Rb. Rotterdam, 06-05-2022, nr. C/10/629616 / FA RK 21-8999
ECLI:NL:RBROT:2022:4326
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-05-2022
- Zaaknummer
C/10/629616 / FA RK 21-8999
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2022:4326, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑05‑2022; (Beschikking)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2022-0138
Uitspraak 06‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Verzoek tot wijziging geslacht naar het non-binaire geslacht dat wordt aangeduid met een “X” en voornaamswijziging toegewezen. De rechtbank anticipeert hierbij op de wetgeving op dit terrein die in de niet al te verre toekomst valt te verwachten. Nieuw artikel 1:28e lid 1 BW. De rechtbank neemt in aanmerking dat de maatschappelijke ontwikkelingen én de jurisprudentie op dit gebied sterk in de richting gaan van dit voorgestelde wetsontwerp.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/629616 / FA RK 21-8999
Beschikking van 6 mei 2022 betreffende akte van de burgerlijke stand en voornaamswijziging
in de zaak van:
[naam 1] , hierna: [naam 1],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Utrecht.
In welke zaak belanghebbende is:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda, hierna: de ABS.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 30 november 2021;
- -
het bericht van de ABS van 30 december 2021;
- -
het bericht van [naam 1] van 10 maart 2022.
2. De vaststaande feiten
2.1.
[naam 1] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.2.
Op de geboorteakte staat [naam 1] vermeld als [naam 1], dochter van [naam man] en [naam vrouw].
3. De beoordeling
3.1.
[naam 1] verzoekt te bepalen dat diens geboorteakte wordt verbeterd in die zin dat bij de vermelding van het geslacht primair “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld” en subsidiair een “X” wordt vermeld en de ambtenaar te gelasten dit als latere vermelding in diens geboorteakte op te nemen.
[naam 1] verzoekt daarnaast te bepalen dat diens voornamen worden gewijzigd naar “[naam 2]” en de ambtenaar te gelasten een latere vermelding daarvan aan diens geboorteakte toe te voegen.
Relatieve bevoegdheid
3.2.
Op grond van artikel 263 Rv is in zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten de rechter binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden ingeschreven bevoegd. Omdat de geboorteakte van [naam 1] is ingeschreven bij de gemeente Breda, is deze rechtbank in beginsel onbevoegd. Deze zaak betreft echter ook het verzoek tot voornaamswijziging. Op grond van artikel 262 Rv is de rechter van de woonplaats van verzoeker bevoegd ten aanzien van het verzoek voornaamswijziging. Omdat [naam 1] in [woonplaats] woont, is deze rechtbank bevoegd ten aanzien van dit verzoek.
Omdat deze zaak de geboorteakte en voornaamswijziging tezamen betreft en zowel [naam 1] als de ABS aangeven dat zij geen verwijzing als bedoeld in artikel 270 lid 1 Rv wensen, zal deze rechtbank de zaak behandelen.
Geslacht
3.3.
Op dit moment bestaat er nog geen wettelijke grondslag voor wijziging of verbetering van de geslachtsregistratie in een geboorteakte naar “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld”, een “X” of een andere geslachtsneutrale aanduiding.
Op grond van artikel 1:28b lid 1 BW kan de ABS op grond van een deskundigenverklaring zoals bedoeld in artikel 1:28a BW een latere vermelding van de wijziging van het geslacht toevoegen aan de geboorteakte als personen de innerlijke overtuiging hebben tot het andere (mannelijke of vrouwelijke) geslacht te horen.
Op grond van art. 1:19d lid 1 BW kan in de geboorteakte worden vermeld dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld” als het geslacht van het kind bij geboorte twijfelachtig is.
Voor personen die de innerlijke overtuiging hebben dat zij niet tot het vrouwelijke of mannelijke geslacht horen, is de regeling van artikel 1:28 e.v. BW en artikel 1:19d lid 1 BW echter niet van toepassing.
3.4.
Het is in beginsel aan de wetgever om voor geslachtsneutrale registratie in de geboorteakte een voorziening te treffen. Omdat de rechtspraak over geslachtsneutrale registratie sterk in ontwikkeling is en geen eenvormig beeld laat zien, vond de minister voor Rechtsbescherming het wenselijk de nadere ontwikkelingen in de rechtspraak af te wachten voor tot eventuele wetswijziging over te gaan (Kamerstukken II 2020/21, 35825, nr. 3, p. 10-11). Omdat rechtbanken verschillend met dit onderwerp omgaan, zijn door de rechtbank Den Haag prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.
4.7.
Inmiddels is het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (hierna: wetsvoorstel) aanhangig. Op 30 november 2021 heeft het Tweede Kamerlid Van Ginneken een amendement ingediend op dit wetsvoorstel, dat ertoe strekt met een nieuw artikel 1:28e BW de registratie van een “X” als geslachtsneutrale aanduiding in de geboorteakte zonder tussenkomst van de rechter en zonder deskundigenverklaring mogelijk te maken. Alleen de kennisgeving en bevestiging van de innerlijke overtuiging van de betrokken persoon als bedoeld in artikel 1:28 lid 1 BW doet dan nog ter zake.
Artikel 1:28e lid 1 BW moet volgens het amendement gaan luiden:
“De betrokken persoon kan in de kennisgeving en bevestiging als bedoeld in artikel 28, eerste lid, aangeven de overtuiging te hebben niet of niet exclusief tot het mannelijke of vrouwelijke geslacht te behoren. De akte van wijziging van de vermelding van het geslacht, genoemd in artikel 28, eerste lid, vermeldt dan het non-binaire geslacht dat wordt aangeduid met «X». De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing.”
Sinds 25 februari 2022 is advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het amendement bij het wetsvoorstel aanhangig. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer staat geagendeerd op 31 mei 2022, 1 juni 2022 en 2 juni 2022.
3.5.
In het licht van deze nieuwe ontwikkelingen, waaruit blijkt dat wetgeving daadwerkelijk in voorbereiding is, heeft de Hoge Raad met zijn uitspraak van 4 maart 2022 geconstateerd dat het standpunt om nadere ontwikkelingen in de rechtspraak over genderneutrale registratie van non-binaire personen af te wachten, is losgelaten. De Hoge Raad heeft zich onthouden van beantwoording van de aan hem gestelde prejudiciële vragen, omdat dit de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten zou gaan. Zo lang er geen wettelijke regeling is, is het aan de rechter om in elke concrete zaak aan de hand van de aard en inhoud van het verzoek en de verdere omstandigheden van het geval te beslissen, met inbegrip van de mogelijkheid om de beslissing op het verzoek aan te houden, aldus de Hoge Raad (HR 4 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:336).
3.6.
De rechtbank heeft aan [naam 1] gevraagd of de zaak aangehouden moest worden in verband met de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De uitspraak van de Hoge Raad van 4 maart 2022 en de desbetreffende brief van de rechtbank, hebben elkaar gekruist. Uit het antwoord van [naam 1] van 10 maart 2022 begrijpt de rechtbank dat [naam 1] geen aanhouding maar een beslissing wil. Het is onduidelijk hoe het wetgevingsproces zal verlopen en het kan nog lang duren voordat een wetswijziging op dit gebied in werking treedt. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de wens van [naam 1] om een beslissing te krijgen, ook nu geldt.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding te beslissen in deze zaak.
3.7.
De rechtbank stelt voorop dat de maatschappelijke ontwikkelingen én de jurisprudentie op dit gebied sterk in de richting gaan van het voorgestelde wetsontwerp. De rechtbank wijst onder meer op een uitgebreide uitspraak van deze rechtbank van 12 november 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:11028). Dat [naam 1] stelt dat die zich niet identificeert als man of vrouw en het diens wens is dat diens geboorteakte daarmee in overeenstemming wordt gebracht, is voor de rechtbank daarom voldoende om te gelasten dat in diens geboorteakte een geslachtsneutrale vermelding komt te staan. Anticiperend op de wetgeving op dit terrein die in de niet al te verre toekomst valt te verwachten, zal de rechtbank gelasten dat de geboorteakte van [naam 1] wordt verbeterd in die zin dat bij de vermelding van diens geslacht het non-binaire geslacht wordt vermeld dat wordt aangeduid met een “X”. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de ABS voorkeur heeft voor vermelding van een “X”.
Het primaire verzoek dat strekt tot de vermelding dat “het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld” zal daarom worden afgewezen en het subsidiaire verzoek zal worden toegewezen.
Voornamen
3.8.
De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] voldoende zwaarwichtig belang heeft bij diens verzochte wijziging van diens voornamen, terwijl de wijziging naar de maatstaven van artikel 1:4 lid 2 BW geoorloofd is.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Breda van het jaar 1997 met nummer 101680 een latere vermelding toe te voegen van de wijziging van het geslacht in die zin dat het non-binaire geslacht wordt vermeldt dat wordt aangeduid met: “X”;
4.2.
gelast de wijziging van de voornamen “[naam 1]”, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], in die zin dat diens voornamen na wijziging zullen zijn: “[naam 2]”;
4.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda een latere vermelding van de voornaamswijziging aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
4.4.
verzoekt de griffier om niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda op voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.A. van ’t Zelfde op 6 mei 2022. | ||
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.