Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 648/2004 betreffende detergentia
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2009
- Bronpublicatie:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 31-03-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Inwerkingtreding
20-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2009, PbEU 2009, L 87 (uitgifte: 31-03-2009, regelingnummer: 219/2009)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
EU-recht / Marktintegratie
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,(2)
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 73/404/EEG van de Raad van 22 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake detergentia(3), Richtlijn 73/405/EEG van de Raad van 22 november 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de controlemethoden met betrekking tot de biologische afbreekbaarheid van anionactieve, oppervlakteactieve stoffen(4), Richtlijn 82/242/EEG van de Raad van 31 maart 1982 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake controlemethoden voor de biologische afbreekbaarheid van niet-ionogene oppervlakteactieve stoffen(5), Richtlijn 82/243/EEG van de Raad van 31 maart 1982 tot wijziging van Richtlijn 73/405/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de controlemethoden met betrekking tot de biologische afbreekbaarheid van anionactieve oppervlakteactieve stoffen,(6) en 86/94/EEG van de Raad 10 maart 1986 houdende tweede wijziging van Richtlijn 73/404/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake detergentia(7) zijn herhaaldelijk grondig gewijzigd en moeten omwille van de duidelijkheid en doelmatigheid worden gemoderniseerd en door één tekst worden vervangen. In die ene tekst moeten tevens de bepalingen van Aanbeveling 89/542/EEG van de Commissie van 13 september 1989 inzake de etikettering van detergenten en reinigingsmiddelen(8) worden opgenomen.
- (2)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, te weten het waarborgen van de interne markt voor detergentia, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt indien er geen gemeenschappelijke technische criteria voor de hele Gemeenschap zijn, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. Een verordening is het passende juridische instrument, aangezien de fabrikanten aldus rechtstreeks nauwkeurige voorschriften worden opgelegd die in de hele Gemeenschap terzelfder tijd en op dezelfde wijze moeten worden nagekomen; technische wetgeving moet in de lidstaten uniform worden toegepast en dit kan alleen door middel van een verordening worden gewaarborgd.
- (3)
De definitie van detergentia moet zodanig worden gewijzigd dat deze ook gelijkwaardige toepassingen omvat en aansluit bij de ontwikkelingen in de lidstaten.
- (4)
Er moet een definitie van oppervlakteactieve stoffen worden opgenomen, die in de bestaande wetgeving ontbrak.
- (5)
Het is belangrijk dat een duidelijke en precieze beschrijving wordt gegeven van de relevante soorten biologische afbreekbaarheid.
- (6)
Maatregelen betreffende detergentia zijn nodig om de werking van de interne markt te waarborgen en te voorkomen dat de mededinging in de Gemeenschap wordt beperkt.
- (7)
Dergelijke maatregelen moeten een hoog beschermingsniveau voor het milieu, met name het watermilieu, waarborgen, zoals in het witboek van de Commissie Strategie voor een toekomstig beleid voor chemische stoffen is bevestigd.
- (8)
Op de fabricage, de correcte hantering, het gebruik en de etikettering van detergentia is reeds een aantal Gemeenschapsvoorschriften van toepassing, in het bijzonder Aanbeveling 89/542/EEG van de Commissie en Aanbeveling 98/480/EG van de Commissie van 22 juli 1998 voor goede milieupraktijken op het gebied van huishoudelijke wasmiddelen(9); Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten(10) is van toepassing op detergentia.
- (9)
Di-talg-dimethylammoniumchloride (DTDMAC) en nonylfenol (met inbegrip van ethoxylaatderivaten, APE's) zijn prioritaire stoffen waarvoor op Gemeenschapsniveau overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen(11) risicobeoordelingsactiviteiten plaatsvinden, en daarom zullen zo nodig doeltreffende strategieën om de risico's van blootstelling aan deze stoffen te beperken, worden aanbevolen en in het kader van andere relevante communautaire voorschriften ten uitvoering worden gebracht.
- (10)
De bestaande wetgeving betreffende de biologische afbreekbaarheid van de oppervlakteactieve stoffen in detergentia betreft uitsluitend de primaire biologische afbreekbaarheid(12) en is uitsluitend van toepassing op anionogene(13) en niet-ionogene(14) oppervlakteactieve stoffen; daarom moet deze worden vervangen door nieuwe wetgeving waarin de nadruk ligt op de totale biologische afbreekbaarheid en waarmee tegemoet wordt gekomen aan de grote bezorgdheid over de potentiële giftigheid van moeilijk afbreekbare metabolieten.
- (11)
Hiervoor moet een nieuwe, op EN-ISO-normen en OESO-richtsnoeren gebaseerde reeks tests worden ingevoerd voor het verlenen van rechtstreekse toestemming om detergentia in de handel te brengen.
- (12)
Om een hoog beschermingsniveau voor het milieu te waarborgen, mogen detergentia die niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen, niet in de handel worden gebracht.
- (13)
Op 25 november 1999 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu een advies bekendgemaakt over de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen in detergentia en de relevantie van testmethoden voor wettelijke controle op dit gebied.
- (14)
De bestaande voorschriften voor primaire biologische afbreekbaarheid moeten op een tweede hiërarchisch niveau worden behouden en aan een aanvullende risicobeoordeling onderworpen voor oppervlakteactieve stoffen die niet aan de eisen van de tests voor totale biologische afbreekbaarheid voldoen; voorts mogen oppervlakteactieve stoffen die niet aan de eisen van de tests voor primaire biologische afbreekbaarheid voldoen, niet op grond van ontheffing in de handel worden gebracht.
- (15)
De voorschriften voor primaire biologische afbreekbaarheid moeten van toepassing worden op alle oppervlakteactieve stoffen, in het bijzonder op kationogene en amfotere stoffen, terwijl het mogelijk moet worden een instrumentele analyse toe te passen in gevallen waarin semi-specifieke analysemethoden niet geschikt zijn.
- (16)
Het vaststellen van methoden om de biologische afbreekbaarheid te testen en het bijhouden van lijsten van ontheffingen zijn technische aangelegenheden die in het licht van de ontwikkeling van de techniek en de wetenschap alsook van de wetgeving moeten opnieuw worden bekeken.
- (17)
Testmethoden moeten gegevens opleveren die voldoende zekerheid bieden over de aërobe biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen in detergentia.
- (18)
Testmethoden om de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen in detergentia te testen kunnen variabele resultaten opleveren. Is dat het geval, dan moeten zij worden aangevuld met extra beoordelingen om de risico's van langdurig gebruik vast te stellen.
- (19)
Er moeten tevens voorschriften worden vastgesteld om in uitzonderlijke gevallen oppervlakteactieve stoffen in detergentia in de handel te kunnen brengen die niet aan de eisen van de tests voor totale biologische afbreekbaarheid voldoen; dit moet, per geval, op grond van alle voor de bescherming van het milieu relevante informatie gebeuren.
- (20)
De maatregelen ter uitvoering van deze verordening moeten worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(15).
- (21)
Er moet worden herinnerd aan andere horizontale wetgeving die van toepassing is op oppervlakteactieve stoffen in detergentia, in het bijzonder Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976, waarbij het in de handel brengen en het gebruik van onder deze verordening vallende gevaarlijke stoffen verboden of beperkt kan worden(16), Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(17), Richtlijn 93/67/EEG van de Commissie van 20 juli 1993 betreffende de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van nieuwe stoffen(18), Verordening (EEG) nr. 793/93, en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie van 28 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen voor de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van bestaande stoffen(19); Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden(20); Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie)(21); Richtlijn 2004/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake de inspectie en de verificatie van de goede laboratoriumpraktijken (GLP) (gecodificeerde versie)(22), als gewijzigd; Richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt(23), als gewijzigd.
- (22)
Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikanten geen detergentia in de handel te brengen die niet aan deze verordening voldoen en de technische dossiers van alle onder deze verordening vallende stoffen en mengsels ter beschikking van de nationale autoriteiten te stellen; dit moet ook gelden voor oppervlakteactieve stoffen die niet aan de eisen van de in bijlage III genoemde tests voldoen.
- (23)
De fabrikanten moeten een verzoek om ontheffing kunnen doen en de Commissie moet een dergelijke ontheffing kunnen verlenen overeenkomstig de procedure van artikel 12, lid 2.
- (24)
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten controlemaatregelen kunnen toepassen op detergentia die in de handel zijn, maar zij moeten voorkomen dat tests die al door bevoegde laboratoria zijn uitgevoerd, worden herhaald.
- (25)
De bestaande voorschriften voor de etikettering van detergentia en reinigingsmiddelen, inclusief die van Aanbeveling 89/542/EEG, die in deze verordening is opgenomen om de regels voor detergentia te moderniseren, moeten van kracht blijven. Specifieke etikettering wordt ingevoerd om de consumenten te informeren over de in detergentia aanwezige geurstoffen en conserveringsmiddelen. Medisch personeel moet desgewenst van de fabrikant een volledige lijst van alle bestanddelen van een detergens kunnen krijgen aan de hand waarvan het kan onderzoeken of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de ontwikkeling van een allergische reactie en de blootstelling aan een specifieke chemische stof, en de lidstaten moeten ook kunnen eisen dat een dergelijke lijst ter beschikking gesteld wordt van een specifieke overheidsinstantie die aangewezen is om die informatie aan medisch personeel te verstrekken.
- (26)
Alle bovenstaande punten pleiten voor vervanging van de bestaande wetgeving door nieuwe wetgeving; gedurende een bepaalde periode mogen de lidstaten echter hun bestaande wetgeving blijven toepassen.
- (27)
Vervallen.
- (28)
Het in de handel brengen van detergentia die aan deze verordening voldoen, moet, onverminderd andere toepasselijke Gemeenschapsvoorschriften, worden toegestaan.
- (29)
Om mens en milieu te beschermen tegen de onvoorziene risico's van detergentia is een vrijwaringsclausule noodzakelijk.
- (30)
De voorgeschreven tests voor de biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen moeten worden uitgevoerd in laboratoria die voldoen aan een internationaal erkende norm, namelijk EN/ISO/IEC/17025 of de beginselen van goede laboratoriumpraktijken; deze eis mag niet worden gesteld ten aanzien van bestaande oppervlakteactieve stoffen indien de beschikbare tests hierop vóór de inwerkingtreding van de genoemde norm zijn uitgevoerd en nog steeds een vergelijkbaar wetenschappelijk kwaliteitsniveau bieden.
- (31)
De vraagstukken in verband met de anaërobe biologische afbreekbaarheid, de biologische afbreekbaarheid van de belangrijkste niet-oppervlakteactieve organische bestanddelen van detergentia en het fosfaatgehalte, welke niet in deze verordening behandeld worden, moeten door de Commissie worden bestudeerd, en, wanneer dat gerechtvaardigd is, moet er een voorstel bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend. Zolang er nog geen sprake is van een verdere harmonisatie, mogen de lidstaten nationale regels betreffende de hierboven genoemde onderwerpen handhaven of vaststellen.
- (32)
De vijf richtlijnen en de aanbeveling van de Commissie die in overweging 1 zijn genoemd en die door deze verordening worden vervangen, moeten worden ingetrokken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 95 van 23.4.2003, blz. 24.
Advies van het Europees Parlement van 10 april 2003 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 november 2003 (PB C 305E van 16.12.2003, blz. 11) en standpunt van het Europees Parlement van 14 januari 2004 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 11 maart 2004.
PB L 347 van 17.12.1973, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
PB L 347 van 17.12.1973, blz. 53. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/243/EEG (PB L 109 van 22.4.1982, blz. 18).
PB L 109 van 22.4.1982, blz. 1.
PB L 109 van 22.4.1982, blz. 18.
PB L 80 van 25.3.1986, blz. 51.
PB L 291 van 10.10.1989, blz. 55.
PB L 215 van 1.8.1998, blz. 73.
PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1)
PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
Richtlijnen 73/404/EEG en 86/94/EEG.
Richtlijnen 73/405/EEG en 82/243/EEG.
Richtlijn 82/242/EEG.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/21/EG van de Commissie (PB L 57 van 25.2.2004, blz. 4).
PB L 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003.
PB L 227 van 8.9.1993, blz. 9.
PB L 161 van 29.6.1994, blz. 3.
PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2203.
PB L 50 van 20.2.2004, blz. 44.
PB L 50 van 20.2.2004, blz. 28.
PB L 358 van 18.12.1986, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 230 van 16.9.2003, blz. 32).