Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/22.4.1
22.4.1 Handelingen van derden jegens de participanten
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365689:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Een uitzondering geldt voor enige financiële, bancaire en verzekeringsdiensten aan niet in de Gemeenschap gevestigde afnemers (art. 169 onderdeel c Btw-richtlijn, ex art. 17 lid 3 onderdeel c Zesde richtlijn, vgl. art. 15 lid 2 onderdeel c Wet OB).
Wel zal het zo zijn dat wanneer kosten / verlies wordt gemaakt, dit verlies door partijen volgens dezelfde verdeelsleutel als waarop zij opbrengsten / winst zal worden verdeeld. Aangenomen mag worden dat die verdeling, met analoge toepassing van het partageleerstuk, dan niet tot heffing van btw aanleiding geeft.
Handelingen van derden jegens een bij een partageovereenkomst betrokken participant, moeten op de normale wijze op belastbaarheid worden beoordeeld. Het samenwerkingsverband als zodanig kan geen afnemer van de prestatie zijn, aangezien het samenwerkingsverband niet een afzonderlijke, van de participanten te onderscheiden entiteit is. De participant waarmee de derde de rechtsbetrekking aangaat, is – uitzonderlijke gevallen wellicht daargelaten – de afnemer van de prestatie. Indien de in rekening gebrachte btw rechtstreeks toerekenbaar is aan de uitgaande prestatie die de participant in partage jegens een derde verricht, dan zal de btw voor aftrek in aanmerking komen, tenzij de uitgaande prestatie is vrijgesteld.1
De vraag komt op of het mogelijk is dat belastingplichtigen niet slechts aan de uitgaande zijde, maar ook aan de inkomende zijde in partage kunnen handelen. Zulks zou betekenen dat beide in “inkooppartage” handelende belastingplichtigen de afnemer van de prestatie van de derde zijn. Er zijn in de jurisprudentie echter geen gevallen van “inkooppartage” bekend. Ook in de literatuur is deze gedachte niet ter sprake gebracht. De idee van “inkooppartage” is naar mijn overtuiging niet zonder meer verenigbaar met de uit de jurisprudentie te destilleren definitie van partage, waarin centraal staat dat het moet gaan om twee belastingplichtigen die voor gezamenlijke rekening en risico handelen en de vruchten van voor gezamenlijke rekening en risico verrichte prestaties verdelen. Hoewel het verdelen van kosten wellicht als een “handelen” kan worden aangeduid en het bereiken van besparingen mogelijk als “vruchten” zijn aan te merken, duidt de term “prestaties” toch op de uitgaande kant van een belastingplichtige. Partage is ook altijd aan de uitgaande kant toegepast. Een partageovereenkomst is naar zijn aard geen kostenverdeelovereenkomst. Weliswaar kunnen in een partageovereenkomst bepalingen inzake kosten zijn opgenomen, doch het partageleerstuk ziet niet op het verdelen van voor gezamenlijke rekening gemaakte kosten.2 Het leerstuk van “kosten voor gemene rekening” (zie hoofdstuk 21) voorziet wel in een (nationale) mogelijkheid om ongewenste cumulatie van belasting bij voor gemene rekening gemaakte kosten weg te nemen.