Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.11.10 Informatieverplichtingen met betrekking tot de aanvraag
Geldend
Geldend van 30-10-2024 tot 01-07-2027
- Bronpublicatie:
28-10-2024, Stcrt. 2024, 34461 (uitgifte: 29-10-2024, regelingnummer: WJZ/ 86981779)
- Inwerkingtreding
30-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-10-2024, Stcrt. 2024, 34461 (uitgifte: 29-10-2024, regelingnummer: WJZ/ 86981779)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Een aanvraag voor subsidie bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en gaat daarnaast vergezeld van:
- a.
een ingevuld projectformulier met daarin de volgende informatie:
- 1°
gegevens over de aanvrager, waaronder de naam van de organisatie, het nummer waarmee de organisatie is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;
- 2°
gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;
- 3°
de locatie van het project;
- 4°
de naam van het project;
- 5°
de start- en einddatum van het project;
- b.
een kostenbegroting met daarin opgenomen;
- 1°
een begroting van de werkelijke investeringskosten. De kosten worden ingeschat met een nauwkeurigheid die passend is bij een conceptuele studie;
- 2°
een begroting per mijlpaal van de subsidiabele kosten. Deze begroting per mijlpaal bevat in ieder geval de mijlpalen met onderliggende activiteiten: mijlpalen en de kosten, inclusief onderbouwing, uiteengezet in de looptijd van het project;
- 3°
een effectiviteitsberekening van de kosten, waarin de volgende waarden opgegeven worden:
- −
het gevraagde subsidiebedrag;
- −
de vergunde emissiejaarvracht van de betreffende fabrieksinstallatie;
- −
de verwijderingsefficiëntie van de voorgestelde nageschakelde installatie;
- c.
een projectplan waarin een omschrijving van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is opgenomen en de wijze waarop het project voldoet aan de eisen opgenomen in deze titel. De omschrijving bevat tevens:
- 1°
een onderbouwing van de gekozen technologische oplossing;
- 2°
aanvullende informatie die onderbouwt dat de hoofdcomponent van de voorgestelde nageschakelde installatie een Technology Readiness Level 9 heeft;
- 3°
een opgave van de vergunde emissiejaarvracht van de betreffende fabrieksinstallatie in kg/jaar ammoniak en stikstofoxiden. Indien de vergunde waarde bestaat uit een concentratie, dan dient de aanvrager een berekening van de emissiejaarvracht op te geven gebaseerd op representatieve maximale draaiuren zoals gebruikt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. Indien voor de betreffende fabrieksinstallatie geen emissiewaarde in de vergunning is bepaald, dient de aanvrager een technische onderbouwing te verschaffen waarbij aannemelijk wordt gemaakt welk deel van de vergunning van toepassing is op de installatie. In dat geval is een verklaring van het bevoegd gezag vereist waarin wordt verklaard dat deze opgave aannemelijk is;
- 4°
een opgave van de verwijderingsefficiëntie van de voorgestelde nageschakelde installatie en een technische toelichting op de daaruit volgende vermeden emissiejaarvracht;
- 5°
informatie van een leverancier die de opgegeven verwijderingsefficiëntie kan onderbouwen. In afwezigheid van een externe leverancier dient een technische onderbouwing van de verwijderingsefficiëntie te worden verstrekt;
- 6°
een omschrijving van de wijze en de volgorde waarop het project uitgevoerd wordt en welke onderdelen van het project door derden zullen worden uitgevoerd. Deze omschrijving dient verduidelijkt te worden met schetsmateriaal en verduidelijkende foto’s van de locatie waar de nageschakelde installatie geplaatst zal worden;
- 7°
een opgave waardoor aannemelijk is, bijvoorbeeld door verwijzing naar het RIVM-briefrapport 2023-0313 of door overlegging van een volledige berekening in de actuele versie van AERIUS-Check, dat:
- −
de industriële onderneming van de subsidieaanvrager een depositiejaarvracht had van minstens 2500 mol/jaar op overbelaste hexagonen van Natura 2000-gebieden binnen een straal van 25 km van de bedrijfs- of clusterlocatie, gebaseerd op emissiegegevens in 2019; of
- −
de vergunning-groep waarvan de onderneming van de subsidieaanvrager deel uitmaakt, een depositiejaarvracht had van minstens 2500 mol/jaar op overbelaste hexagonen van Natura 2000-gebieden binnen een straal van 25 km, gebaseerd op emissiegegevens in 2019;
- d.
een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat hij instemt met het aanpassen van de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit tot een maximum-emissiejaarvracht NH3, en indien van toepassing NOx, die gebaseerd wordt op de gerealiseerde emissiereductie;
- e.
een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat hij ermee instemt dat de natuurvergunning bij de eerste revisie op grond van artikel 5.43 van de Omgevingswet, of andere wijziging, zodanig wordt aangepast dat de emissiejaarvracht wordt aangepast aan de waarde die naar aanleiding van het onderhavige project is vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit;
- f.
voor zover sprake is van een situatie waarbij de aanvrager zijn industriële onderneming voert op grond van een natuurvergunning verleend aan een andere rechtspersoon: een verklaring, ondertekend door zowel de aanvrager als deze rechtspersoon, houder van de betreffende omgevingsvergunning, dat zij zich beiden committeren aan de inhoud van de verklaring, bedoeld in onderdeel e, en de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.11.9, derde en vierde lid;
- g.
een verklaring van het bevoegd gezag:
- 1°
dat het project niet wettelijk kan worden afgedwongen;
- 2°
met daarin opgenomen een inschatting van het risico dat voor het project geen vergunning kan worden afgegeven;
- 3°
dat er geen bron maatregel binnen het productieproces voorhanden is waarbij een navenant grote vermindering van ZZS-emissies behaald kan worden, voor zover er sprake is van ZZS-emissie;
- 4°
dat zij positief oordelen over de afvoer van de toekomstige afvalstromen, waarbij eventuele afwenteleffecten op een goede manier worden voorkomen of opgelost;
- 5°
waaruit blijkt dat de door de onderneming opgegeven vergunde emissiejaarvracht van de betreffende fabrieksinstallatie juist of aannemelijk is.