Vgl. HR 12 januari 2010, LJN BK2125, NS 2010, 55, HR 9 juni 2009, LJN BI0517, HR 18 november 2008, LJN BF1232, NS 2009,9, HR 14 februari 2006, LJN AU8125, NJ 2006, 165 en HR 5 juli 2005, LJN AT5797.
HR, 06-07-2010, nr. 08/03479 P
ECLI:NL:HR:2010:BM5078
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
06-07-2010
- Zaaknummer
08/03479 P
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BM5078
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM5078, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑07‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM5078
ECLI:NL:PHR:2010:BM5078, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑05‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM5078
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑07‑2010
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Ex art. 511g.2 Sv en art. 359.3 Sv dient de uitspraak van de rechter op een ontnemingsvordering op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan zijn schatting van het w.v.v. is ontleend. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rb voldoet niet aan dat vereiste.
6 juli 2010
Strafkamer
Nr. 08/03479 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 juli 2008, nummer 20/002666-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend, zodat het Hof die uitspraak niet had mogen bevestigen.
2.2. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank houdt het volgende in:
"Dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de volgende bewijsmiddelen, evenals de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het proces-verbaal nr. PL2030/06-004107 van de politie regio Midden en West Brabant, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad."
2.3. Ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv en art. 359, derde lid, Sv dient de uitspraak van de rechter op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan zijn schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.
2.4. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Rechtbank voldoet niet aan dit vereiste. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 juli 2010.
Conclusie 18‑05‑2010
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Betrokkene=verzoeker]
1.
Het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch heeft — door bevestiging van een vonnis van de rechtbank te Breda — bij arrest van 25 juli 2008 verzoeker de verplichting opgelegd om een bedrag van € 80.000,= aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.
Namens verzoeker heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel bevat de klacht dat het hof door het qua bewijsvoering gebrekkige vonnis van de rechtbank te bevestigen heeft nagelaten de inhoud van de wettige bewijsmiddelen te vermelden waarop het hof de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in art. 36e Sr heeft gebaseerd.
4.
De door het hof bevestigde uitspraak houdt onder het hoofd ‘de beoordeling’ onder meer het volgende in:
‘Dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de volgende bewijsmiddelen, evenals de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het proces-verbaal nr. PL2030/06-004107 van de politie regio Midden en West Brabant, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.’
(Volgen conclusies die de rechtbank uit de bewijsmiddelen heeft getrokken, NJ.)
5.
Ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv en art. 359, derde lid, Sv dient de uitspraak op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend.1.
6.
De door het hof bevestigde beslissing van de rechtbank voldoet niet aan het hiervoor onder 5 genoemde vereiste. In deze beslissing is weliswaar verwezen naar het proces-verbaal van politie, nr. PL2030/06-004107, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken, maar verzuimd is de relevant bevonden inhoud van voornoemd proces-verbaal op te nemen.2. Weliswaar heeft het hof een ‘Aanvulling bewijsmiddelen’ opgemaakt, maar deze Aanvulling bevat geen bewijsmiddelen waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontleend. Het bevat een opgave van de bewijsmiddelen met vermelding van hun vindplaats, waarmee het hof de in appèl gevoerde verweren heeft verworpen; meer niet.
7.
Het middel slaagt.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's‑Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G, wnd
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑05‑2010
Vgl. HR 9 juni 2009, LJN BI0517 en HR 2 oktober 2007, LJN BA7929.