Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Nederlandse Antillen]
Artikel 5A [Investeringsaftrek]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1940
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel, zoals deze luidde op 31-12-1999 is overgenomen uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa. De datum van afkondiging en de datum van publicatie is de datum van inwerkingtreding.
- Bronpublicatie:
01-05-1940, Publicatieblad Nederlandse Antillen 1940, 34 (uitgifte: 01-05-1940, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1940
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-05-1940, Publicatieblad Nederlandse Antillen 1940, 34 (uitgifte: 01-05-1940, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Algemeen
1.
Ingeval in een boekjaar een bedrag van meer dan f 5000 wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen wordt acht percent van het investeringsbedrag ten laste gebracht zowel van de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgend boekjaar.
Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen terzake van de aanschaffing of de verbetering van bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming binnen de Nederlandse Antillen worden gebezigd, zomede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen terzake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen.
Voorzover in een jaar in nieuwe gebouwen — de verbetering van bestaande gebouwen daaronder begrepen — wordt geïnvesteerd, wordt het percentage genoemd in de eerste zin van dit lid verhoogd tot 12 percent van het investeringsbedrag.
2.
Ingeval in een jaar zaken, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die zaken op de voet van het eerste lid ten laste van de winst over de aldaar genoemde jaren in aftrek kan worden gebracht ten bate van zowel de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgend jaar gebracht.
Bijtelling heeft slechts plaats voorzover de vervreemding plaats vindt binnen 6 jaar na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat voor gebouwen de termijn wordt vastgesteld op 15 jaar.
Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.
3.
Tot de bedrijfsmiddelen worden niet gerekend:
- a.
gronden, daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen;
- b.
woonhuizen daaronder begrepen tot bewoning dienende gedeelten van bedrijfspanden, tenzij verhuur van deze woonhuizen ligt in de lijn van de normale bedrijfsuitoefening;
- c.
personenautomobielen, tenzij deze personenautomobielen bestemd zijn voor het bedrijfsmatig personenvervoer;
- d.
pleziervaartuigen;
- e.
effecten, vorderingen en goodwill;
- f.
flessen, kisten en andere verpakkingsmiddelen;
- g.
voorwerpen van geringe waarde, voorzover die uitgaven gewoonlijk tot de dagelijkse onkosten van het bedrijf of beroep worden gerekend;
- h.
door de belastingplichtige aan te wijzen andere bedrijfsmiddelen.
4.
Buiten aanmerking blijven, tenzij de Minister van Financiën voor bepaalde gevallen het tegendeel bepaalt:
- a.
verplichtingen aangegaan terzake van de verwerving van een onderneming of een gedeelte van de onderneming tegen uitreiking van aandelen;
- b.
verplichtingen aangegaan tussen degene die middellijk of onmiddellijk voor meer dan een vierde gedeelte gerechtigd is tot het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap en deze vennootschap;
- c.
verplichtingen aangegaan tussen vennootschappen op aandelen waarvan tenminste een aandeelhouder middellijk of onmiddellijk een aanmerkelijk belang bezit in de zin van artikel 11, eerste lid, onder drie, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943.
5.
Bij het onttrekken van een zaak aan de onderneming wordt de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde als de overdrachtsprijs in aanmerking genomen.
6.
In geval een investering ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een investering, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt zulks als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs.
Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt zulks als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.
7.
De Minister van Financiën kan in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken — met uitzondering voor de lichamen bedoeld in artikel 9A -:
- a.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken;
- b.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen buiten toepassing stellen.