Hof Amsterdam 15 februari 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ4433.
Hof Amsterdam, 30-01-2015, nr. 23-005511-11
ECLI:NL:GHAMS:2015:252
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-01-2015
- Zaaknummer
23-005511-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:252, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑01‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 30‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor overtreding van artikel 2:3a Wft, medeplegen van het opzettelijk zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener. Sprake van hawala bankieren.
Parketnummer: 23-005511-11
Datum uitspraak: 30 januari 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-997036-09 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 en 27 september 2013, 16 en 18 december 2014 en 16 januari 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de tenlastelegging zoals deze is gewijzigd ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair en 2 op de terechtzitting in eerste aanleg van 9 november 2011, ten aanzien van de feiten 2 en 3 op de terechtzitting in eerste aanleg van 23 november 2011 en ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair op de terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2013, waarbij het hof de nummering van de geldoverdrachten zoals door de rechtbank bij feit 1 primair en subsidiair aangebracht zal overnemen, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met 9 december 2009, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Almere, althans in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Turkije en/of in Pakistan en/of in de Verenigde Arabische Emiraten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op hierna te noemen tijdstippen (telkens) (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag,
-de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had en/of
-verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat
geldbedrag, gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dit geldbedrag -onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit misdrijf:
1. op of omstreeks 30 oktober 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
2. in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009 een bedrag
van (ongeveer) 100.000 pond en/of
3. in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 2 november 2009 een
onbekend geldbedrag en/of een geldbedrag van (ongeveer) 65.920 pond en/of
4. op of omstreeks 4 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 134.100 euro en/of
5. op of omstreeks 5 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 50.000 euro en/of
6. op of omstreeks 7 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of
7. in of omstreeks de periode van 6 november 2009 tot en met 7 november 2009 een bedrag
van (ongeveer) 64.345 pond en/of
8. in of omstreeks de periode van 7 november 2009 tot en met 9 november 2009 een bedrag
van (ongeveer) 70.000 euro of Turkse Lira en/of
9. op of omstreeks 9 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 euro en/of
10. op of omstreeks 10 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 68.000 pond en/of
11. op of omstreeks 10november2009 een bedrag van (ongeveer) 94.000 pond en/of
12. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
13. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 70.500 euro en/of
14. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 pond en/of
15. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of
16. in of omstreeks de periode van 11 november 2009 tot en met 17 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 200.000 euro of Turkse Lira en/of
17. in of omstreeks de periode van 11 november 2009 tot en met 12 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
18. op of omstreeks 12 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 82.000 pond en/of
19. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 42.500 pond en/of
20. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 50.000 pond en/of
21. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 85.000 pond en/of
22. op of omstreeks 14 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
23. in of omstreeks de periode van 13 november 2008 tot en met 15 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 50.000 pond en/of
24. op of omstreeks 16 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 74.500 pond en/of
25. op of omstreeks 16 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 55.000 pond en/of
26. op of omstreeks 17 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
27. op of omstreeks 24 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 pond en/of
28. in of omstreeks de periode van 23 november 2009 tot en met 25 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 100.000 euro of Turkse lira en/of
29. in of omstreeks de periode van 24 november 2009 tot en met 25 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 75.000 pond en/of
30. op of omstreeks 25 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 165.000 euro en/of
31. op of omstreeks 30 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 69.000 pond en/of
32. in of omstreeks de periode van 30 november 2009 tot en met 1 december 2009 een bedrag
van (ongeveer) 50.000 pond en/of
33. op of omstreeks 1 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 euro en/of
34. op of omstreeks 2 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 68.000 pond en/of
35. op of omstreeks 2 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 95.000 euro en/of
36. in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met 3 december 2009 een bedrag
van (ongeveer) 48.045 pond en/of en/of een bedrag van (ongeveer) 35.000 pond en/of
37. op of omstreeks 4 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 pond en/of
38. op of omstreeks 6 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 78.000 euro en/of
39. op of omstreeks 8 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 25.000 euro
1. subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 oktober 2009 tot en met
9 december 2009, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Almere, althans in Nederland, en/of
in het Verenigd Koninkrijk en/of in Turkije en/of in Pakistan en/of de Verenigde Arabische
Emiraten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op hierna te noemen tijdstippen (telkens) (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag,
-de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van
dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had en/of
-verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat geldbedrag,
gebruik gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf:
1. op of omstreeks 30 oktober 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
2. in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 31 oktober 2009 een bedrag
van (ongeveer) 100.000 pond en/of
3. in of omstreeks de periode van 30 oktober 2009 tot en met 2 november 2009 een
onbekend geldbedrag en/of een geldbedrag van (ongeveer) 65.920 pond en/of
4. op of omstreeks 4 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 134.100 euro en/of
5. op of omstreeks 5 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 50.000 euro en/of
6. op of omstreeks 7 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of
7. in of omstreeks de periode van 6 november 2009 tot en met 7 november 2009 een bedrag
van (ongeveer) 64.345 pond en/of
8. in of omstreeks de periode van 7 november 2009 tot en met 9 november 2009 een bedrag
van (ongeveer) 70.000 euro of Turkse Lira en/of
9. op of omstreeks 9 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 euro en/of
10. op of omstreeks 10 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 68.000 pond en/of
11. op of omstreeks 10 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 94.000 pond en/of
12. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
13. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 70.500 euro en/of
14. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 pond en/of
15. op of omstreeks 11 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 5.000 euro en/of
16. in of omstreeks de periode van 11 november 2009 tot en met 17 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 200.000 euro of Turkse Lira en/of
17. in of omstreeks de periode van 11 november 2009 tot en met 12 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
18. op of omstreeks 12 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 82.000 pond en/of
19. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 42.500 pond en/of
20. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 50.000 pond en/of
21. op of omstreeks 13 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 85.000 pond en/of
22. op of omstreeks 14 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
23. in of omstreeks de periode van 13 november 2008 tot en met 15 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 50.000 pond en/of
24. op of omstreeks 16 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 74.500 pond en/of
25. op of omstreeks 16 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 55.000 pond en/of
26. op of omstreeks 17 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 euro en/of
27. op of omstreeks 24 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 pond en/of
28. in of omstreeks de periode van 23 november 2009 tot en met 25 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 100.000 euro of Turkse lira en/of
29. in of omstreeks de periode van 24 november 2009 tot en met 25 november 2009 een
bedrag van (ongeveer) 75.000 pond en/of
30. op of omstreeks 25 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 165.000 euro en/of
31. op of omstreeks 30 november 2009 een bedrag van (ongeveer) 69.000 pond en/of
32. in of omstreeks de periode van 30 november 2009 tot en met 1 december 2009 een bedrag
van (ongeveer) 50.000 pond en/of
33. op of omstreeks 1 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 60.000 euro en/of
34. op of omstreeks 2 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 68.000 pond en/of
35. op of omstreeks 2 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 95.000 euro en/of
36. in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met 3 december 2009 een bedrag
van (ongeveer) 48.045 pond en/of en/of een bedrag van (ongeveer) 35.000 pond en/of
37. op of omstreeks 4 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 100.000 pond en/of
38. op of omstreeks 6 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 78.000 euro en/of
39. op of omstreeks 8 december 2009 een bedrag van (ongeveer) 25.000 euro.
2.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met
9 december 2009, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Almere, althans in Nederland, en/of
in het Verenigd Koninkrijk en/of in Turkije en/of in Pakistan en/of de Verenigde Arabische
Emiraten (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of
bedrijfsmatig betaaldiensten verricht, door (telkens) opzettelijk ten behoeve van en/of op verzoek van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en)
- in het Verenigd Koninkrijk een aantal (in totaal ongeveer 20) geldbedragen te ontvangen, voor
een totaalbedrag van (ongeveer) 1,4 miljoen Engelse ponden;
- in Nederland en/of Turkije een aantal (in totaal ongeveer 19) geldbedragen beschikbaar te stellen, voor een totaalbedrag van (ongeveer) 1,2 miljoen euro/of 370.000 Turkse Lira en/of
- euro, althans (telkens) opzettelijk een of meer betaaldiensten, te weten een of meer geldtransfers, uitgevoerd
En/of
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met
9 december 2009, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Almere, althans in Nederland, en/of
in het Verenigd Koninkrijk en/of in Turkije en/of in Pakistan en/of Verenigde Arabische
Emiraten (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)opzettelijk als geldtransactiekantoor werkzaam is geweest,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar beroepsmatig en/of bedrijfsmatig ten behoeve van en/of op verzoek van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer (onbekend gebleven) ander(en)
(telkens) opzettelijk een of meer geldtransacties uitgevoerd.
3.
Hij op of omstreeks 27 januari 2010 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een
geldbedrag van (ongeveer) 14.630,- euro
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van dat geldbedrag was of wie dat geldbedrag voorhanden had en/of
- heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat
dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van het requisitoir verklaard dat zij zich kan vinden in de bewezenverklaring van de rechtbank inzake feit 1 primair en 2 en dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3, nu het geldbedrag van € 14.630,00 mogelijk afkomstig is van hetgeen hem onder feit 2 is ten laste gelegd, als gevolg waarvan het enkele aanwezig hebben van dit geld (uit eigen misdrijf) aan een bewezenverklaring van witwassen in de weg staat.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn pleitnota betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Met betrekking tot feit 1 heeft hij aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat de verdachte weliswaar betaaldiensten in de zin van de Wet op het financieel toezicht (hierna Wft) heeft verricht in opdracht van de medeverdachten, maar dat hij geen wetenschap had van de criminele herkomst van de gelden waarmee hij handelde, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Ten aanzien van het witwassen van de € 14.630,00 die bij de verdachte zijn aangetroffen, heeft de verdachte verklaard dat dit zijn eigen geld betreft en dat hij dit gespaard heeft met zijn handel in telefoons en toebehoren.
Vrijspraak feit 1 medeplegen van (gewoonte) witwassen
Inleiding
Op grond van een Engels onderzoek naar de invoer en verspreiding van grote hoeveelheden heroïne via Nederland naar Engeland, is een verdenking ontstaan jegens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens in Nederland intensief telefonisch afgeluisterd en geobserveerd. Op grond hiervan is de verdenking ontstaan dat beiden zich in Nederland bezighielden met de voorbereiding van een heroïnetransport. Door het opnemen en uitluisteren van de gesprekken kwamen ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als verdachte in beeld. Op 9 december 2009 zijn alle vier genoemde verdachten aangehouden en in een woning in gebruik bij [medeverdachte 2] is op die dag 32,48 kilo heroïne aangetroffen. In een andere woning waarvan [medeverdachte 2] vanaf september 2009 de huur betaalde en waar hij in de ten laste gelegde periode voorafgaand aan 8 december 2009 ook heeft verbleven, is een hoeveelheid van ruim 8 kilo van een mengsel van paracetamol en coffeïne aangetroffen, alsmede mixers, persmallen en een mengbak met resten heroïne.
Naar aanleiding van de opgenomen en uitgeluisterde gesprekken en de observaties zijn op 27 januari 2010 ook [medeverdachte 5] en [verdachte] als verdachte aangehouden. De inhoud van de gesprekken heeft aanleiding gegeven te veronderstellen, dat door de verdachten gebruik werd gemaakt van een systeem van informele geldtransacties, ter verplaatsing van geldbedragen in Engeland en Nederland. Bij [verdachte] en de eveneens als verdachte aangehouden geldkoerier genaamd [medeverdachte 6], zijn documenten gelijkend op een administratie aangetroffen.
Feiten en omstandigheden
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de verdachte in de ten laste gelegde periode in opdracht van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en door tussenkomst van [medeverdachte 5], grote contante geldbedragen buiten het reguliere bankverkeer heeft omgezet dan wel heeft overgedragen (feit 2). Aldus is sprake geweest van het buiten het officiële financiële circuit, zonder overheidstoezicht verrichten van geldtransacties tussen (voornamelijk) Nederland en Engeland, landen waar in beginsel een toegankelijk, veilig en goedkoop bancair systeem in gebruik is.
Uit het dossier komt voorts onder meer het volgende naar voren.
Op 9 december 2009 is in de woning aan de [adres 1] te Almere, die op dat moment in gebruik was bij de medeverdachte [medeverdachte 2], een hoeveelheid van 32,48 kilo heroïne aangetroffen.
In de garage van een andere woning die in de ten laste gelegde periode eerder in gebruik was bij de medeverdachte [medeverdachte 2], aan de [adres 2] te Almere, is onder meer een hoeveelheid van ruim 8 kilo van een mengsel van paracetamol en coffeïne aangetroffen, alsmede mixers, persmallen en een mengbak met resten heroïne. Op genoemde datum is [medeverdachte 2] in Nederland aangehouden en [medeverdachte 1] in Engeland.
De verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben niet verklaard over de (legale) herkomst dan wel de bestemming van de geldbedragen die in hun opdracht door [medeverdachte 5] en de verdachte werden verplaatst. Voor zover de medeverdachten hebben verklaard over hun eigen legale inkomen, staat dat in geen enkele verhouding tot de hoogte van de bedragen waarmee gehandeld werd.
De verdachte heeft met betrekking tot zijn eigen bron van inkomsten verklaard dat hij handelde in telefoons en telefoonkaarten. De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep een brief overgelegd van de verdachte, waarin deze heeft verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de medeverdachten zich bezig hielden met een internationale, legale groothandel in telecommunicatie artikelen. Vanuit zijn etnische achtergrond was hij gewend contante geldbedragen door middel van een informeel systeem over te dragen. Hij heeft in opdracht geldtransfers verricht en heeft daarvoor een vergoeding ontvangen.
Criminele herkomst
Het hof stelt om te beginnen vast, dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de geldbedragen waarmee de verdachte handelde, van een voorafgaand misdrijf afkomstig waren.
Voorts kan het enkele ondergronds (hawala) bankieren, hoewel in deze zaak een strafbaar feit zoals hieronder bewezen verklaard, niet zonder meer worden gekenschetst als het handelen met geldbedragen die van misdrijf afkomstig zijn. Hoewel in de wijze waarop hawala bankieren in de praktijk wordt gebracht verschillende kenmerken van witwassen kunnen worden herkend, kan het bewijs van (gewoonte) witwassen niet worden gestoeld louter op de omstandigheid dat sprake is van hawala bankieren.
Wetenschap
Het hof stelt voorts het volgende vast.
De verdachte heeft blijkens de inhoud van de tapgesprekken bij 15 van de hieronder besproken geldtransacties een rol gespeeld. Hij onderhield vooral contacten met [medeverdachte 5], die een centrale rol speelde bij het ondergronds bankieren. De verdachte maakte gebruik van verschillende telefoonnummers en sprak versluierend over geldbedragen. Hij heeft een administratie bijgehouden van de meeste transacties waarbij hij betrokken was. Uit de inhoud van de tapgesprekken kan voorts worden afgeleid, dat de verdachte bij twee geldtransacties rechtstreeks contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 2] (transactie 35 en 38), die hij pas heeft leren kennen op 2 december 2009 (transactie 35).
De verdachte onderhield geen intensieve contacten met de opdrachtgevers [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] en uit het dossier komen evenmin concrete feiten en omstandigheden naar voren waaruit enige betrokkenheid van de verdachte kan blijken bij de handel in heroïne.
Alles afwegende is het hof van oordeel, dat - voor zover zou kunnen worden bewezen dat de geldbedragen uit de opbrengst van de handel in verdovende middelen, althans van misdrijf afkomstig zijn - het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat dat de verdachte wist of door de omstandigheden had moeten vermoeden dat de medeverdachten zich met deze handel dan wel met ander crimineel gedrag bezig hielden en dat de geldbedragen die hij vervolgens in hun opdracht verplaatste, de uit die handel of uit dat crimineel gedrag afkomstige opbrengst was.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel, dat het steeds wisselen van telefoonnummers en het versluierend spreken over personen, geldbedragen en plaatsnamen niet slechts kenmerkend is voor crimineel gedrag in het algemeen, maar ook van het ondergronds bankieren en dat daarom niet zonder meer gesteld kan worden, dat zodanig gedrag er op duidt dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van het geld waar hij mee handelde.
Het hof is daarom van oordeel, dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen feit 2 algemeen
Toerekening van de telefoonnummers
Het dossier in deze zaak bevat vele afgeluisterde telefoongesprekken (tapgesprekken), die van belang zijn voor de bewijsvoering.
De medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en de verdachte hebben noch in eerste aanleg noch in hoger beroep betwist, dat zij de personen zijn die gebruik hebben gemaakt van de telefoonnummers zoals die in de weergave van de hieronder besproken opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken worden genoemd. Het hof sluit zich daarom aan bij de toerekening door de rechtbank van de verschillende, door alle verdachten gebruikte telefoonnummers onder paragraaf 6.2.1.3 van het vonnis, inclusief de verwijzingen daarin naar onderdelen van het dossier.
Toerekening van de administraties
Uit het dossier blijkt, dat in deze zaak op verschillende locaties twee zogenaamde administraties zijn aangetroffen.
Op 17 november 2009 is de geldkoerier [medeverdachte 6] aangehouden, met in zijn bezit een opschrijfboekje met daarin een administratie over de periode van 21 oktober tot en met 14 november 2009.
Op 27 januari 2010 zijn bij de doorzoeking van een woning aan de [adres 3] te Amsterdam, de verblijfplaats van de verdachte, twee schriften in beslag genomen en een aantal losse pagina’s met aantekeningen, die duiden op een administratie.
Door of namens de verdachte is betrokkenheid bij de bij hem aangetroffen stukken niet betwist.
De rechtbank heeft onder paragraaf 6.2.2.1.3 uitvoerig uiteen gezet dat de op 17 november 2009 aangetroffen administratie toebehoorde aan de geldkoerier [medeverdachte 6] en de op 27 januari 2010 aangetroffen administratie aan de verdachte. Voorts is aan de hand van onder meer een vergelijking van beide documenten en de duiding van de namen en de bedragen de conclusie getrokken, dat in de beide administraties uitsluitend een gezamenlijk tegoed is bijgehouden ten behoeve van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1].
Het hof onderschrijft deze conclusie onder paragraaf 6.2.2.1.3 van het vonnis en neemt de overwegingen daarin over, inclusief de verwijzingen naar onderdelen van het dossier.
Met de rechtbank gaat het hof ervan uit, dat de inkomsten en uitgaven die zijn geboekt in de administraties, telkens zien op geldbedragen die door of namens [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] zijn ingebracht, of op geldbedragen die aan hen zijn uitgekeerd, dan wel aan derden die het geld in hun opdracht in ontvangst hebben genomen.
De transacties
Het dossier bevat ten aanzien van de ten laste gelegde periode vele afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en sms-verkeer, vooral tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Uit de inhoud van de telefoongesprekken is op te maken dat er een nagenoeg dagelijks contact was tussen deze personen. Door de inhoud en het karakter van deze gesprekken, in samenhang met de aangetroffen administraties, de verschillende observaties en het op een moment aangetroffen geldbedrag bij de geldkoerier, is het hof tot de conclusie gekomen dat steeds sprake is van het (grensoverschrijdend) verplaatsen, dan wel wisselen, verrekenen of uitbetalen van geldbedragen, voornamelijk door de verdachte en in opdracht van [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1].
Bij de conclusie dat sprake is geweest van voltooide geldoverdrachten heeft het hof met name de volgende omstandigheden in onderling verband in aanmerking genomen:
- uit de observaties is gebleken dat de verdachten elkaar en de geldkoerier op verschillende momenten hebben ontmoet, na het voeren van gesprekken waarin wordt gevraagd om ‘messages’ en codes en waarin veelvuldig verschillende getallen en het woord ‘ geven’ voorkomen. Bij de observatie van17 november 2009 is de geldkoerier [medeverdachte 6] aangehouden, met onder zijn arm geklemd een doos met daarin € 100.000;
- in de aangetroffen administraties is sprake van berekeningen die corresponderen met bedragen die genoemd worden in de telefonische berichten. Bij de datum van 17 november staat een bedrag genoemd van 100.000;
- als sluitstuk van een transactie heeft vaak een telefoongesprek plaats dat als terugkoppeling kan worden beschouwd dat de transactie is voltooid zoals afgesproken.
De gesprekken worden gevoerd door personen met verschillende nationaliteiten, hebben een versluierend, enigszins cryptisch karakter, worden gekenmerkt door herhaalde patronen en gaan bij de voorbereiding van de overdrachten gepaard met het veelvuldig noemen van getallen, al dan niet gevolgd door de mededeling ‘ok’. Ook wordt er bericht over zogenaamde ‘tokens’, combinaties van getallen en letters, die kennelijk fungeren als legitimatie bij het overdragen dan wel afleveren van de geldbedragen.
Met de rechtbank heeft het hof uit de inhoud van de tapgesprekken afgeleid, dat ‘Lahore’ een manier is om ‘Londen’ aan te duiden en dat met ‘Multan’ een andere Engelse plaatsnaam wordt bedoeld. ‘B’ blijkt te staan voor Birmingham en ‘Topi’ is een manier om Turkije aan te duiden. Voorts is uit de gesprekken in samenhang met de aangetroffen administraties op te maken, dat in geval sprake is van ‘1’ bedoeld wordt een geldbedrag van € 100.000.
Het hof neemt met betrekking tot het taalgebruik de overwegingen van de rechtbank over onder paragraaf 6.2.2.1.1 over versluierend taalgebruik, inclusief de verwijzingen daarin naar onderdelen van het dossier. Voorts neemt het hof over de overwegingen van de rechtbank onder paragraaf 6.2.2.8.1 met betrekking tot de herkenbare patronen en de rol die de verschillende verdachten binnen het hawala systeem hebben gespeeld.
Al met al is naar het oordeel van het hof sprake van de uitvoering van geldtransacties buiten het formele geldcircuit, door personen die daarvoor in het bezit dienden te zijn van een krachtens de Wft verleende vergunning of ontheffing. Het op deze manier overboeken van (grote) geldbedragen in grensoverschrijdend verband wordt ook wel aangeduid met de term ondergronds of hawala bankieren.
Hawala bankieren1.is een informele vorm van het verrichten van geldtransacties die berust op het principe van verrekening, binnen een vaak grensoverschrijdende kring van vertrouwenspersonen, die allen hun eigen rol vervullen. Kort gezegd komt het systeem er op neer, dat tegen verrekening van de geldende wisselkoers, zonder gebruik te maken van een betaalrekening, door een ‘bankier’ en met behulp van een of meer tussenpersonen een geldbedrag betaalbaar wordt gesteld, dat op een eerder moment elders is ingebracht. De hierdoor ontstane schuld bij de uitkerende bankier wordt voldaan door (latere) onderlinge verrekening tussen de bankiers. Het systeem minimaliseert de noodzaak van de fysieke verplaatsing van geld, maar uiteindelijk wordt bij de daadwerkelijke uitbetaling wel vaak gebruik gemaakt van geldkoeriers.
Voor de inwoners van bepaalde landen en emigranten uit die landen is, gelet op het ontbreken van een veilig en betaalbaar bancair systeem, hawala bankieren in feite de enige betrouwbare en voor een ieder toegankelijke manier om betalingen te doen of geld naar familieleden over te maken.
Het hof is van oordeel dat alleen die transacties wettig en overtuigend kunnen worden bewezen waarbij sprake is van zowel relevante en duidelijke tapgesprekken waaraan de verdachte heeft deelgenomen, als van een daarmee samenhangend deel van de door de verdachte gevoerde administratie waarin een of meer van de in de gesprekken genoemde bedragen terugkomen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel, dat het dossier onvoldoende duidelijk wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezen verklaring van de transacties 1, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 13 tot en met 18, 20, 22, 23, 25, 27, 28, 29, 32, 33, 37 en 39. Het hof spreekt de verdachte hiervan vrij.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de geldtransacties met de nummers 2, 6, 7, 11, 12, 19, 21, 24, 26, 30, 31, 34, 35, 36 en 38 heeft uitgevoerd. Het hof verwijst voor de bewijsmiddelen inzake de administraties en de transacties naar de aanvulling op dit arrest.
Voor de duiding van de bewijsmiddelen per transactie ten aanzien van de nummers 6, 12, 26 en 35 verwijst het hof naar de overwegingen van de rechtbank onder paragraaf 6.2.2.2 (transactie 6), 6.2.2.3 (transactie 12), 6.2.2.4 (transactie 26) en 6.2.2.5 (transactie 35).
Bewijsoverwegingen feit 2 eerste onderdeel
De verdachte, die blijkens de inhoud van de telefoongesprekken, als tussenpersoon heeft gefungeerd, heeft in de ten laste gelegde periode in opdracht geldbedragen verplaatst.
Gelet op artikel 2:3a, eerste lid, van de Wft , zoals dat op 1 november 2009 in werking is getreden, is het een ieder met een zetel in Nederland verboden het bedrijf van betaaldienstverlener uit te oefenen zonder een daartoe door De Nederlandsche Bank (DNB) verleende vergunning. Gelet op artikel 1:1 Wft is een betaaldienstverlener degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen van betaaldiensten en is een betaaldienst een bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten (Richtlijn 2007/64/EG). Een zogenaamde ‘geldtransfer’ behoort tot de betaaldiensten. Geldtransfers worden in artikel 4 onder 13 van genoemde richtlijn gedefinieerd als:
‘een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsaanbieder en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld’.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door het aldus verrichten van financiële handelingen geldtransfers in de zin van de richtlijn tot stand heeft gebracht. Gelet op de frequentie van de transacties waarbij de verdachte als centrale tussenpersoon betrokken is geweest, stelt het hof voorts vast, dat zodoende sprake is geweest van een bedrijfsmatige uitvoering van betaaldiensten.
Uit de stukken van het dossier is gebleken dat de verdachte niet beschikte over een vergunning van de Nederlandsche Bank als bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, Wft.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen komt het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder het eerste gedeelte van feit 2 is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2 eerste onderdeel
hij in de periode van 10 november 2009 tot en met 9 december 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk zonder vergunning het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar bedrijfsmatig betaaldiensten verricht, door opzettelijk ten behoeve van en/of op verzoek van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een aantal geldbedragen te ontvangen en een aantal geldbedragen beschikbaar te stellen;
3.
hij op 27 januari 2010 te Amsterdam een geldbedrag van 14.630,- euro heeft voorhanden gehad
terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof verwijst daartoe naar de aanvulling op dit verkort arrest.
Ontslag van alle rechtsvervolging
Feit 2
Uit de inhoud van het strafdossier blijkt, dat de verdachte pas sedert 10 november 2009 in Nederland woonachtig was. Dit brengt mee dat het hof ervan uitgaat dat de verdachte ten tijde van bewezenverklaarde transacties die vóór 10 november 2009 hebben plaatsgevonden (transacties 2, 6 en 7) nog geen zetel in Nederland had, zoals het verbod in artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht vereist. Derhalve zal de verdachte in zoverre worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Feit 3
Het hof overweegt als volgt.
De verklaring van de verdachte dat het geldbedrag van € 14.630,00 eigen geld is, afkomstig van zijn legale handel in telefoons, acht het hof op grond van het dossier niet aannemelijk, te minder nu deze stelling door de verdediging niet dan wel in onvoldoende mate is onderbouwd. Gelet op de verklaring van de verdachte over hetgeen hem onder feit 2 is ten laste gelegd, heeft hij verdiend aan het verrichten van illegale geldtransacties. In dit licht acht het hof aannemelijk, dat het geldbedrag van € 14.630,00 afkomstig is uit eigen misdrijf en dat de verdachte dat wist. Het enkele voorhanden hebben van dit geld, zonder gedraging die gericht is op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan, staat in dit geval aan de kwalificatie van witwassen in de weg.
Uit de inhoud van het dossier volgt niet dat de verdachte handelingen heeft verricht met het oog op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van voornoemd geldbedrag. Het hof is dan ook van oordeel, dat de gedragingen van de verdachte ten aanzien van voornoemd geldbedrag niet als witwassen kunnen worden gekwalificeerd. Dientengevolge is het onder 3 bewezen verklaarde niet-kwalificeerbaar en zal het hof de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.2.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 eerste onderdeel bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 eerste onderdeel bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 eerste onderdeel bewezen verklaarde en strafbaar geachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair, het eerste onderdeel van het onder 2 en het onder 3 ten laste gelegde ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een jaar en zes maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd, dat de verdachte voorafgaand aan de onderliggende beschuldigingen een blanco strafblad had en dat in geval van bewezen verklaring van het ten laste gelegde, een geheel voorwaardelijke straf aangewezen zou zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van illegale geldtransacties. In de ten laste gelegde en bewezenverklaarde periode, die relatief kort is, heeft de verdachte veelvuldig grote contante geldbedragen grensoverschrijdend en buiten het formele geldcircuit, verplaatst of uitbetaald. De rol van de verdachte was die van een tussenpersoon, die via medeverdachte [medeverdachte 5] en in opdracht van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], financiële diensten verleende.
De verdachte heeft de bovengenoemde geldtransfers bedrijfsmatig als betaaldienstverlener verricht zonder te beschikken over een daartoe door de Nederlandse Bank verleende vergunning, dan wel een door die instelling geregelde vrijstelling. De verdachte heeft zich zodoende onttrokken aan de regels van het financiële toezichtrecht.
Gelet op de aard en de ernst van dit feit, alsmede de hoeveelheid geldtransacties die de verdachte in een korte periode op bedrijfsmatige wijze heeft verricht en de hoogte van de bedragen, is het hof van oordeel, dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Aangezien het hof een kleiner deel van het ten laste gelegde bewezen heeft verklaard dan de rechtbank, zal het hof de in eerste aanleg opgelegde straf (enigszins) matigen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 december 2014 is de verdachte in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid, dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden, nu het dossier op 31 oktober 2012 bij het hof is binnengekomen en het hof eerst heden op 30 januari 2015 arrest wijst.
De zaak wordt niet afgerond met een eindbeslissing binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep op 23 december 2011. Als gevolg daarvan wordt de redelijke termijn overschreden met een jaar en 5 weken. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof de door de rechtbank opgelegde straf met zes maanden zal verminderen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht, geen beslissing te nemen op het beslag dat rust op de geldbedragen die onder de verdachte in beslag zijn genomen, namelijk
€ 8000, € 200, € 5500 en € 930 (de nummers 4, 5, 8 en 21 op de beslaglijst). Op deze geldbedragen rust conservatoir beslag.
Het hof begrijpt dat de advocaat-generaal hiertoe de beslaglijst in zoverre heeft ingetrokken.
Nu het Openbaar Ministerie het beslag inzake de genoemde geldbedragen niet handhaaft, vervalt het strafvorderlijk beslag ingevolge artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. Als gevolg daarvan zal het hof geen beslissing nemen met betrekking tot de geldbedragen.
Het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (nummers 3, 9b en 20 op de beslaglijst). Zij behoren de verdachte toe en daarom zullen zij verbeurd verklaard worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het in feit 1 onder transactie 3 ten laste gelegde, voor zover dit betrekking heeft op een onbekend geldbedrag.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en het tweede onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 eerste onderdeel en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde voor zover dit is begaan in de periode van 1 november 2009 tot 10 november 2009 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het overigens onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 2 schriften met aantekeningen
9b. notitie
20. administratie en tokens (de nummers zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 6, 7, 9a, 9c, 10, 13 tot en met 19, 22 en 23 zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 11 en 12 zoals vermeld op de aangehechte beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑01‑2015
HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440.