Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 10.20 Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraad
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2021
- Bronpublicatie:
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
- Inwerkingtreding
01-09-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2021, Stb. 2021, 325 (uitgifte: 09-07-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor elke door het college van bestuur te nemen beslissing met betrekking tot ten minste de vaststelling of wijziging van:
- a.
het instellingsplan,
- b.
de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig artikel 1.18 alsmede het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, tweede volzin,
- c.
het studentenstatuut,
- d.
het bestuursreglement, alsmede indien artikel 10.8a van toepassing is, het desbetreffende deel van de statuten,
- e.
de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot en met g en v, alsmede het derde lid,
- f.
regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden,
- g.
de keuze uit medezeggenschapsstelsels, bedoeld in artikel 10.16a, eerste lid,
- h.
het beleid van het instellingsbestuur bij de toepassing van de artikelen 7.51 tot en met 7.51g en de regels, bedoeld in artikel 7.51h, en
- i.
een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
2.
Het college van bestuur stelt de medezeggenschapsraad in de gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming met een besluit tot fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
3.
Het college van bestuur behoeft eveneens de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad over de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de beoogde verdeling van de middelen over de beleidsterreinen onderwijs, onderzoek, huisvesting en beheer, investeringen en personeel. Artikel 9.36, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4.
Het college van bestuur behoeft eveneens de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad met het besluit een opleiding in het buitenland te verzorgen als bedoeld in artikel 1.19a, eerste lid.
5.
Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de studenten is gekozen, voor elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in artikel 7.50, eerste lid, onder c.