren dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie 18., door de LGO kunnen worden gebruikt om een preferentiële tariefbehandeling toe te kennen aan producten van oorsprong uit een ander LGO in gevallen waarin er geen sprake is van cumulatie.
- (47)
Krachtens dit besluit moet de Unie in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is afgestemd op een verscheidenheid van situaties.
- (48)
Ter waarborging van de continuïteit van steunverlening op het gegeven beleidsterrein en ter uitvoering van het programma vanaf het begin van het meerjarig financieel kader 2021–2027, moet dit besluit met spoed in werking treden en met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 31 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en advies van 14 september 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (‘LGO-besluit’) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds (PB L 76 van 15.3.2014, blz. 1).
PB L 29 van 1.2.1985, blz. 1.
PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.
Onder het begrip ‘gebieden’ wordt verstaan: de twaalf LGO van het Verenigd Koninkrijk die in bijlage II bij het VWEU waren opgenomen ten tijde van de kennisgeving aan de Europese Raad op 29 maart 2017 van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie en Euratom op grond van artikel 50 VEU.
Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28).
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (‘EOM’) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).