Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/48:48 Enkele opmerkingen
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/48
48 Enkele opmerkingen
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691737:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Een en ander betekent dat ik in dit onderzoek het begrip splitsingsverbod hanteer, ondanks het feit dat de wet het begrip niet meer kent. Ik gebruik het begrip in de enge betekenis, in de zin van ongeoorloofde splitsing. Bij de bespreking van verschillende leerstukken in latere hoofdstukken zal blijken dat het leerstuk van het splitsingsverbod goede diensten kan bewijzen bij discussies over de vraag of een verweer van verweerder te kwalificeren is als een grondslagverweer of als een bevrijdend verweer. Advocaten van de eisende partij mogen er niet op rekenen dat verweerder bewijs zal moeten leveren van een geclausuleerde toevoeging. Advocaten van de verwerende partij moeten erop bedacht zijn dat dat zij mogelijk ten onrechte bewijslast van de toevoeging krijgen toegeschoven. Beiden doen er goed aan de bewijsrechtelijke problematiek aan de orde te stellen bij het schriftelijke debat en/of tijdens de mondelinge behandeling. Rechters zullen behoedzaam moeten omgaan met een samengesteld verweer waarbij verweerder stellingen van eiser erkent of (al of niet uitdrukkelijk) niet weerspreekt, terwijl verweerder aan zijn verweer een beperking toevoegt. Voorkómen moet worden dat de rechter bij een samengesteld verweer tot een feitelijk onjuiste vaststelling van feiten en daaruit afgeleide stelplicht- en bewijslastverdeling komt. Geeft verweerder een eigen lezing van de feiten, dan zal de rechter in beginsel het verweer in zijn geheel als grondslagverweer moeten kwalificeren.