Einde inhoudsopgave
Regeling voertuigen
Artikel 5.2.71 [Geluidssignaalinrichting]
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2023
- Bronpublicatie:
15-09-2022, Stcrt. 2022, 24108 (uitgifte: 27-09-2022, regelingnummer: IENW/BSK-2022/180013)
- Inwerkingtreding
20-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-09-2022, Stcrt. 2022, 24108 (uitgifte: 27-09-2022, regelingnummer: IENW/BSK-2022/180013)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Eisen | Wijze van Keuren | |
---|---|---|
1. | Personenauto's moeten zijn voorzien van ten minste een geluidssignaalinrichting die bestaat uit een goed werkende hoorn met vaste toonhoogte. Een samenstel van zodanige, tegelijk werkende hoorns wordt als één hoorn beschouwd. | Visuele en auditieve controle, waarbij de hoorn in werking wordt gesteld. |
2. | Personenauto's mogen zijn voorzien van een geluidssignaalinrichting die andere weggebruikers erop attent maakt dat de achteruitversnelling van het voertuig is ingeschakeld, alsmede van een geluidssignaalinrichting die ertoe strekt ongeoorloofd gebruik, diefstal van of ongeoorloofde toegang tot het voertuig te voorkomen. | Leden 2 tot en met 5: visuele en auditieve controle. Aan deze eis wordt niet getoetst tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsrapport. |
3. | Hybride elektrische of elektrische personenauto's mogen zijn voorzien van een akoestisch voertuigwaarschuwingssysteem dat werkt tot het voertuig een snelheid van 25 km/h heeft bereikt. | |
4. | Personenauto's in gebruik bij de in artikel 29, eerste lid, van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren, moeten zijn voorzien van een tweetonige hoorn. | |
5. | Met uitzondering van personenauto’s in gebruik bij de in artikel 30b van het RVV 1990 bedoelde diensten, die de daar genoemde signalen mogen voeren, mogen personenauto’s niet zijn voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan bedoeld in het eerste tot en met vierde lid. | - |
6. | Het eCall-boordsysteem van personenauto’s moet deugdelijk zijn geïnstalleerd en geconfigureerd en goed werken. | Visuele en auditieve controle. Wanneer na het starten van de motor een optisch of akoestisch waarschuwingssignaal wordt afgegeven dat het systeem niet goed functioneert, wordt ervan uitgegaan dat niet aan deze eis is voldaan. In geval van twijfel wordt een rijproef uitgevoerd. Indien mogelijk door de technische kenmerken van het voertuig en indien de nodige gegevens beschikbaar zijn, wordt de controle mede uitgevoerd met behulp van een elektronische interface. |