Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Artikel 13 Verplichtingen van de lidstaten op het gebied van een goede landbouw- en milieuconditie
Geldend
Geldend vanaf 25-05-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1468 (uitgifte: 24-05-2024, regelingnummer: 2024/1468)
- Inwerkingtreding
25-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1468 (uitgifte: 24-05-2024, regelingnummer: 2024/1468)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle landbouwarealen, met inbegrip van land dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt, in een goede landbouw- en milieuconditie worden gehouden. De lidstaten stellen op nationaal of regionaal niveau met betrekking tot elke in bijlage III vermelde GLMC-norm minimumnormen vast voor landbouwers en andere begunstigen, overeenkomstig de in die bijlage bedoelde hoofddoelstelling van die normen. Bij de vaststelling van de normen houden de lidstaten rekening met, in voorkomend geval, de specifieke kenmerken van de betrokken arealen, met inbegrip van de bodem- en klimaatgesteldheid, en met bestaande landbouwsystemen, landbouwpraktijken, de omvang en de structuur van landbouwbedrijven, landgebruik, en de specifieke kenmerken van ultraperifere gebieden.
Bij het vaststellen van de in bijlage III vermelde GLMC-norm 5, 6, 7 of 9 kunnen de lidstaten specifieke vrijstellingen van de vereisten van die normen vaststellen. Die vrijstellingen worden gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria, zoals gewassen, bodemtypen en landbouwsystemen of schade aan blijvend graslanddoor onder andere wilde dieren of invasieve soorten, en zijn beperkt in termen van oppervlaktedekking. Specifieke vrijstellingen worden alleen vastgesteld in het geval dat, en voor zover, ze noodzakelijk zijn om specifieke problemen bij de toepassing van die normen aan te pakken en ze de bijdrage van elk van die normen aan de in bijlage III vermelde hoofddoelstellingen niet significant belemmeren.
2.
Ten aanzien van de in bijlage III vastgestelde hoofddoelstellingen kunnen de lidstaten normen vaststellen die de in die bijlage voor die hoofddoelstellingen vastgestelde normen aanvullen. Dergelijke normen zijn niet-discriminerend en evenredig en beantwoorden aan de vastgestelde behoeften.
De lidstaten stellen geen minimumnormen vast voor andere hoofddoelstellingen dan de hoofddoelstellingen die in bijlage III zijn vastgesteld.
2 bis.
Bij het implementeren van de overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde minimumnormen kunnen de lidstaten tijdelijke afwijkingen toestaan van vereisten zoals de in die normen vastgestelde termijnen en perioden wanneer weersomstandigheden landbouwers en andere begunstigden beletten in een bepaald jaar aan die vereisten te voldoen. Dergelijke tijdelijke afwijkingen zijn beperkt tot landbouwers en andere begunstigden of gebieden die door dergelijke weersomstandigheden zijn getroffen en worden slechts toegepast zolang ze strikt noodzakelijk zijn.
3.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften om een gelijk speelveld met betrekking tot de verhouding in GLMC-norm 1 te waarborgen.