Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/2115 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
Bijlage III Regels inzake conditionaliteit krachtens artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 25-05-2024
- Redactionele toelichting
1. In afwijking van artikel 119, lid 8, derde alinea hoeft de datum van vankrachtwording van wijzigingen van strategische GLB-plannen met betrekking tot wijzigingen van in deze bijlage vastgelegde GLMC-norm 6, 7 of 8, die door de lidstaten op grond van artikel 119, lid 2, van die verordening bij de Commissie ter goedkeuring zijn ingediend voor claimjaar 2024, niet door de Commissie te worden goedgekeurd. 2. In afwijking van artikel 119, lid 11 kunnen de lidstaten voor claimjaar 2024 besluiten dat wijzigingen van strategische GLB-plannen met betrekking tot de wijzigingen van in deze bijlage vastgelegde GLMC-norm 6, 7 of 8 rechtsgevolgen hebben voordat zij door de Commissie zijn goedgekeurd. Met betrekking tot GLMC-norm 8 kunnen de lidstaten dat besluit enkel nemen indien zij voor het claimjaar 2024 een regeling toepassen inzake praktijken, op bouwland, voor de instandhouding van niet-productieve arealen, zoals braakliggend land, of voor de aanleg van nieuwe landschapselementen, als bedoeld in artikel 31. Bij het nemen van het in de eerste alinea bedoelde besluit waarborgen de lidstaten dat de algemene beginselen van het Unierecht, in het bijzonder de beginselen van rechtszekerheid, van non-discriminatie en van de bescherming van het gewettigd vertrouwen van landbouwers en andere begunstigden, in acht worden genomen en dat rekening wordt gehouden met de behoefte van landbouwers en andere begunstigden om over voldoende tijd te beschikken om aan de wijzigingen te voldoen.
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1468 (uitgifte: 24-05-2024, regelingnummer: 2024/1468)
- Inwerkingtreding
25-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1468 (uitgifte: 24-05-2024, regelingnummer: 2024/1468)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Agrarisch recht (V)
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Bestuursrecht algemeen / Subsidie
Overheidsfinanciën / EU-financiën
RBE: uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis
GLMC: normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond
Gebieden | Belangrijkste punt | Eisen en normen | Belangrijkste doelstelling van de norm | |
---|---|---|---|---|
Klimaat en milieu | Klimaatverandering (matiging van en aanpassing aan) | GLMC 1 | Instandhouding van blijvend grasland op basis van een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal op nationaal, regionaal, subregionaal niveau of op het niveau van groepen bedrijven of individuele bedrijven, dit alles ten opzichte van het referentiejaar 2018. Maximale daling van 5 % ten opzichte van het referentiejaar. | Algemene waarborg tegen omschakeling naar andere landbouwtoepassingen met het oog op het behoud van de koolstofvoorraad |
GLMC 2 | Bescherming van wetlands en veengebieden(1) | Bescherming van koolstofrijke bodems | ||
GLMC 3 | Verbod op het verbranden van stoppels, behalve om fytosanitaire redenen | Handhaving van organisch bodemmateriaal | ||
Water | RBE 1 | Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1): artikel 11, lid 3, punt e), alsook punth) met betrekking tot verplichte vereisten ter beheersing van diffuse bronnen van vervuiling door fosfaten | ||
RBE 2 | Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1): Artikelen 4 en 5 | |||
GLMC 4 | Aanleg van bufferstroken langs waterlopen(2) | Bescherming van waterlopen tegen vervuiling en afvloeiing | ||
Bodem (bescherming en kwaliteit) | GLMC 5 | Bodembewerkingsbeheer, ter vermindering van het risico van bodemdegradatie en erosie, onder meerdoor rekening te houden met de hellingshoek | Minimaal grondbeheer op basis van de specifieke omstandigheden ter plaatse om erosie tegen te gaan | |
GLMC 6 | Minimale bodembedekking om in de meest kwetsbare perioden kale grond te voorkomen, zoals vastgesteld door de lidstaten(3) | Bescherming van bodems in de meest kwetsbare perioden | ||
GLMC 7 | Vruchtwisseling op bouwland, met uitzondering van gewassen die onder water groeien. De lidstaten kunnen daarnaast besluiten om landbouwers en andere begunstigden toe te staan aan deze norm te voldoen met gewasdiversificatie(4) | Behoud van het bodempotentieel | ||
Biodiversiteit en landschap (bescherming en kwaliteit) | RBE 3 | Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7): Artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 2, punt b), en artikel 4, leden 1, 2 en 4 | ||
RBE 4 | Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7): Artikel 6, leden 1 en 2 | |||
GLMC 8 |
| Instandhouding van niet-productieve kenmerken ter verbetering van de biodiversiteit op boerderijen | ||
GLMC 9 | Verbod op het omzetten en ploegen van blijvend grasland dat is aangewezen als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in Natura 2000-gebieden | Bescherming van habitats en soorten | ||
Volksgezondheid en gezondheid van planten | Voedselveiligheid | RBE 5 | Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1): Artikelen 14 en 15, artikel 17, lid 1(5), en artikelen 18, 19 en 20 | |
RBE 6 | Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten, en tot intrekking van Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3): Artikel 3, punten a), b), d) en e), en artikelen 4, 5 en 7 | |||
Gewasbeschermingsmiddelen | RBE 7 | Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1): artikel 55, eerste en tweede zin | ||
RBE 8 | Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71): Artikel 5, lid 2, en artikel 8, leden 1 tot en 5 Artikel 12 met betrekking tot beperkingen op het gebruik van pesticiden in op basis van Richtlijn2000/60/EG en Natura 2000-wetgeving omschreven gebieden. Artikel 13, leden 1 en 3, inzake de hantering en opslag van pesticiden en de verwijdering van resten. | |||
Dierenwelzijn | Dierenwelzijn | RBE 9 | Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PB L 10 van 15.1.2009, blz. 7): Artikelen 3 en 4 | |
RBE 10 | Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PB L 47 van 18.2.2009, blz. 5): Artikelen 3 en 4 | |||
RBE 11 | Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23): Artikel 4 |
Voetnoten
De lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen bepalen dat deze GLMC pas van toepassing is vanaf claimjaar 2024 of 2025. In dat geval tonen de lidstaten aan dat het uitstel noodzakelijk is om het beheersysteem volgens een gedetailleerde planning te kunnen opzetten.Bij de vaststelling van de GLMC 2-norm zorgen de lidstaten ervoor dat op de betrokken grond een landbouwactiviteit kan worden gehandhaafd op basis waarvan de grond als landbouwareaal kan worden aangemerkt.
In de bufferstroken langs waterlopen in het kader van deze GLMC-norm mag, als algemene regel en overeenkomstig het recht van de Unie, over een breedte van minimaal 3 meter geen gebruik van pesticiden en meststoffen worden gemaakt.In gebieden waar ontwaterings- en irrigatiesloten van betekenis aanwezig zijn, kunnen de lidstaten, indien dit voor het gebied in kwestie naar behoren gerechtvaardigd is, de minimumbreedte aanpassen in overeenstemming met de specifieke plaatselijke omstandigheden.
De lidstaten kunnen met name rekening houden met de korte vegetatieperiode die voortvloeit uit de duur en de strengheid van de winterperiode in de betrokken gebieden.
Vruchtwisseling houdt in dat op perceelniveau van gewas wordt gewisseld (meerjarige gewassen, grassen en andere kruidachtige voedergewassen, en braakliggend land uitgezonderd), de naar behoren beheerde secundaire teelten daarbij inbegrepen.Ingeval de landbouwmethoden en agroklimatologische omstandigheden in een gebied divers zijn, kunnen de lidstaten andere soorten verbeterde vruchtwisseling met peulgewassen of gewasdiversificatie toestaan, gericht op verbetering en behoud van het bodempotentieel overeenkomstig de doelstellingen van deze GLMC-norm.Bij het vaststellen van vereisten inzake gewasdiversificatie nemen de lidstaten de volgende minimumvereisten in acht:a) ingeval de oppervlakte van het bouwland van een bedrijf tussen 10 en 30 ha bedraagt, houdt gewasdiversificatie in dat op het bouwland van dat bedrijf ten minste twee verschillende gewassen worden geteeld; het hoofdgewas bestrijkt niet meer dan 75 % van dat bouwland;b) ingeval de oppervlakte van het bouwland van een bedrijf meer dan 30 ha bedraagt, houdt gewasdiversificatie in dat op het bouwland van dat bedrijf ten minste drie verschillende gewassen worden geteeld; het hoofdgewas bestrijkt niet meer dan 75 % van dat bouwland en de twee hoofdgewassen bestrijken samen niet meer dan 95 % van dat bouwland.De lidstaten kunnen de volgende bedrijven vrijstellen van de verplichtingen krachtens deze norm:
- a)
ingeval meer dan 75 % van het bouwland gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, braak ligt, gebruikt wordt voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, of voor een combinatie daarvan;
- b)
ingeval meer dan 75 % van het subsidiabele landbouwareaal blijvend grasland is, gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus wordt beplant met gewassen die onder water staan, of gebruikt wordt voor een combinatie daarvan, of
- c)
met een oppervlakte bouwland van maximaal 10 ha.
De lidstaten kunnen om grote monoculturen te voorkomen een maximum instellen voor oppervlakten met één gewas.Landbouwers die gecertificeerd zijn overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848, worden verondersteld aan deze GLMC-norm te voldoen.
Zoals uitgevoerd bij met name:— Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 470/2009 en de bijlage bij Verordening (EG) nr. 37/2010,— Verordening (EG) nr. 852/2004: artikel 4, lid 1, en bijlage I, deel A (II 4 (g, h, j), 5 (f, h), 6; III 8 (a, b, d, e), 9 (a, c)),— Verordening (EG) nr. 853/2004: artikel 3, lid 1, bijlage III, afdeling IX, hoofdstuk I (I-1 b, c, d, e; I-2 a (i, ii, iii), b (i, ii), c; I-3; I-4; I-5; II-A 1, 2, 3, 4; II-B 1(a, d), 2, 4 (a, b)), bijlage III, afdeling X, hoofdstuk I(1),— Verordening (EG) nr. 183/2005: artikel 5, leden 1, 5 en 6, bijlage I, deel A (I-4 e, g; II-2 a, b, e), en bijlage III (onder het kopje ‘VOEDERING’, punt 1 getiteld ‘Opslag’, eerste en laatste zin, en punt 2 getiteld ‘Distributie’, derde zin), en— Verordening (EG) nr. 396/2005: artikel 18.