Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1059 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten
Artikel 49 Audits van concrete acties
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2023, L 154).
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
De Commissie selecteert een gemeenschappelijke steekproef van concrete acties, of andere steekproefeenheden, met behulp van een statistische steekproefmethode voor de audits van deze acties die in elk boekjaar door de auditautoriteiten moeten worden uitgevoerd voor Interreg-programma's welke steun ontvangen uit het EFRO of uit een extern financieringsinstrument van de Unie.
De gemeenschappelijke steekproef moet representatief zijn voor alle Interreg-programma's die de populatie vormen.
Ten behoeve van de selectie van de gemeenschappelijke steekproef kan de Commissie groepen van Interreg-programma's indelen aan de hand van specifieke risico's van de programma's.
2.
De programma-autoriteiten verstrekken de Commissie uiterlijk op 1 augustus na het einde van het boekjaar de informatie die nodig is voor de selectie van een gemeenschappelijke steekproef.
Deze informatie wordt verstrekt in een gestandaardiseerd elektronisch formaat, moet volledig zijn en verenigbaar zijn met de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven voor het referentieboekjaar.
3.
Onverminderd de verplichting tot het uitvoeren van een audit als bedoeld in artikel 48, lid 2, voeren de auditautoriteiten voor Interreg-programma's die onder de gemeenschappelijke steekproef vallen, geen aanvullende audits uit van concrete acties uit hoofde van deze programma's, tenzij daartoe door de Commissie overeenkomstig lid 8 van dit artikel verzocht of in gevallen waarin een auditautoriteit heeft bevonden dat er specifieke risico's zijn.
4.
De Commissie stelt de auditautoriteiten van de betrokken Interreg-programma’s tijdig, in het algemeen uiterlijk op 1 september na het einde van elk boekjaar, op de hoogte van de geselecteerde gemeenschappelijke steekproef, zodat deze autoriteiten de audits van concrete acties kunnen uitvoeren.
5.
De betrokken auditautoriteiten dienen — en wel ten laatste in de jaarlijkse controleverslagen die overeenkomstig artikel 48, leden 6 en 7, bij de Commissie moeten worden ingediend — informatie in over de resultaten van deze audits en over eventuele financiële correcties voor afzonderlijke onregelmatigheden die zijn ontdekt.
6.
Na beoordeling van de resultaten van audits van overeenkomstig lid 1 geselecteerde concrete acties berekent de Commissie een algeheel geëxtrapoleerd foutenpercentage voor de Interreg-programma's die zijn opgenomen in de populatie waaruit de gemeenschappelijke steekproef was geselecteerd. De Commissie doet dit ten behoeve van haar eigen procedure voor het verkrijgen van zekerheid.
7.
Indien het in lid 6 bedoelde algehele geëxtrapoleerde foutenpercentage meer dan 2 % bedraagt van de totale gedeclareerde uitgaven voor de Interreg-programma's in de populatie waaruit de gemeenschappelijke steekproef was geselecteerd, berekent de Commissie een algeheel resterend foutenpercentage, waarbij zij rekening houdt met de door de Interreg-programma-autoriteiten toegepaste financiële correcties voor afzonderlijke onregelmatigheden die zijn ontdekt tijdens de audits van op grond van lid 1 geselecteerde concrete acties.
8.
Indien het in lid 7 bedoelde algehele resterend foutenpercentage meer dan 2 % bedraagt van de totale gedeclareerde uitgaven voor de Interreg-programma's in de populatie waaruit de gemeenschappelijke steekproef was geselecteerd, bepaalt de Commissie of het nodig is de auditautoriteit van een bepaald Interreg-programma of een groep Interreg-programma's waarvoor het hoogste foutenpercentage geldt, te verzoeken aanvullende controlewerkzaamheden te verrichten teneinde het foutenpercentage nader te beoordelen en de vereiste corrigerende maatregelen te beoordelen voor de Interreg-programma's die de geconstateerde onregelmatigheden vertonen.
9.
Op basis van de beoordeling van de resultaten van de aanvullende auditwerkzaamheden waarom overeenkomstig lid 8 van dit artikel is verzocht, kan de Commissie verzoeken dat er aanvullende financiële correcties worden toegepast voor de Interreg-programma's die de geconstateerde onregelmatigheden vertonen. In dergelijke gevallen voeren de Interreg-programma-autoriteiten de nodige financiële correcties uit in overeenstemming met artikel 103 van Verordening (EU) 2021/1060.
10.
Elke auditautoriteit van een Interreg-programma waarvoor de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie ontbreekt of onvolledig is of niet is ingediend binnen de in de eerste alinea van dat lid vastgelegde termijn, voert een afzonderlijke steekproefprocedure voor dat Interreg-programma uit in overeenstemming met artikel 79 van Verordening (EU) 2021/1060.