De door het hof vermelde voetnootmarkeringen en voetnoten zelf zijn omwille van de leesbaarheid niet opgenomen nu deze niet van belang zijn voor de beoordeling van het middel.
HR, 13-11-2012, nr. 12/00160
ECLI:NL:HR:2012:BY0094, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-11-2012
- Zaaknummer
12/00160
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BY0094
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2012:BY0094, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2012:BY0094
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935
ECLI:NL:HR:2012:BY0094, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑11‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3935, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BY0094
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0287
NbSr 2012/437 met annotatie van dr. mr. L.E.M. Hendriks
Conclusie 13‑11‑2012
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 12/00160
Mr. Machielse
Zitting 18 september 2012
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft verdachte op 2 augustus 2011 wegens 1. "moord" en 2. "handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren. Voorts heeft het hof de onttrekking aan het verkeer gelast van enige in beslag genomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader omschreven in het arrest.
2.
Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1
Het middel, dat klaagt dat het arrest niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, valt uiteen in drie deelklachten. Alvorens deze te bespreken, geef ik hieronder de bewezenverklaring van feit 1 en de voor de beoordeling van de eerste deelklacht van belang zijnde gebezigde bewijsmiddelen weer.
3.2
Ten laste van verdachte is onder feit 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 05 augustus 2009 te Nieuwegein, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, te weten [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels van korte afstand en gericht afgevuurd op en in de richting van [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] door een of meerdere van die kogels in het lichaam en hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden".
3.3
Deze bewezenverklaring steunt op onder andere de volgende bewijsmiddelen:
"1.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 19 juli 2011, onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 heb ik voor de verkeerslichten aan de Zandveldseweg bij de kruising met de Jachtmonde te Nieuwegein meermalen met een vuurwapen van het merk Steyr, kaliber 9 mm, geschoten op en in de richting van de bestuurder van de Renault Clio, [slachtoffer].
Ik zou op 5 augustus 2009 mijn ex-vrouw [betrokkene 1] en dochter [betrokkene 2] ophalen. Op het moment dat ik in mijn auto, een zwarte Volvo, het woonblok uitrij, zie ik een man op een fiets in de buurt van mijn woning een beweging maken. Hij had een petje en een zonnebril op, hij droeg een korte broek en had witte benen. Ook had hij een soort baard en hij fietste wat gebogen. Ik ben toen een blokje omgereden en raakte de fietser kwijt. Toen ik vervolgens verder reed, kwam mij een aantal auto's tegemoet waaronder een rode Renault Clio. Ik zag de bestuurder in de auto en profil en ik herkende hem als de man op de fiets. Vervolgens zag ik dat de auto een fiets achterop had. De fiets achterop de auto gaf bij mij de doorslag om achter de auto aan te gaan.
Ik ben vervolgens achter de rode auto aangereden. Op een gegeven moment stopte de rode auto in het park Parkhout op een parkeerplaats. Ik ben toen uitgestapt en naar de auto toegelopen. Toen de rode Clio wegreed, ben ik met snelle stappen naar mijn auto gegaan en weer achter zijn auto aangereden.
Vervolgens stopte hij ter hoogte van de verkeerslichten aan de Zandveldseweg bij de kruising met de Jachtmonde te Nieuwegein. Toen ben ik ook gestopt en uitgestapt. Ik heb mijn wapen gepakt en ben in de richting van de rode Clio gelopen. Toen ik schuin achter de auto stond, heb ik geroepen: '[slachtoffer] (naar het hof begrijpt: [slachtoffer]) kom uit de auto met je handen op het dak.' Dat heb ik meermalen geroepen. Hij bleef recht voor zich uit kijken, hij reageerde helemaal niet maar op een gegeven moment riep hij tegen mij: 'Wat is er nou?'
[Slachtoffer] keek mij niet aan, hij bleef recht voor zich uitkijken. Hij bewoog helemaal niet.
Vervolgens heb ik gericht geschoten op de sponning aan de bestuurderszijde van de rode Clio. Het was hij of ik. Mijn wapen was al doorgeladen toen ik uit de auto stapte.
Ik heb eerst waanzinnig snel achter elkaar op de sponning van de auto geschoten. Ik vuurde een serie op hem af. Daarna ben ik al schietend op het portier ingesprongen.
In het begin stond ik stil en vervolgens dook ik op de auto in. Ik ben toen om de auto gelopen.
Ik keek in de auto en ik hoorde hem een geluid maken. Hij lag in de auto op zijn zij. Ik ben toen teruggelopen naar mijn auto en heb mijn wapen in de auto gelegd en ik heb gelijk 112 gebeld.
Ik heb [slachtoffer] voor het eerst ontmoet in 1997. Later ben ik er achter gekomen dat hij mij naar het leven stond. Ik heb van anderen gehoord dat hij mij wilde vermoorden. Hij heeft mij ook rechtstreeks bedreigd. Ik ben zelf niet naar de politie gegaan. Ik heb het tegen mensen om mij heen verteld.
2.
De verklaring van verdachte op 5 augustus 2009, dossierpagina's 56 en 57, onder meer inhoudende:
Ik heb zojuist iemand doodgeschoten.
Tijdens het uitstappen heb ik uit mijn buideltasje mijn pistool gepakt. Dit buideltasje draag ik altijd bij mij. In dit buideltasje zit ook altijd een pistool omdat ik weet dat eens de dag komt dat hij me gaat pakken. Die dag was vandaag.
3.
De verklaring van verdachte op 26 augustus 2009, dossierpagina' s 544 tot en met 556, onder meer inhoudende:
De cursief opgenomen tekst is de vraagstelling van de verbalisanten.
Ik zag een man op een fiets van mijn huis, [a-straat 1] te Nieuwegein, de voorkant vandaan komen. Ik begon op hem te letten. Hij had een geruitachtig petje op en volgens mij een zonnebril. En een baardje of een sik, melkwitte benen, een beetje naar binnen gebogen. Ik bleef op hem letten. Hij reed op die fiets, ik dacht hij fietst niet vaak, de hele manier van bewegen was niet normaal. Ik keek naar die fietser en ineens deed hij dit, met een knik en toen besefte ik dat is [slachtoffer].
Ik rijd over de spoorbaan, ik bleef kijken, ik wist het eigenlijk zeker, ik heb een makke: ik controleer alles meerdere keren. Hij ging over het spoor links. Ik reed om het blok heen, toen was hij weg. Er komt een bordeauxrode auto mij tegemoet rijden, ik kijk en ik zie dat het dezelfde vermomde persoon is, ik kijk en op de achterkant zit een fiets. Ik rijd achter hem aan, de brug over, ik bleef erachter. In het park ging hij naar rechts, naast de weg in de modder stond hij. Hij stopt, ik ook, ik ben uitgestapt. De auto trok op, hij spinde in de modder. Hij ging door die bocht. Toen kwamen we bij de stoplichten. Ik reed achter hem aan. Toen hield hij in bij de C1000. Hij stopte. Ik pakte mijn wapen ik denk ik hou je staande. Ik dacht ga jij maar aan de politie vertellen wat je bij mijn deur deed. Toen riep ik:"[Slachtoffer] kom uit die auto met je handen op het dak". Twee keer riep ik dat. Ik richtte op de deursponning, de zijkant. Hij bleef zitten recht voor zich uitkijken. Hij zei toen: "Wat is er nou?"; hij bromde dat.
Op de sponning heb ik geschoten. Ik kijk. Er was niks met hem aan de hand. Misschien had hij een vest (het hof begrijpt: een kogelvrij of -werend vest) aan. Ik ben al schietend op de auto ingelopen. Ik ben om die auto heen gelopen. Ik ben naar mijn auto gelopen, de slee stond naar achteren. Ik ging naar mijn auto. Ik heb 112 gebeld. Ik heb het uitgelegd.
Je weet dat de slede naar achteren stond?
Ja, ik heb waanzinnig snel geschoten, op de sponning gericht.
Ik pakte het pistool, het handwapen, hij zit in een sneltrekholster, de slee gaat al mee naar achteren, dan springt ie op de patroon op scherp.
Waar lag dat wapen in de auto?
Ik had hem op de bank gelegd. Hij ziet eruit als een normale tas.
Ik wist ik moest hem staande houden. Ik wist hij is fokking levensgevaarlijk. Het is [slachtoffer].
Hoe hield je het wapen vast?
Met twee handen dat weet ik zeker.
Ik heb razendsnel op hem op de auto geschoten. Ik weet niet hoeveel keer, heel snel achter elkaar. Ik denk, ik ben snel naar voren gelopen, al lopend heb ik meerdere keren op hem geschoten. Al lopend naar voren schiet ik.
Hoeveel schoten zijn er gevallen?
Dat zijn een aantal schoten geweest. De eerste serie waren er achter elkaar heel veel. Ik dacht dat ik 12 of 14 patronen erin had zitten. Ik denk 14. Er zaten er niet doorgeladen 14 in.
Deze man was ziek, in mijn ogen was ie ziek, zo zie ik het met hem. Hij was gewoon knetter.
4.
Het relaas van de verbalisant [verbalisant 1] van 8 september 2009 betreffende de 112-meldingen, dossierpagina's 346 tot en met 352 onder meer inhoudende:
Uit onderzoek is gebleken dat een melder die middels een mobiele telefoonaansluiting de alarmcentrale 112 belt, in alle gevallen binnenkomt bij de Unit Teleservice van het Korps Landelijke Politiediensten te Driebergen.
De medewerkers horen kort de melding aan en verbinden dan vervolgens door naar de meldkamer van de politie.
Bij de Unit Teleservice kwam op 5 augustus 2009 de navolgende melding binnen:
- T.
= Teleservice KLPD
- M.
= Melder
T: Alarmcentrale 112, wie wilt u spreken?
M: Ja, ja, goedemiddag u spreekt met [verdachte]. Uhh i . . .
T: In welke plaats bent u meneer?
M: Nieuwegein.
T: In Nieuwegein.
- M.
Ja, er is een man met een geluidsdemper en die reed langs me fiets... uhhh langs me huis..
T: Ja
M: En die ging uuhh die probeerde mij om te brengen.
T: lk verbind u nu heel snel door naar de politie. Bent u ook gewond?
M: Nee, nee. lk heb hem omgebracht net uhh mevrouw. Hij ligt dood in de auto nu. Hij heeft een pistool, machinepistool met geluidsdemper uhhh heeft ie uuhh naast hem liggen.
T: lk ga u doorverbinden. Blijf aan de lijn.
M: Ja.
(einde gesprek)
5.
Het relaas van de verbalisant [verbalisant 2] van 10 augustus 2009, betreffende de 112-meldingen, dossierpagina's 111 en 112 onder meer inhoudende:
Naar aanleiding van het schietincident op de Zandveldseweg in Nieuwegein, d.d. 5 augustus 2009, heb ik de navolgende 112-melding van de meldkamer woordelijk uitgewerkt.
- G.
= Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht (GMU)
- M.
= Melder
G: 112 Alarmlijn politie, met [...].
M: Ja, goedemiddag. U spreekt met [verdachte].
G: Goedemiddag.
M: Er reed in Nieuwegein een man langs mijn huis. Op een fiets, vermomd. En uh, hij had een wapen bij zich.
G: Ja.
M: Ik ben hem achterna gereden en hij is uh, later kwam ik hem tegen, hebt ie de fiets heeft ie uh, op een auto zitten en hij uuuh, maakte aanstalten op me te schieten, dus ik ben hem even voor geweest. Hij is dood, helaas.
G: Pardon?
M: Het kenteken... Hij is overleden, ik heb hem doodgeschoten.
G: U heeft hem doodgeschoten, zegt u?
M: Ja mevrouw, ik sta uh, ja hij is dood.
G: Waar bent u nu?
M: Ik sta in Nieuwegein bij de stoplichten bij uuuh, op de Zandveldweg.
G: Zandveldweg?
M: Ja, en de bestuurder van die auto is [AA-00-BB]
G: Sorry, [AA] en dan? [0]?
M: [O-BB], hij is dood, hij leg in de auto.
G: Ok, u staat in Nieuwegein. Op de, welke straat zegt u?
M: Ik sta op de Zand... uh, ...seweg.
G: Zandveldseweg?
M: Ja.
G: Ter hoogte waarvan, meneer?
M: Bij uh, uuh, C1000. Ik sta bij de stoplichten, mevrouw. Hè? Zandveldseweg.
G: Zandveldseweg zegt u?
M: Ja.
G: Ter hoogte waarvan, meneer? Ter hoogte waarvan staat u?
M: Ja, ik heb hem doodgeschoten. Hij is een huurmoordenaar.
G: Wie staat er bij u?
G: Meneer, wie staat er nu bij u?
M: Ja, mensen, mevrouw. Ik ben zelf ook een beetje van streek, sorry.
G: Dat geeft niet. Wie staat er bij u, zegt u?
M: Mensen.
G: Nog geen politie?
M: Er is ook politie mevrouw.
G: Er is ook politie?
M: Ja.
(verbinding verbroken)
6.
Het relaas van de verbalisant [verbalisant 3] van 5 augustus 2009, dossierpagina's 11 tot en met 14, onder meer inhoudende:
Op woensdag 5 augustus 2009, te 15:10 uur, hoorde ik dat een centralist van de meldkamer alle meeluisterende eenheden in het district Lekstroom aanstuurde naar de locatie "Zandveldseweg ter hoogte van Het Veerhuis" te Nieuwegein. Wij hoorden dat de centralist doorgaf dat de telefoon roodgloeiend stond van melders die getuigen waren van een schietpartij op genoemde locatie. Wij hoorden dat vanuit een voertuig geschoten was op een persoon in een ander voertuig voor de verkeerslichten. Wij kwamen ter plaatse op de Zandveldseweg te Nieuwegein. Ter plaatse betrof op de Zandveldseweg, voor aldaar gesitueerde verkeerslichten gelegen tussen de Ratelaar en de Jachtmonde.
Ter plaatse zag ik dat twee personenauto's in stilstand voor de verkeerslichten stonden. Ik zag dat een eerste personenauto voor het verkeerslicht stond. Ik zag dat achter deze personenauto een tweede personenauto stond.
Ik zag dat de portieren van de eerste personenauto gesloten waren. Ik zag dat de ruit van linker voorportier niet gesloten was. Ik zag dat in het glas in het linker achterscherm een gat van onbekende grootte zat. Ik zag dat het glas van het linker achterscherm geheel verbrijzeld was.
Ik keek door het linkervoorportier in de personenauto. Ik zag dat daar een voor mij onbekend gebleven man op zijn rechter zij lag over de gehele breedte van de beide voorstoelen in de personenauto. Ik zag dat het onderlichaam van de man op de bestuurdersstoel lag. Ik zag dat de man met zijn bovenlichaam op- en richting de bijrijdersstoel lag. Ik zag dat de man een blouse/overhemd droeg. Ik zag dat op deze blouse meerdere bloedvlekken zaten. Gezien de vorm en locatie van deze bloedvlekken, de uitgegeven melding van de meldkamer, en het zichtbaar ontdane publiek, maakte ik hieruit op dat deze vlekken inderdaad het gevolg waren van schotwonden ontstaan door het gebruik van een vuurwapen.
Ik opende het linker voorportier. Ik zag dat de man met zijn hoofd op de bijrijdersstoel lag. Ik zag dat zijn ogen gesloten waren. Ik zag dat zijn mond half geopend was. Ik zag dat helder rood bloed uit zijn mond stroomde. Ik zag dat een plas bloed onder het hoofd van de man op de bijrijdersstoel lag. Ik zag dat de armen van de man licht voor het lichaam van de man lagen. Ik zag dat de diverse genoemde bloedvlekken op zijn linkerarm zaten. Ik zag dat een bloedvlek zat op de blouse aan de linker zijkant van zijn borst. Ik zag aan de linker zijkant van het gezicht/hoofd van de man enkele bruin-kleurige vlekken op de huid. Deze vlekken leken of een soort brandwondjes. Ik zag dat aan de linker zijkant van het gezicht/hoofd van de man een wond c.q. gaatje zat. Ik riep de man, die in de personenauto lag, aan. Ik maakte mij bekend als politie en vroeg de man op luide toon of hij mij kon horen. Ik zag en hoorde dat de man hierop geheel geen reactie gaf. Ik zag en hoorde namelijk dat hij niets zei en geheel niet bewoog.
Ik hoorde dat collega [verbalisant 4], die naast mij stond, mij verklaarde dat "die man" had geschoten. Ik zag dat hij mij daarbij een man aanwees die ook naast c.q. bij de eerste personenauto stond. Met collega [verbalisant 5] liep ik op de man af. Ik hoorde dat de man mij direct verklaarde: "Ik heb geschoten, ik heb de politie gebeld". Hierop heb ik met collega [verbalisant 5] de man, nader aan te wijzen als verdachte, aangehouden en de handboeien aangelegd.
Vervolgens hebben collega [verbalisant 5] en ik de verdachte overgebracht naar het Arrestanten Complex Utrecht. Onderweg hoorde ik dat verdachte onder andere in woorden van gelijke strekking verklaarde, dat;
# hij had geschoten;
# hij deze (neergeschoten) man via een vriend van hem kent;
# hij deze man kende omdat deze man samen met een vriend had gewerkt;
# hij toen zag dat een man op een fiets langs zijn huis fietste;
# hij toen zag dat deze man een vuurwapen met geluiddemper in zijn hand hield.
7.
Het relaas van de verbalisant [verbalisant 4] van 5 augustus 2009, dossierpagina 33 en 34, onder meer inhoudende:
Toen ik kwam bij de kruising voor het winkelcentrum Hoog Zandveld zag ik twee voertuigen staan voor het verkeerslicht. Ik zag een man staan die met zijn mobiele telefoon aan het bellen was, ik maakte mij bekend als politiemedewerker. De man kwam vervolgens naar mij toe en ik hoorde hem zeggen:
"Ik geef mij over, want ik heb hem doodgeschoten, mijn wapen ligt nog in de auto. Ik heb hem doodgeschoten omdat hij een huurmoordenaar is die mij wilde doodschieten, maar ik was hem voor."
8.
Het relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 13 augustus 2009, dossierpagina's 842 tot en met 845, onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 ben ik [verbalisant 6], ter plaatse gegaan naar de kruising Zandveldseweg met de Jachtmonde te Nieuwegein. Ik zag op de kruising een rood gekleurde personenvoertuig staan, direct daarachter stond een zwart gekleurde personenvoertuig. Naast en achter deze voertuigen stonden politievoertuigen. Door politiepersoneel ter plaatse werd mij [verbalisant 6] verklaard dat in het rood gekleurde voertuig het slachtoffer lag.
Voertuig 1: Renault Clio, kleur rood.
Voertuig 2: Volvo S40, kleur zwart.
Direct achter de Renault stond de Volvo. Op de zitting van de rechtervoorstoel van de Volvo zagen wij een vuurwapen (pistool) liggen. Wij zagen dat de slede van het pistool in de geopende stand stond. In het pistool was een houder aanwezig, zowel in de kamer als in de houder waren geen patronen aanwezig. De patroonhouder bood plaats voor veertien patronen. Het aangetroffen pistool op de bijrijdersstoel werd door ons veiliggesteld. Op het pistool zagen wij de tekst "Steyr 9x19 mm Mannlicher".
In totaal werden veertien hulzen van het kaliber 9 mm Luger aangetroffen.
9.
Het relaas van de verbalisant [verbalisant 7] van 8 januari 2010, dossierpagina 835 onder meer inhoudende:
Volgens [verdachte] was hij met zijn zwarte Volvo achter de rode Renault van het slachtoffer aan gereden. Op basis van zijn verklaring werd de volgende route opgetekend:
Via de Roerdomplaan, Geinbrug, Parkhout, Henri Dunantlaan naar de plaats delict aan de Zandveldseweg te Nieuwegein.
10.
De verklaring van [getuige 1] van 28 augustus 2009, dossierpagina's 509 tot en met 512 onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 reed ik op mijn snorfiets op de Zonnebloemstaat te Nieuwegein. Ik zag twee auto's staan. De achterste auto was een iets grotere donkere auto. Ik zag een heer uit de donkere auto stappen en zag dat hij iets pakte. Ik kon niet zien wat het was. Hij had dit voorwerp met twee handen vast. Ik zag dat de man dit voorwerp duidelijk voor zich hield. Ik zag dat de man uit de donkere auto aan de bestuurderskant in de richting van de rode auto voor hem liep. Toen de man hier vlakbij was, gaf degene in de rode auto gas en reed hard weg in de richting van de Henry Dunantlaan. De man ging heel hard lopend terug naar zijn eigen auto. Ik zag dat hij vol gas wegreed. Die donkere auto zag ik toen ook in de richting van de Henri Dunantlaan rijden. Ik vond dat dat op een heel onverantwoordelijke manier ging. Ik zag dat die donkere auto in de bocht, op de verkeerde weghelft, een andere auto inhaalde.
11.
De verklaring van [getuige 2] van 11 augustus 2009, dossierpagina's 140 tot en met 144, onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 stond ik in mijn auto te wachten voor het rode verkeerslicht op Henri Dunantlaan te Nieuwegein. Ik stond te wachten voor de kruising met de Zandveldseweg. Ik zag aan de overzijde van de kruising twee auto's achter elkaar aanrijden met aanzienlijke snelheid, met zeker 50 km/u. Ze reden beiden om een voor het rode verkeerslicht stilstaande auto heen (hof: gelet op de door de getuige ingetekende plattegrond via de andere weghelft) en sloegen vervolgens rechtsaf de Zandveldseweg op in de richting van de Rijksweg A2. Het ging met opvallend hoge snelheid. Gezien de manier van rijden had ik meteen de indruk dat er sprake was van een achtervolging.
12.
De verklaring van [getuige 3] van 5 augustus 2009, dossierpagina's 61 tot en met 64 onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 liep ik over de voetgangersoversteek bij het winkelcentrum Hoog Zandveld. Ik zag twee auto's voor het verkeerslicht staan. De voorste auto was een rode auto. De auto die er achter stond was een zwarte auto. Ik zag dat er een man bij de zwarte auto stond. Ik hoorde dat die man riep: "Handen op het dak! Handen op het dak!". Een aantal seconden daarna, hooguit tien seconden, begon die man te schieten. Na het derde schot zag ik dat de man een vuurwapen in de rechterhand had en met dit vuurwapen gericht bleef schieten richting de rode auto.
13.
De verklaring van [getuige 4] van 5 augustus 2009, dossierpagina's 65 tot en met 66 onder meer inhoudende:
Ik ben vandaag boodschappen gaan doen. Tijdens het oversteken van de Zandveldseweg hoorde ik een knal. Ik keek waar de knal vandaan kwam. Ik zag toen dat er op de Zandveldseweg voor de stoplichten met de kruising met de Jachtmonde een bordeauxrode auto van het merk Renault stond. Ik zag dat bij de auto een man stond. Ik heb na de knal naar de auto en de man gekeken. Op dat moment zie ik dat de man die bij de auto staat, schiet. Ik heb tijdens het kijken zes of zeven knallen gehoord.
Ik zag dat de man die schoot heel erg kalm was. Ik kon het niet geloven. De man was zo rustig, het kwam over alsof hij zijn hond aan het uitlaten was.
14.
De verklaring van [getuige 5] van 5 augustus 2009, dossierpagina's 71 tot en met 74 en onder meer inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een schietpartij in Nieuwegein bij het winkelcentrum. Ik ben schilder. Terwijl ik aan het werk was, hoorde ik knallen. Ik zag dat een man om een auto liep. Ik zag dat de man naast een kleine rode Renault stond. Achter de Renault stond een zwarte Volvo. Ik zag dat de man op de Renault stond te schieten. Ik zag dat de schutter zijn arm op het bestuurdersportier richtte.
Ik zag dat de schutter rustig was.
15.
De verklaring van [getuige 6] van 7 augustus 2009, dossierpagina's 123 tot en met 129 onder meer inhoudende:
Op 5 augustus 2009 stond ik met mijn auto voor het rode verkeerslicht op de Jachtmonde met de kruising Zandveldseweg. Aan de overzijde van de Zandveldseweg stonden twee auto's voor het verkeerslicht. Deze auto's stonden heel dicht bij elkaar. Ik weet dat de voorste auto een rode auto was. Toen ik optrok zag ik iemand uit de achterste auto stappen. Ik zag dat de man uitstapte en zeer rustig naar de rode auto ervoor liep. Ik keek voor mij op de rijbaan. Op dat moment hoorde ik een harde knal. Ik keek en zag de man die ik zojuist heb beschreven bij het portier van de rode auto staan. Ik zag heel duidelijk dat hij één van beide armen gestrekt naar voren hield en in zijn hand droeg hij een pistool wat hij richtte op de rode auto. Ik bleef in de richting van de man kijken en zag en hoorde dat de man vervolgens nog zeker vier keer schoot. Ik zag ook dat hij op verschillende hoogten door het open portierraam schoot. Echt alsof je iemand van boven naar beneden of andersom schoot. Het leek alsof hij heel gericht schoot. Voor mij was het heel berekenend en echt in koelen bloede.
Later liep de man naar de andere zijde van de rode auto en toen hoorde ik alleen knallen. Ik zag vervolgens dat de man heel rustig, op zijn dooie gemak, voor de rode auto langs liep en ter hoogte van de passagierskant bleef hij weer stil staan. Aan de andere zijde van de auto heeft hij vervolgens weer vier à vijf keer geschoten. Ik hoorde knallen, maar zag het wapen niet. Het was hetzelfde geluid.
16.
De verklaring van [getuige 7] van 10 augustus 2009, dossierpagina's 130 tot en met 135, onder meer inhoudende:
Ik keek in de richting van de rijbaan van de Zandveldseweg en zag net over de stopstreep voor het verkeerslicht een rode Renault Clio stil staan. Achter deze auto stond een zwarte Volvo stil. Ik zag dat het portier van de Volvo geopend was en dat achter dit portier een man stond.
Kort voor ik keek, hoorde ik een mannenstem zeggen een naam die ik mij niet kan herinneren en "Kom er maar uit met je handen op het dak". Ik zag vervolgens dat de man die zojuist nog achter zijn portier stond, in een boog om het portier naar voren liep. Hij was heel koel en liep normaal, niet rennend of zoiets. Hij bleef op een afstand van ongeveer tweeënhalve meter verwijderd van de Clio en wel ter hoogte van het bestuurdersportier. Ik zag vervolgens dat de man begon te schieten. Ik hoorde eerst een knal en bij de volgende knal zag ik ook een rookpluim. Ik zag dat hij zijn beide armen gestrekt naar voren hield en het pistool richtte in de richting van de bestuurder van de Clio. Ik denk dat ik de man vier à vijf keer hoorde en zag schieten. Het was vrij snel. Ik zag dat de man vervolgens voor de rode Clio langs liep naar de bijrijderskant. Ik zag dat de man vervolgens wederom op een afstand van circa tweeënhalve meter van het bijrijdersportier bleef staan. Hij schoot vervolgens weer enkele malen achter elkaar. Echt in koelen bloede."
4.1
De eerste deelklacht klaagt over 's hofs bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad.
4.2
Het hof heeft in zijn arrest ten aanzien van dit punt het volgende overwogen:1.
"Alhoewel het betoog van de verdediging zich met name richt op het handelen van verdachte in noodweer dan wel noodweerexces begrijpt het hof uit het betoog van de verdachte en zijn raadsman dat wordt betwist dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De verdediging en verdachte hebben -kort weergegeven- betoogd dat bij verdachte niet vóór het schieten de intentie bestond om [slachtoffer] te doden. Immers was het slachtoffer uitgestapt in plaats van te schieten, dan had verdachte geen gebruik van zijn wapen behoeven te maken.
Voor voorbedachte raad is voldoende dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis/gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de verklaring van verdachte zoals hiervoor onder 5.3 weergegeven, blijkt dat verdachte reeds op het moment dat hij het slachtoffer in de buurt van zijn woning aan de [a-straat] op de fiets zag, hem herkend had als [slachtoffer]. Verdachte had toen al gezien dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had. Bij verdachte bestond de vrees dat [slachtoffer] hem of anderen van het leven wilde beroven. Desondanks heeft verdachte nadat hij [slachtoffer] rijdend in een Renault Clio in de buurt van zijn woning weer in het vizier kreeg, besloten om [slachtoffer] te volgen c.q. te achtervolgen. Het hof kent in dit verband ook belang toe aan het feit dat vaststaat dat verdachte en [slachtoffer] op enig punt in de door hen afgelegde route via de Roerdomplaan, de Geinbrug en het Parkhout tot aan de latere plaats delict op de Zandveldseweg, zijn gestopt. Dit was hetzij bij het Parkhout, hetzij bij de bushalte op de Henri Dunantlaan ter hoogte van de Zonnebloemstraat. Verdachte is vervolgens uitgestapt en is met iets in zijn handen in de richting van de Renault Clio gelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij een pen in zijn handen had om het kenteken te noteren. Deze verklaring is in tegenspraak met een eerdere verklaring van verdachte dat hij al rijdend achter de Renault Clio het kenteken op zijn hand schreef. In dit kader is ook van belang de verklaring van getuige [getuige 1] die zag dat een man uit een donkere auto stapte en iets uit de auto pakte en dat met twee handen vasthield. Getuige zag dat die man het voorwerp voor zich hield en daarmee in de richting van de rode auto vóór hem liep. Toen verdachte aan de achterzijde van deze auto aankwam, reed deze auto met spinnende banden weg. Verdachte is vervolgens wederom achter de rode auto aangereden. Dit ging met een hogere snelheid dan ter plaatse is toegelaten en daarbij werd een rood stoplicht op de kruising van de Henri Dunantlaan met de Zandveldseweg genegeerd. Ook werd via de andere weghelft een stilstaande auto ingehaald. Het hof gaat uit van de juistheid en betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [getuige 1], nu die verklaring op onderdelen steun vindt in de verklaring van verdachte en in de verklaring van getuige [getuige 2] wiens waarnemingen chronologisch aansluiten op de observaties van getuige [getuige 1].
Door te handelen zoals hij heeft gehandeld heeft verdachte naar het oordeel van het hof minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat een confrontatie met [slachtoffer] zou kunnen uitlopen op een schietpartij, ook in aanmerking genomen dat verdachte wist dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had, het op verdachte gemunt had en volgens verdachte bovendien "fokkinglevensgevaarlijk" en "ziek en knetter" was. Verdachte heeft gedurende de achtervolging meermalen de gelegenheid gehad om de politie op de hoogte te brengen van hetgeen hij vermoedde dat het slachtoffer van plan was. Dit heeft hij echter niet gedaan maar hij heeft er voor gekozen om op het moment dat het slachtoffer met zijn auto bij de verkeerslichten bij de kruising van de Zandveldseweg met de Jachtmonde ter hoogte van het winkelcentrum stilstond, met een doorgeladen pistool gericht op de auto van [slachtoffer], op het slachtoffer af te gaan, waarna de fatale schietpartij is gevolgd. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] 'slechts' had willen aanhouden en hem vervolgens had willen overdragen aan de politie, acht het hof niet geloofwaardig nu daarvoor in het dossier geen enkele ondersteuning is te vinden. Integendeel, verdachte heeft verklaard dat hij bij eerdere incidenten in het verleden de politie niet gewaarschuwd heeft, terwijl hij ook nog op 5 augustus 2009 vóór de fatale schietpartij meerdere momenten heeft gehad om de politie te waarschuwen. Daarnaast heeft verdachte in zijn eerste telefonische uitlatingen, in zijn uitlatingen tegenover de politieambtenaren die ter plaatse waren gekomen, noch in zijn eerste verhoor op 5 augustus 2009 gerept over zijn bedoeling om het slachtoffer aan te houden en over te dragen aan de politie.
De omschreven handelingen van verdachte vormen als het ware een aaneenschakeling van keuzemomenten. Dat deze momenten relatief kort zijn geweest doet aan de bewustheid van die keuzes, gelet op voornoemde jurisprudentie, niet af. Verdachte heeft meermalen de gelegenheid gehad zich te beraden op het te nemen en of door hem genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de eventuele gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Op grond van bovenstaande overwegingen komt het hof tot het oordeel dat verdachte het slachtoffer niet in een gemoedsopwelling van het leven heeft beroofd, maar dit plan al had vanaf het moment dat hij het slachtoffer in de buurt van zijn woning aan de [a-straat] op de fiets had waargenomen met een vuurwapen in de hand en in ieder geval vanaf het moment dat hij het slachtoffer aansprak op de Zandveldseweg ter hoogte van de kruising met de Jachtmonde. In verdachtes eigen woorden: 'Het was hij of ik'.
Verdachte heeft ruimschoots de tijd gehad om zich te beraden over andere manieren om het slachtoffer te stoppen in de uitvoering van de door verdachte vermeende plannen van het slachtoffer. Verdachte heeft meer dan voldoende gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Desondanks is verdachte doorgegaan met zijn handelingen en heeft hij uiteindelijk veertienmaal - gericht en met dodelijke afloop - op het slachtoffer geschoten. Een en ander brengt mee dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd."
4.3
De steller van het middel voert aan dat zonder nadere motivering niet is in te zien hoe de oordelen van het hof over de aanwezigheid van voorbedachte raad en de ongeloofwaardigheid van verdachtes verklaring te rijmen zijn met de gedachten en uitlatingen van verdachte zoals die door het hof tot het bewijs zijn gebezigd. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft verdachte verklaard dat hij dacht "ga jij maar aan de politie vertellen wat jij bij mijn deur deed" en heeft hij bovendien het slachtoffer bij herhaling toegeroepen dat hij uit de auto moest komen en zijn handen op het dak moest leggen. Dit kan volgens de steller van het middel bezwaarlijk anders worden begrepen dan als een bevestiging van verdachtes verklaring dat hij het slachtoffer wilde aanhouden en overdragen aan de politie en is in strijd met het oordeel van het hof zoals verwoord in de bewijsoverweging dat verdachte al vanaf het moment dat hij het slachtoffer in de buurt van zijn woning met een vuurwapen in de hand had waargenomen en in ieder geval vanaf het moment dat hij het slachtoffer op de plaats delict aansprak, het plan had het slachtoffer van het leven te beroven.
4.4
Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. Anders dan het hof in casu heeft overwogen, vormt de vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar dit is op zichzelf geen allesbepalende factor aangezien dit de rechter er niet van behoeft te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.2.
4.5
Het hof heeft overwogen dat verdachte door het slachtoffer te achtervolgen terwijl hij wist dat het slachtoffer het op hem had gemunt en een vuurwapen bij zich had, minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een confrontatie met het slachtoffer zou kunnen uitlopen op een schietpartij en dat verdachte, hoewel hij gedurende de achtervolging meermalen de gelegenheid heeft gehad de politie op de hoogte te brengen van hetgeen hij vermoedde dat het slachtoffer van plan was, dit niet heeft gedaan en ervoor heeft gekozen met een doorgeladen pistool gericht op de auto van het slachtoffer af te gaan. Bovendien heeft het hof geoordeeld dat verdachtes ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring dat hij het slachtoffer wilde aanhouden en aan de politie wilde overdragen ongeloofwaardig is aangezien verdachte de politie noch voorafgaand aan de schietpartij noch bij eerdere incidenten heeft gewaarschuwd, alsmede gezien hetgeen verdachte direct na de schietpartij heeft verklaard. Op basis van deze overwegingen heeft het hof geconcludeerd dat verdachte het slachtoffer niet in een gemoedsopwelling van het leven heeft beroofd, maar dit plan reeds had vanaf het moment dat hij het slachtoffer in de buurt van zijn woning waarnam en in ieder geval vanaf het moment dat hij het slachtoffer aansprak op de Zandveldseweg en dat verdachte ruimschoots de tijd en meer dan voldoende gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
4.6
Dit oordeel van het hof acht ik niet begrijpelijk, nu het feit dat verdachte achter het slachtoffer aan is gegaan en met een doorgeladen vuurwapen in de hand diens auto is genaderd weliswaar te denken geeft, maar niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat verdachte het zeer vergaande, vooropgezette plan had het slachtoffer te doden. Bewijsmiddel 1 houdt onder meer de verklaring van verdachte in dat hij, toen beide auto's waren gestopt, meermalen heeft geroepen: '[slachtoffer] kom uit de auto met je handen op het dak.' Verdachte heeft blijkens bewijsmiddel 3 herhaald dat hij deze woorden heeft geroepen en voorts onder meer gezegd dat hij wist dat hij '[slachtoffer]' staande moet houden en dat ook wilde doen opdat '[slachtoffer]' aan de politie zou zeggen wat hij bij de deur van verdachte deed. Bewijsmiddel 12 houdt de verklaring in van een getuige onder meer inhoudende dat deze getuige verdachte heeft horen roepen "Handen op het dak!. Handen op het dak!." Bewijsmiddel 16 houdt de verklaring van een ander getuige in die heeft gehoord dat er is gezegd "Kom er maar uit met je handen op het dak", welke woorden gelet op de omstandigheden van verdachte afkomstig moeten zijn. Deze verklaringen heeft het hof voor het bewijs gebruikt, waaruit volgt dat het hof deze geloofwaardig heeft geacht. Deze verklaringen zijn niet redengevend voor het bewijs van voorbedachte raad. De eigen verklaringen van verdachte wijzen er juist op dat hij wilde dat '[slachtoffer]' aan de politie zijn gedrag zou verantwoorden.
Door de verklaring van verdachte dat hij '[slachtoffer]' uit de auto wilde laten stappen, wilde staande houden en wilde bereiken dat '[slachtoffer]' een verklaring zou geven aan de politie, voor het bewijs te gebruiken, maar anderzijds te oordelen dat ongeloofwaardig is dat hij het slachtoffer wilde aanhouden en aan de politie wilde overdragen heeft het hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.3. Dit klemt te meer nu ook getuigen hebben verklaard - welke verklaringen voor het bewijs zijn gebezigd - dat verdachte de bestuurder van de andere auto heeft gesommeerd uit de auto te komen en zijn handen op het dak te leggen.
In dit verband merk ik nog op - hoewel in cassatie daarover niet wordt geklaagd - dat 's hofs overweging dat verdachte heeft gezegd "Het was hij of ik" in een ander daglicht dan door het hof bedoeld komt te staan indien verdachtes volledige, door het hof ten dele ongeloofwaardig geachte en dus niet geheel tot het bewijs gebezigde, verklaring wordt bezien zoals deze in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is opgenomen:
"Ik heb mijn wapen gepakt en ben in de richting van de rode Clio gelopen. Toen ik schuin achter de auto stond heb ik geroepen: '[slachtoffer] kom uit de auto met je handen op het dak'. Dat heb ik meermalen geroepen. Hij bleef voor zich uit kijken, hij reageerde helemaal niet, maar op een gegeven moment riep hij tegen mij: 'Wat is er nou?'. Op het moment dat hij dat zei kwam er van onder zijn arm een stuk van een geluiddemper (dat weten we dus nu), iets van een buis in mijn richting en schoot hij op mij. [...] Vervolgens heb ik gericht geschoten op de sponning aan de bestuurderszijde van de rode Clio. Ik heb gewoon op zijn beweging gereageerd. Er gebeurde iets met mij. Ik reageerde in een reflex. Het was hij of ik."
In deze context bezien duiden de woorden "Het was hij of ik" niet op een vooropgezet plan van verdachte om het slachtoffer te doden, maar op een op dat ogenblik ontstane reactie op het handelen van het slachtoffer, en heeft het hof aan deze woorden, die de kern van het aan verdachte gemaakte verwijt raken, in weerwil van verdachtes bedoeling een geheel andere betekenis gegeven.4.
4.7
Dit alles in aanmerking genomen heeft het hof met zijn onder 4.2 weergegeven motivering de bewezenverklaring van de voorbedachte raad onvoldoende gemotiveerd.
4.8
De eerste deelklacht slaagt.
5.
Gelet op het voorgaande meen ik dat de tweede deelklacht (over de verwerping van het beroep op noodweer) en de derde deelklacht (over de strafmotivering) geen bespreking behoeven, maar in het geval Uw Raad daarover anders denkt ben ik uiteraard bereid aanvullend te concluderen.
6.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van feit 1 en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Arnhem, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2012
Zie recentelijk HR 28 februari 2012, LJN: BR2342; HR 19 juni 2012, LJN: BW8678.
HR 4 oktober 2011, LJN: BQ6745; HR 26 juni 2012, LJN: BW9187.
Corstens/Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, Kluwer 2011, zevende druk, p. 683-684; A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Kluwer 2009, zesde druk, p. 171; vgl. ook HR 8 oktober 1991, LJN: AC0551, NJ 1992, 156 en HR 6 maart 2012, LJN: BT6386.
Uitspraak 13‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Voorbedachte raad. De HR herhaalt de relevante overwegingen t.a.v. voorbedachte raad uit HR LJN BR2342. Het middel klaagt terecht over een innerlijke tegenstrijdigheid in ’s Hofs bewijsvoering.
Partij(en)
13 november 2012
Strafkamer
nr. S 12/00160
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 2 augustus 2011, nummer 21/002407-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van feit 1 en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard dat:
"hij op 05 augustus 2009 te Nieuwegein, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, te weten [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels van korte afstand en gericht afgevuurd op en in de richting van [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] door een of meerdere van die kogels in het lichaam en hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden."
2.2.
De bewezenverklaring steunt onder meer op de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 en de bewijsoverwegingen die zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring wat betreft de voorbedachte raad onvoldoende met redenen is omkleed, onder meer vanwege een tegenstrijdigheid in 's Hofs bewijsvoering.
3.2.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten - anders dan wel uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wordt afgeleid - aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven (vgl. HR 28 februari 2012, LJN BR2342, NJ 2012/518).
3.3.
Blijkens zijn bewijsoverwegingen heeft het Hof geoordeeld dat de verdachte "meer dan voldoende gelegenheid [heeft] gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven", in welk verband het Hof naar aanleiding van het betoog dat bij de verdachte niet vóór het schieten de intentie bestond om [slachtoffer] te doden heeft overwogen: "De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] 'slechts' had willen aanhouden en hem vervolgens had willen overdragen aan de politie, acht het Hof niet geloofwaardig nu daarvoor in het dossier geen enkele ondersteuning is te vinden".
Het Hof heeft onder de bewijsmiddelen evenwel opgenomen de verklaring van de verdachte: "(...) ik denk ik hou je staande. Ik dacht ga jij maar aan de politie vertellen wat je bij mijn deur deed. Toen riep ik: "[Slachtoffer] kom uit die auto met je handen op het dak"." (bewijsmiddel 3).
's Hofs overweging aangaande de ongeloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte dat hij het latere slachtoffer slechts had willen aanhouden, strookt niet met de inhoud van bewijsmiddel 3. De bewijsvoering is daarom - op een punt dat niet van ondergeschikte betekenis is - innerlijk tegenstrijdig.
3.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van feit 1 en de strafoplegging;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 13 november 2012.