Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/238:238 De afwijzingsgrond onvoldoende belang
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/238
238 De afwijzingsgrond onvoldoende belang
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS455855:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als een verzoek tot het doen houden van een voorlopig getuigenverhoor aan de wettelijke eisen voldoet, dient eerst te worden getoetst aan de afwijzingsgrond onvoldoende belang. Een verzoek dient te worden afgewezen op grond van onvoldoende belang als zelfs bij toewijzing van het verzoek de getuigenverklaringen niet ten behoeve van de hoofdzaak kunnen worden gebruikt. De getuigenverklaringen zijn van geenwaarde voor de hoofdzaak als er (nagenoeg) geen verschil is tussen aan de ene kant de hypothetische situatie die ontstaat bij afwijzing van het voorlopig getuigenverhoor en aan de andere kant de hypothetische situatie die ontstaat bij toewijzing van het voorlopig getuigenverhoor. Op grond van proceseconomische redenen moet de rechter het inzetten van een middel verbieden als daarvan geen praktisch resultaat kan worden verwacht. De nadelen van het inzetten van het voorlopig getuigenverhoor voor zowel de samenleving (die de kosten van de procedure grotendeels draagt) als de wederpartij (belasting, tijd en kosten) blijven bij deze afwijzingsgrond niet buiten beschouwing,1 hoewel niet een afweging van belangen,2 maar een vergelijking van de hiervoor genoemde twee hypothetische situaties bepaalt of de verzoeker voldoende belang heeft. De afwijzingsgrond onvoldoende belang behoort naar mijn mening een grotere rol toebedeeld te krijgen dan op dit moment gebeurt vanwege het doel en de bijzondere kenmerken van het voorlopig getuigenverhoor.