Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 3.34c
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2023, Stcrt. 2023, 33937 (uitgifte: 13-12-2023, regelingnummer: 5031699)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2023, Stcrt. 2023, 33937 (uitgifte: 13-12-2023, regelingnummer: 5031699)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling geen leges verschuldigd ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of verlengen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.51, derde lid, van het Besluit en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder j, in verband met een gezagsbeëindiging.
2.
In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit en artikel 3.24aa, eerste lid, aanhef en onder f, in verband met een ondertoezichtstelling, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.51, derde lid, van het Besluit en artikel 3.24aa, tweede lid, aanhef en onder j, in verband met een ondertoezichtstelling, een bedrag van € 76 verschuldigd.