Einde inhoudsopgave
Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1973
1.
Voor een uitkering, een vergoeding en een tegemoetkoming, alsmede voor een verklaring als bedoeld in artikel 22 komt niet in aanmerking de vervolgde die blijkens opgave van Onze Minister van Justitie:
- a.
bij onherroepelijke uitspraak van een bijzondere strafrechter is veroordeeld;
- b.
bij een uitspraak van een Tribunaal, waarop fiat executie is verleend, de al dan niet voorwaardelijke oplegging van een bijzondere maatregel onderging;
- c.
bij een onherroepelijke beslissing van een orgaan van de bijzondere rechtspleging voorwaardelijk buiten vervolging is gesteld;
- d.
bij een onherroepelijke uitspraak van een met zuivering belast orgaan of college is ontzet van het recht ambten of bepaalde ambten te bekleden, dan wel bepaalde beroepen of functies uit te oefenen of oneervol is ontslagen;
- e.
zich door de vlucht aan vervolging door een orgaan van de bijzondere rechtspleging heeft onttrokken.
2.
Voor een uitkering, een vergoeding en een tegemoetkoming, alsmede voor een verklaring als bedoeld in artikel 22, komt niet in aanmerking de vervolgde die zich tijdens de vijandelijke bezetting uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen.
3.
Voor een uitkering komen evenmin in aanmerking de nabestaanden van de vervolgde, indien ten aanzien van hem uitspraken zijn gedaan of beslissingen zijn genomen als in het eerste lid bedoeld, dan wel indien hij zich heeft gedragen als in het tweede lid omschreven.
4.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de nabestaanden van de vervolgde, indien ten aanzien van hen uitspraken zijn gedaan of beslissingen zijn genomen als in het eerste lid bedoeld, dan wel indien zij zich hebben gedragen als in het tweede lid omschreven.