De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/18.3.2.3.1:18.3.2.3.1 Haarlemmermeer/Hashish
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/18.3.2.3.1
18.3.2.3.1 Haarlemmermeer/Hashish
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380402:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244; HR 1 december 2000, NJ 2001, 46; HR 25 januari 2002, NJ 2002, 169. Zie voor een bespreking van de twee laatstgenoemde arresten Van Mierlo 2002.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het in de vorige paragraaf al aangehaalde arrest van de Hoge Raad inzake Gemeente Haarlemmermeer/Hashish, met betrekking tot de verjaring van de bestuurlijke dwangsom, kwam niet alleen de vraag aan de orde of de betekening van de uitspraak, waarbij het verzet tegen de invordering van dwangsommen werd afgewezen, zou kunnen worden beschouwd als een daad van rechtsvervolging als bedoeld in art. 3:316 BW. Subsidiair werd in de voorafgaande appelprocedure door de gemeente betoogd dat de betekening met betalingsbevel in kwestie te gelden had als 'schriftelijke mededeling' in de zin van art. 3:317 BW.
Het hof was een andere mening toegedaan, nu in het bij de betekening gedane betalingsbevel slechts was te lezen dat Hashish werd bevolen de proceskosten te voldoen en dat bij niet-betaling daarvan tot executie zou worden overgegaan.
Indien het bij een mededeling ex art. 3:317 BW slechts zou gaan om een 'voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking over zijn gegevens en bewijsmateriaal houdt, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog door de schuldeiser ingestelde vordering behoorlijk kan verweren,1 zou de uitspraak van het hof wellicht anders hebben geluid. De debiteur kan de betekening van een uitspraak waarin zijn bezwaar tegen de executie van dwangsommen wordt afgewezen namelijk moeilijk anders opvatten dan in de hierboven bedoelde zin, ook als daarbij niet uitdrukkelijk een hervatting van de executie wordt aangekondigd, of een expliciet bevel tot betaling wordt gedaan. Nu de wet echter woordelijk vereist dat deze waarschuwing in een schriftelijke mededeling is vervat, is aan het vereiste uit art. 3:317 BW niet voldaan; toepassing van de Haviltex-maatstaf kan de schriftelijke mededeling die blijkens haar inhoud uitsluitend op de proceskosten zag, niet tot de dwangsomvordering uitbreiden.