Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 473 bis Invoering van IFRS 9
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2020
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 27-06-2020.
- Bronpublicatie:
24-06-2020, PbEU 2020, L 204 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/873)
- Inwerkingtreding
27-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2020, PbEU 2020, L 204 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/873)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van artikel 50 en tot het einde van de in de leden 6 en 6 bis van dit artikel bedoelde overgangsperioden is het de volgende instellingen toegestaan het overeenkomstig dit lid berekende bedrag in hun tier 1-kernkapitaal op te nemen
- a)
instellingen die hun jaarrekening opstellen volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002;
- b)
instellingen die, uit hoofde van artikel 24, lid 2, van deze verordening, actiefposten en posten buiten de balansstelling waarderen en het eigen vermogen bepalen in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002;
- c)
instellingen die actiefposten en posten buiten de balansstelling waarderen volgens standaarden voor jaarrekeningen uit hoofde van Richtlijn 86/635/EEG met gebruikmaking van een model voor de te verwachten kredietverliezen dat identiek is aan het model dat wordt gebruikt in internationale standaarden voor jaarrekeningen die zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002.
Het in de eerste alinea bedoelde bedrag wordt berekend als de som van:
- a)
voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, het bedrag (ABSA) dat wordt berekend volgens de volgende formule:
waarbij:
A2,SA =
het bedrag dat overeenkomstig lid 2 is berekend;
A4,SA =
het bedrag dat overeenkomstig lid 4 is berekend op basis van de bedragen die overeenkomstig lid 3 zijn berekend;
=
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, op 1 januari 2020;
=
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, op 1 januari 2018 of, indien deze later valt, op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9;
f1 =
de in lid 6 bepaalde toepasselijke factor;
f2 =
de in lid 6 bis bepaalde toepasselijke factor;
t1 =
toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag A2,SA van de belastingen kan worden afgetrokken;
t2 =
toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag A4,SA van de belastingen kan worden afgetrokken;
t3 =
de toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag
van de belastingen kan worden afgetrokken;
- b)
voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, het bedrag (ABIRB) dat wordt berekend volgens de volgende formule:
waarbij:
A2,IRB =
het bedrag dat overeenkomstig lid 2 is berekend en overeenkomstig lid 5, punt a), is aangepast;
A4,IRB =
het bedrag dat overeenkomstig lid 4 is berekend op basis van de bedragen die overeenkomstig lid 3 zijn berekend en die overeenkomstig lid 5, punten b) en c), zijn aangepast;
=
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, verminderd met de som van de daaraan gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen, berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, van deze verordening op 1 januari 2020. Indien de berekening een negatief getal als resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van
op nul;
=
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, op 1 januari 2018 of, indien deze later valt, op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9, verminderd met de som van de daaraan gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen, berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, van deze verordening. Indien de berekening een negatief getal als resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van
gelijk aan nul;
f1 =
de in lid 6 bepaalde toepasselijke factor;
f2 =
de in lid 6 bis bepaalde toepasselijke factor;
t1 =
toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag A2,IRB van de belastingen kan worden afgetrokken;
t2 =
toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag A2,IRB van de belastingen kan worden afgetrokken;
t3 =
toename van tier 1-kernkapitaal doordat het bedrag
van de belastingen kan worden afgetrokken.
2.
Instellingen berekenen de bedragen A2,SA en A2,IRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, onder a), respectievelijk onder b), als het grootste van de bedragen in de onder a) en b) van dit lid afzonderlijk voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, en voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is:
- a)
nul;
- b)
het bedrag dat overeenkomstig punt i) is berekend, verminderd met het bedrag dat overeenkomstig punt ii) is berekend:
- i)
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van IFRS 9 als vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (‘Bijlage inzake de IFRS 9’), en het bedrag van de voorziening voor tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, per 1 januari 2018 of op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9;
- ii)
het totale bedrag aan bijzonderewaardeverminderingsverliezen op financiële activa die als leningen en vorderingen zijn aangemerkt, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa, zoals gedefinieerd in punt 9 van IAS 39, met uitzondering van eigenvermogensinstrumenten en rechten van deelneming of aandelen in instellingen voor collectieve belegging, bepaald overeenkomstig de punten 63, 64, 65, 67, 68 en 70 van IAS 39 als vervat in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008, per 31 december 2017 of op de dag voorafgaand aan de datum van de eerste toepassing van IFRS 9.
3.
Instellingen berekenen het bedrag waarmee het in punt a) bedoelde bedrag het in punt b) van dit lid bedoelde bedrag overschrijdt afzonderlijk voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, en voor hun blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is:
- a)
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, op de rapportagedatum en, indien artikel 468 van deze verordening van toepassing is, met uitzondering van de verwachte kredietverliezen voor blootstellingen, gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat in overeenstemming met punt 4.1.2 A van de bijlage inzake IFRS 9;
- b)
de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9 en, indien artikel 468 van deze verordening van toepassing is, met uitzondering van de verwachte kredietverliezen voor blootstellingen, gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat in overeenstemming met punt 4.1.2 A van de bijlage inzake IFRS 9, op 1 januari 2020 of, indien deze later valt, op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9.
4.
Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 2, van toepassing is, wanneer het overeenkomstig lid 3, onder a), vermelde bedrag hoger is dan het in lid 3, onder b), vermelde bedrag, stellen de instellingen A4,SA gelijk aan het verschil tussen die bedragen, en anders aan nul.
Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, wanneer het overeenkomstig lid 3, onder a) vermelde bedrag, na toepassing van lid 5, onder b), hoger is dan het in lid 3, onder b), vermelde bedrag voor die blootstellingen, na toepassing van lid 5, onder c), stellen de instellingen A4,IRB gelijk aan het verschil tussen die bedragen, en anders aan nul.
5.
Voor blootstellingen waarop risicoweging overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 3, van toepassing is, passen de instellingen de leden 2 tot en met 4 als volgt toe:
- a)
voor de berekening van A2,IRB verminderen instellingen elk van de overeenkomstig lid 2, onder b), i) en ii), van dit artikel berekende bedragen met de som van de overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, berekende bedragen aan te verwachten verliezen per 31 december 2017 of op de dag voorafgaand aan de datum van de eerste toepassing van IFRS 9. Indien de berekening voor het in lid 2, onder b), i), van dit artikel bedoelde bedrag een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van dat bedrag gelijk aan nul. Indien de berekening voor het in lid 2, onder b), ii), van dit artikel bedoelde bedrag een negatief getal tot resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van dat bedrag gelijk aan nul;
- b)
instellingen vervangen het overeenkomstig lid 3, punt a), van dit artikel berekende bedrag door de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, en, indien artikel 468 van deze verordening van toepassing is, met uitzondering van de verwachte kredietverliezen voor blootstellingen, gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat in overeenstemming met punt 4.1.2 A van de bijlage inzake IFRS 9, verminderd met de som van de daaraan gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen, berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, van deze verordening op de rapportagedatum. Indien de berekening een negatief getal als resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van het in lid 3, punt a), van dit artikel, bedoelde bedrag gelijk aan nul;
- c)
instellingen vervangen het overeenkomstig lid 3, punt b), van dit artikel berekende bedrag door de som van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.5 van de bijlage inzake IFRS 9, en het bedrag van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, bepaald overeenkomstig punt 5.5.3 van de bijlage inzake IFRS 9, met uitzondering van de voorziening voor de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen voor financiële activa met verminderde kredietkwaliteit zoals omschreven in bijlage A bij de bijlage inzake IFRS 9, en, indien artikel 468 van deze verordening van toepassing is, met uitzondering van de verwachte kredietverliezen voor blootstellingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de overige onderdelen van het totaalresultaat in overeenstemming met punt 4.1.2 A van de bijlage inzake IFRS 9 op 1 januari 2020 of, indien deze later valt, op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9, verminderd met de som van de daaraan gerelateerde bedragen aan te verwachten verliezen voor dezelfde blootstellingen, berekend overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, van deze verordening op 1 januari 2020 of, indien deze later valt, op de datum van de eerste toepassing van IFRS 9. Indien de berekening een negatief getal als resultaat heeft, stelt de instelling de waarde van het in lid 3, punt b), van dit artikel, bedoelde bedrag gelijk aan nul.
6.
De instellingen passen ter berekening van de bedragen ABSA en ABIRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, punt a), respectievelijk punt b), de volgende factoren f1 toe:
- a)
0,7 gedurende de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020;
- b)
0,5 gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;
- c)
0,25 gedurende de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022;
- d)
0 gedurende de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024.
De instellingen waarvan het boekjaar ingaat na 1 januari 2020 doch vóór 1 januari 2021, passen de datums in de eerste alinea, punten a) tot en met d), zodanig aan dat zij overeenstemmen met hun boekjaar, delen de aangepaste datums mee aan hun bevoegde autoriteit en maken deze openbaar.
De instellingen die de standaarden voor jaarrekeningen bedoeld in lid 1 op of na 1 januari 2021 beginnen toe te passen, passen de desbetreffende factoren toe overeenkomstig de punten b) tot en met d) van de eerste alinea, te beginnen met de factor die overeenstemt met het jaar van de eerste toepassing van die standaarden voor jaarrekeningen.
6 bis.
De instellingen passen ter berekening van de bedragen ABSA en ABIRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, punt a), respectievelijk punt b), de volgende factoren f2 toe:
- a)
1 gedurende de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020;
- b)
1 gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;
- c)
0,75 gedurende de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022;
- d)
0,5 gedurende de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023;
- e)
0,25 gedurende de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.
De instellingen waarvan het boekjaar ingaat na 1 januari 2020 doch vóór 1 januari 2021, passen de datums in de eerste alinea, punten a) tot en met e), zodanig aan dat zij overeenstemmen met hun boekjaar, delen de aangepaste datums mee aan hun bevoegde autoriteit en maken deze openbaar.
De instellingen die de standaarden voor jaarrekeningen bedoeld in lid 1 op of na 1 januari 2021 beginnen toe te passen, passen de desbetreffende factoren toe overeenkomstig de punten b) tot en met e) van de eerste alinea, te beginnen met de factor die overeenstemt met het jaar van de eerste toepassing van die standaarden voor jaarrekeningen.
7.
Indien een instelling een bedrag overeenkomstig lid 1 van dit artikel in haar tier 1-kernkapitaal opneemt, herberekent zij alle vereisten van deze verordening en van Richtlijn 2013/36/EU waarin gebruik wordt gemaakt van een van de onderstaande bestanddelen, zonder rekening te houden met de gevolgen voor deze bestanddelen van de voorzieningen voor de te verwachten kredietverliezen die zij in haar tier 1-kernkapitaal heeft opgenomen:
- a)
het bedrag aan uitgestelde belastingvorderingen dat wordt afgetrokken van het tier 1-kernkapitaal overeenkomstig artikel 36, lid 1, onder c), of wordt risicogewogen overeenkomstig artikel 48, lid 4;
- b)
de blootstellingswaarde zoals bepaald overeenkomstig artikel 111, lid 1, waarbij de specifieke kredietrisicoaanpassingen waarmee de blootstellingswaarde wordt verminderd worden vermenigvuldigd met de volgende schaalfactor (sf):
sf = 1 − (ABSA/RASA)
waarbij:
ABSA = het bedrag dat is berekend overeenkomstig lid 1, tweede alinea, onder a);
RASA = het totale bedrag aan specifieke kredietrisicoaanpassingen;
- c)
het bedrag aan tier 2-bestanddelen, berekend overeenkomstig artikel 62, onder d).
7 bis.
In afwijking van lid 7, punt b), van dit artikel mogen instellingen bij het herberekenen van de in deze verordening en in Richtlijn 2013/36/EU vastgelegde vereisten een risicogewicht van 100 % toekennen aan het in lid 1, tweede alinea, punt a), van dit artikel bedoelde bedrag ABSA. Voor de berekening van de in artikel 429, lid 4, van deze verordening bedoelde maatstaf van totale blootstelling tellen de instellingen de bedragen ABSA en ABIRB bedoeld in lid 1, tweede alinea, punten a) en b), van dit artikel bij de maatstaf van totale blootstelling.
Instellingen kunnen slechts één keer kiezen of zij de in lid 7, punt b), bedoelde berekening of de in de eerste alinea van dit lid beschreven berekening gebruiken. instellingen maken hun besluit openbaar.
8.
Gedurende de in de leden 6 en 6 bis van dit artikel bedoelde perioden maken de instellingen die hebben besloten de in dit artikel beschreven overgangsregelingen toe te passen, de informatie openbaar zoals vereist in deel acht, en rapporteren zij daarnaast aan de bevoegde autoriteiten de bedragen van het eigen vermogen, het tier 1-kernkapitaal, het tier 1-kapitaal, de tier 1-kernkapitaalratio, de tier 1-kapitaalratio, de totale kapitaalratio en de hefboomratio die zij zouden hebben indien zij dit artikel niet zouden toepassen, en maken zij deze openbaar.
9.
Een instelling besluit of zij de in dit artikel beschreven regelingen tijdens de overgangsperiode toepast en stelt de bevoegde autoriteit uiterlijk 1 februari 2018 in kennis van haar besluit. Indien een instelling de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit heeft gekregen, kan zij tijdens de overgangsperiode haar besluit terugdraaien. De instellingen maken in overeenstemming met deze alinea genomen besluiten openbaar.
Een instelling die heeft besloten de in dit artikel beschreven overgangsregelingen toe te passen, kan besluiten lid 4 niet toe te passen; in dat geval stelt zij de bevoegde autoriteit uiterlijk 1 februari 2018 in kennis van haar besluit. In dat geval stelt de instelling A4,SA, A4,IRB,
,
, t2 en t3, bedoeld in lid 1, gelijk aan nul. Indien een instelling de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit heeft gekregen, kan zij tijdens de overgangsperiode haar besluit terugdraaien. De instellingen maken in overeenstemming met deze alinea genomen besluiten openbaar.
Een instelling die heeft besloten de in dit artikel beschreven overgangsregelingen toe te passen, kan besluiten lid 2 niet toe te passen, in welk geval zij de bevoegde autoriteit onverwijld van haar besluit in kennis stelt. In dat geval stelt de instelling A2,SA, A2,IRB en t1 bedoeld in lid 1 gelijk aan nul. Een instelling kan haar besluit tijdens de overgangsperiode terugdraaien op voorwaarde dat zij de voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit heeft gekregen.
De bevoegde autoriteiten stellen EBA ten minste jaarlijks in kennis van de toepassing van dit artikel door de instellingen waarop zij toezicht uitoefenen.
10.
Uiterlijk op 30 juni 2018 vaardigt de EBA, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, richtsnoeren uit over de openbaarmakingsvereisten van dit artikel.