HR, 30-06-2009, nr. S 01539/07
ECLI:NL:HR:2009:BF0742
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30-06-2009
- Zaaknummer
S 01539/07
- LJN
BF0742
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BF0742, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑06‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BF0742
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:6
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2009/287
Uitspraak 30‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in hb. Volgens de akte van uitreiking m.b.t. de inleidende dagvaarding (dgv) is de dgv uitgereikt aan schriftelijk gemachtigde maar op de akte ontbreken de omschrijving en nummer van het legitimatiebewijs en de schriftelijke machtiging bevindt zich niet bij de stukken. Gelet op e.e.a. is ‘s Hofs oordeel dat die dgv in persoon is betekend, niet zonder meer begrijpelijk
30 juni 2009
Strafkamer
nr. S 01539/07
AM/SM
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Enkelvoudige Kamer, van 10 maart 2006, nummer 23/005819-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.G. Al, advocaat te Nieuw-Vennep, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. Nadien hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.J. van der Velden, advocaten te Amsterdam bij aanvullende schriftuur een tweede middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
2.2. Het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
"1. Voorvragen
Uit de akte van uitreiking blijkt dat de dagvaarding op 2 september 2004 op grond van artikel 588, derde lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering in persoon is betekend. De verdachte heeft op 17 december 2004 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 1 november 2004. Hiermee heeft de verdachte de in artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van veertien dagen ruimschoots overschreden. Nu de verdachte buiten de in het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn hoger beroep heeft ingesteld, kan de verdachte niet ontvangen worden in het hoger beroep. Het hof verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep."
2.3. Een aan het dubbel van de inleidende dagvaarding gehechte akte van uitreiking houdt in dat die dagvaarding op 1 september 2004 tevergeefs is aangeboden op verdachtes GBA-adres [a-straat 1] te [plaats A] en dat de inleidende dagvaarding op 2 september 2004 is uitgereikt aan [betrokkene 1] die, blijkens de akte van uitreiking, door de verdachte schriftelijk gemachtigd was om het stuk in ontvangst te nemen.
2.4. Op die akte van uitreiking ontbreken de omschrijving en het nummer van het legitimatiebewijs van de schriftelijk gemachtigde, terwijl zich bij de stukken geen schriftelijke machtiging bevindt.
Gelet op een en ander is 's Hofs oordeel dat de inleidende dagvaarding in persoon is betekend, niet zonder meer begrijpelijk. Dat brengt mee dat de bestreden beslissing ontoereikend is gemotiveerd.
2.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 juni 2009.