Einde inhoudsopgave
Maritiem arbeidsverdrag, 2006
Voorschrift 2.7 — Bemanningssterkte
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2013
- Bronpublicatie:
23-02-2006, Trb. 2007, 93 (uitgifte: 09-05-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-08-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-08-2013, Trb. 2013, 126 (uitgifte: 02-08-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Arbeidsrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
Doel: Verzekeren dat zeevarenden werken aan boord van schepen met voldoende personeel voor de veilige, efficiënte en betrouwbare exploitatie van het schip
1
Elk Lid moet verlangen dat alle schepen die zijn vlag voeren aan boord een voldoende aantal zeevarenden in dienst hebben om te waarborgen dat de schepen op veilige, efficiënte wijze en onder alle omstandigheden met voldoende zorg voor de beveiliging worden geëxploiteerd, met de nodige aandacht voor oververmoeidheid van zeevarenden en de specifieke aard en omstandigheden van de reis.
Norm A2.7 — Bemanningssterkte
1
Elk Lid moet verlangen dat alle schepen die zijn vlag voeren een voldoende aantal zeevarenden aan boord hebben om te waarborgen dat de schepen een veilige en efficiënte wijze en met de nodige aandacht voor de beveiliging worden geëxploiteerd. Elk schip moet zijn voorzien van een voldoende aantal gekwalificeerde bemanningsleden om, onder alle omstandigheden, de veiligheid en de beveiliging van het schip en het personeel te waarborgen, in overeenstemming met het document inzake de minimum veiligheidsbemanning of een door de bevoegde autoriteit afgegeven gelijkwaardig document, en moet aan de normen van dit Verdrag voldoen.
2
Bij de vaststelling, goedkeuring of herziening van de bemanningssterkte moet de bevoegde autoriteit rekening houden met de noodzaak een te groot aantal arbeidsuren te vermijden of tot een minimum te beperken, zorg te dragen voor voldoende rust en oververmoeidheid te beperken, alsmede met de beginselen in de toepasselijke internationale instrumenten, in het bijzonder die van de Internationale Maritieme Organisatie, inzake de bemanningssterkte.
3
Bij de vaststelling van de bemanningssterkte moet de bevoegde autoriteit rekening houden met alle vereisten van voorschrift 3.2 en norm A3.2 die betrekking hebben op de voeding en catering.
Leidraad B2.7 — Bemanningssterkte
Leidraad B2.7.1 — Regeling van geschillen
1
Elk Lid zou doeltreffende systemen in stand moeten houden voor het onderzoeken en regelen van klachten of geschillen betreffende de bemanningssterkte op een schip, of zich ervan vergewissen dat dergelijke systemen in stand worden gehouden.
2
Vertegenwoordigers van organisaties van reders en zeevarenden zouden, al dan niet tezamen met andere personen of autoriteiten, deel moeten nemen aan het functioneren van deze systemen.