Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 61 [Beslissing op civiele vordering tegen strafrechtelijk vervolgden uit andere verdragstaat]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
30-10-2007, PbEU 2009, L 147 (uitgifte: 10-06-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-01-2010, Internet 2010, www.eda.admin.ch (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een door dit verdrag gebonden staat en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit worden vervolgd voor de gerechten van een andere door dit verdrag gebonden staat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen. Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige door dit verdrag gebonden staten niet te worden erkend, noch ten uitvoer te worden gelegd.