Einde inhoudsopgave
Uitleveringswet
Artikel 22a [Opgeëiste persoon op BES-eilanden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
12-07-2012, Stb. 2012, 313 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken: 32891)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 314 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
1.
Indien de opgeëiste persoon in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is aangehouden, blijft artikel 21, derde en vierde lid, buiten toepassing. Na de opgeëiste persoon te hebben gehoord, kan de officier van justitie of hulpofficier van justitie bevelen dat hij gedurende drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van zijn aanhouding, in verzekering gesteld zal blijven. De termijn van de inverzekeringstelling kan met het oog op de toepassing van het derde lid uitsluitend door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam éénmaal met drie dagen worden verlengd.
2.
Indien de opgeëiste persoon op de dag waarop de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam het verzoek tot uitlevering ontvangt reeds krachtens artikel 14 in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verzekering is gesteld, kan de vrijheidsbeneming – in afwijking van de artikelen 14, derde lid, 16a, eerste lid, en 22 – uitsluitend op bevel van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam worden voortgezet tot het tijdstip waarop de rechtbank over de gevangenhouding beslist.
3.
Indien de opgeëiste persoon in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verzekering is gesteld, wordt hij binnen de termijnen van het eerste lid overgedragen aan de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.
4.
Het derde lid kan buiten toepassing blijven indien de opgeëiste persoon tegenover de officier van justitie die hem hoort, heeft verklaard in te stemmen met zijn onmiddellijke uitlevering, de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam heeft beslist dat de opgeëiste persoon ter beschikking zal worden gesteld van de staat waarvan het verzoek tot uitlevering is uitgegaan en de feitelijke uitlevering kan plaatsvinden binnen de termijnen van het eerste lid. Artikel 41, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5.
Na de opgeëiste persoon te hebben gehoord, kan de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam bevelen dat de vrijheidsbeneming wordt voortgezet tot het tijdstip waarop de rechtbank over zijn gevangenhouding beslist.
6.
De opgeëiste persoon kan te allen tijde zowel door de rechtbank Amsterdam als door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam, ambtshalve of op verzoek van de opgeëiste persoon of diens raadsman, in vrijheid worden gesteld.