Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/
Verhandeling
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377886:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 14 februari 1997, NJ 1997, 244(Van der Weide/Meneba NV); zie ook HR 1 december 2000, NJ 2001, 46(Thomassen Metaalbouw BV/Vos); HR 25 januari 2002, NJ 2002, 169(Internationale Nederlanden Bank NV/Van den Berk).
Blijkens het arrest van het Hof 's-Hertogenbosch van 5 april 2005 oordeelt het hof relevant of een brief onmiskenbaar is uitgebracht om de verjaring te stuiten. De stuitingsbrief vermeldde weliswaar letterlijk genomen een - niet ingetreden - voorwaarde voor de stuiting, maar dit deed naar het oordeel van het hof niet af aan de bedoeling van de brief om de verjaring te stuiten.
Zie ook Smeehuijzen 2006, p. 370, die de overwegingen van de A-G - in het bijzonder die met betrekking tot de Haviltex-maatstaf - toejuicht.
Op grond van art. 3:317 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis voorts gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling, waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 14 februari 19971 dient het hier te gaan om 'een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar dat hij er ook na het verstrijken van de verjaringstermijn rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen een dan mogelijkerwijs alsnog ingestelde rechtsvordering behoorlijk kan verweren.'2 Bakels schrijft in zijn conclusie voor het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2002 dat de beantwoording van de vraag of van een schriftelijke mededeling als bedoeld in art. 3:317 BW sprake is, een kwestie van uitleg is en dat bij die uitleg de Haviltex-maatstaf moet worden aangelegd. De mededeling in kwestie moet dus door de rechter in zijn context worden gelezen: de rechter 'mag daarom niet ermee volstaan te letten op de inhoud daarvan, maar dient tevens de overige omstandigheden van het geval in zijn oordeel te betrekken:3