Vgl. ook HR 8 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:884.
HR, 08-07-2014, nr. 13/02132
ECLI:NL:HR:2014:1610, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-2014
- Zaaknummer
13/02132
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1610, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑07‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:700, Contrair
ECLI:NL:PHR:2014:700, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1610, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0310
Uitspraak 08‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Geen beslissing t.a.v. beslag, art. 353 Sv. HR: art. 80a RO. De Hoge Raad is van oordeel dat deze klacht geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, aangezien hij binnen de in art. 552a.3 Sv gestelde termijn van drie maanden na de dag waarop de vervolgde zaak tot een einde is gekomen, zich op de voet van art. 552a.1 Sv schriftelijk kan beklagen bij het Hof over het uitblijven van een last tot teruggave van de desbetreffende voorwerpen (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX0146, rov. 2.2.3, m.b.t. een verzuim als het onderhavige). Conclusie AG: anders.
Partij(en)
8 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/02132
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 maart 2013, nummer 22/001220-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, tot een beslissing tot teruggave van alle voorwerpen zoals deze zijn vermeld op de aan het arrest van het Hof van 18 juli 2008 gehechte lijst en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd op de voet van art. 353 Sv een beslissing te nemen ten aanzien van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen.
2.2.
De Hoge Raad is van oordeel dat deze klacht geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, aangezien hij binnen de in art. 552a, derde lid, Sv gestelde termijn van drie maanden na de dag waarop de vervolgde zaak tot een einde is gekomen, zich op de voet van art. 552a, eerste lid, Sv schriftelijk kan beklagen bij het Hof over het uitblijven van een last tot teruggave van de desbetreffende voorwerpen (vgl. HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.2.3 met betrekking tot een verzuim als het onderhavige).
2.3.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a RO - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014.
Conclusie 10‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Geen beslissing t.a.v. beslag, art. 353 Sv. HR: art. 80a RO. De Hoge Raad is van oordeel dat deze klacht geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, aangezien hij binnen de in art. 552a.3 Sv gestelde termijn van drie maanden na de dag waarop de vervolgde zaak tot een einde is gekomen, zich op de voet van art. 552a.1 Sv schriftelijk kan beklagen bij het Hof over het uitblijven van een last tot teruggave van de desbetreffende voorwerpen (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX0146, rov. 2.2.3, m.b.t. een verzuim als het onderhavige). Conclusie AG: anders.
Nr. 13/02132 Zitting: 10 juni 2014 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad bij arrest van 8 februari 2011 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage op 15 maart 2013 de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en hem ter zake van feit 4 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
2. Namens verdachte heeft mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte geen beslissing heeft genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, zodat het arrest, althans de strafoplegging, onvoldoende met redenen is omkleed.
4. Bij arrest van 18 juli 2008 heeft het Hof de verdachte ten aanzien van het onder 1 tweede/cumulatief/alternatief, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr, en heeft het de teruggave gelast van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals deze zijn vermeld op de aan het arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. De Hoge Raad heeft dat arrest vernietigd wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging en heeft de zaak teruggewezen. Eerdere beslissingen aangaande het beslag vallen onder de strafoplegging. Een beslissing tot teruggave van een beslag wordt derhalve vernietigd indien de Hoge Raad de strafoplegging vernietigt (vgl. HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012: BX4994).1.De steller van het middel wijst er terecht op dat het Hof ten onrechte niet opnieuw heeft beslist over de in beslag genomen voorwerpen maar dat hoeft niet tot cassatie te leiden omdat de Hoge Raad zelf alsnog de teruggave van deze voorwerpen kan gelasten.2.
5. Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan om doelmatigheidsredenen de zaak zelf afdoen. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen nog niet teruggegeven voorwerpen, tot een beslissing tot teruggave van alle voorwerpen zoals deze zijn vermeld op de aan het arrest van het Hof van 18 juli 2008 gehechte lijst en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑06‑2014
Evenals in HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4994.