De feitenweergave is gebaseerd op rov. 2. van het bestreden arrest, hof Amsterdam 13 november 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4171, RAV 2019/6.
HR, 17-04-2020, nr. 19/00797
ECLI:NL:HR:2020:737
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-04-2020
- Zaaknummer
19/00797
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:737, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑04‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:39, Gevolgd
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2018:4171, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:PHR:2020:39, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑01‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:737, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Contractenrecht. Is assurantietussenpersoon toerekenbaar tekortgeschoten in nakoming van de overeenkomst? Heeft opdrachtgever schade geleden?
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/00797
Datum 17 april 2020
ARREST
In de zaak van
JETSUPPORT B.V.,gevestigd te Haarlemmermeer,
EISERES tot cassatie,
hierna: JetSupport,
advocaat: J. den Hoed,
tegen
RAPPANGE VERZEKERINGEN B.V., tevens handelend onder de naam A.J. DRIESSEN & RAPPANGE VERZEKERINGEN,gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rappange,
advocaten: D.M. de Knijff en M.S. van der Keur.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/13/593234/HA ZA 15-806 van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2016;
het arrest in de zaak 200.208.062/01 van het gerechtshof Amsterdam van 13 november 2018.
JetSupport heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Rappange heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van JetSupport heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- -
verwerpt het beroep;
- -
veroordeelt JetSupport in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rappange begroot op € 6.802,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 17 april 2020.
Conclusie 17‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Contractenrecht. Is assurantietussenpersoon toerekenbaar tekortgeschoten in nakoming van de overeenkomst? Heeft opdrachtgever schade geleden?
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/00797
Zitting 17 januari 2020
CONCLUSIE
T. Hartlief
In de zaak
Jetsupport B.V. (hierna: ‘JetSupport’)
tegen
Rappange Verzekeringen B.V. (hierna: ‘Rappange’)
Deze zaak betreft een geschil tussen een reparatiebedrijf voor vliegtuigen, JetSupport, en diens voormalige verzekeringstussenpersoon, Rappange. JetSupport verwijt Rappange dat deze, na bekend te zijn geworden met het feit dat de verzekeraar van JetSupport de (aflopende) verzekering niet wilde continueren, te lang heeft gewacht met het aanvragen van offertes bij andere potentiële verzekeraars. Daarnaast meent JetSupport dat Rappange haar niet goed heeft geadviseerd in het kader van een, aan het einde van de verzekerde periode voorgevallen, schadegeval. Hierdoor zouden potentiële nieuwe verzekeraars zijn afgeschrikt. JetSupport betoogt dat zij door het tekortschieten door Rappange schade heeft geleden, die er uit bestaat dat zij hogere premies heeft moeten betalen voor haar opvolgende verzekering(en), dan zij zou hebben betaald als Rappange niet was tekortgeschoten. Nadat de rechtbank de schadevergoedingsvordering van JetSupport grotendeels had toegewezen, heeft het hof deze alsnog afgewezen, kort gezegd, omdat naar het oordeel van het hof niet is komen vast te staan dat JetSupport schade heeft geleden als gevolg van het – gestelde – tekortschieten door Rappange. Tegen dit oordeel komt JetSupport in cassatie op.
1. Feiten
1.1
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.1.
1.2
JetSupport is een bedrijf dat zich richt op het onderhoud van en reparaties aan (kleinere) vliegtuigen van particulieren, bedrijven en de Nederlandse Kustwacht. Enig aandeelhouder van JetSupport is JetSupport Holding B.V. Naast JetSupport heeft JetSupport Holding B.V. thans nog één andere dochtervennootschap: JetSupport Coast Guard B.V. (hierna: ‘JetSupport Coast Guard’).
1.3
Rappange is een assurantietussenpersoon die zich onder andere richt op luchtvaartverzekeringen. Vanaf begin 2004 heeft Rappange op grond van overeenkomsten van opdracht opgetreden als assurantietussenpersoon ter zake van de luchtvaartverzekeringen voor de JetSupport-groep.
1.4
In 2007 is de verzekering van JetSupport voor honderd procent ondergebracht bij De Nederlandse LuchtvaartPool (hierna: ‘NLP’). In dat jaar heeft zich bij JetSupport een schadevoorval voorgedaan waarbij een vliegtuig beschadigd is geraakt (hierna: ‘het schadevoorval van 2007’). De claim is geschikt tegen betaling van een schadevergoeding van 3,5 miljoen dollar en een vergoeding voor juridische kosten van € 66.000,--. NLP heeft uitgekeerd en heeft naar aanleiding van dit schadevoorval de premie met tien procent verhoogd.
1.5
Ook in 2009 hebben JetSupport en JetSupport Coast Guard zich voor honderd procent bij NLP verzekerd. De jaarpremie van deze verzekering voor dat jaar bedroeg voor JetSupport € 54.677,19. De verzekering had als expiratiedatum 1 januari 2010. De verzekering van JetSupport Coast Guard had een jaarpremie van € 34.602,-- en expireerde op 12 oktober 2009.
1.6
In januari 2009 heeft NLP aan Rappange te kennen gegeven dat er rekening mee moest worden gehouden dat NLP de verzekeringen van JetSupport en JetSupport Coast Guard niet als honderd procent risicodrager of als leader zou willen verlengen.
1.7
Via een Engelse ‘placing broker’ Arthur J. Gallagher International (hierna: ‘Gallagher’) heeft Rappange het risico van JetSupport Coast Guard aangeboden op de Engelse verzekeringsmarkt. Gallagher heeft het risico namens een pool van verzekeraars aanvaard. In het polisblad van 27 oktober 2009 staat vermeld dat de jaarpremie voor de verzekering van JetSupport Coast Guard € 37.500,-- bedroeg. Verder wordt in het polisblad melding gemaakt van het schadeverleden van zowel JetSupport als JetSupport Coast Guard. Dit omdat beide tot hetzelfde concern behoren.
1.8
Rappange heeft op 15 oktober 2009 aan JetSupport een vragenlijst verstrekt met het verzoek die in te vullen met betrekking tot de wensen van JetSupport voor de verzekeringen over 2010.
1.9
Op 2 november 2009 heeft bij JetSupport een incident plaatsgevonden tijdens de reparatie van een vliegtuig, waardoor een vliegtuig beschadigd is geraakt (hierna: ‘het schadevoorval van 2009’). De schade bedroeg ongeveer € 400.000,--. JetSupport heeft voor dit schadevoorval de vennootschap naar Frans recht EADS SECA S.A.S. (hierna: ‘SECA’) aansprakelijk gesteld, omdat het materiaal dat SECA aan JetSupport had verhuurd ongeschikt bleek te zijn en die omstandigheid de oorzaak van het schadevoorval was. JetSupport heeft hiervan melding gemaakt bij Rappange en daarbij meegedeeld dat SECA daarvoor aansprakelijk was gesteld.
1.10
Rappange heeft op 23 november 2009 de door JetSupport ingevulde vragenlijst retour ontvangen. Bij e-mail van 25 november 2009 heeft Rappange de vragenlijst doorgestuurd naar Gallagher die het risico van JetSupport op de Engelse verzekeringsmarkt heeft aangeboden. In die e-mail heeft Rappange melding gemaakt van het schadevoorval van 2009.
1.11
Bij e-mail van 10 december 2009 heeft Gallagher aan Rappange – voor zover van belang – het volgende bericht:
“This account has been written 100% by NLP for many years and there are no current reinsurers/ co-insurers to renew NLP terms.
We have spoken to all possible quoting underwriters for this account:
QBE / Limit
Catlin
Aig
Global
XL Talbot
CVStar
Amlin
Ace
Allianz
All underwriters have declined to offer a quote due to concerns about the Insured’s loss record.
NLP have paid/outstanding losses of more than $ 4.200.000 losses in 4 years and even more concerning is the continual occurrences.
The only market willing to even give a rough indication is Global who want a premium of EUR 625,000 (less 20% total brokerage) and the insured must have a self insured retention of EUR 500,000 in the aggregate. Global also require a full risk survey to be performed within 6 months and all recommendations to be complied with as soon as possible thereafter.
QBE may indicate terms if we can obtain considerable further information but I fear that even with this information the Qbe terms may be similar to Global‘s.
Qbe would only have a small lead line whereas Global have a considerable larger lead line, so we may not be able to place 100% at Qbe terms.”
In december 2009 bleek uitsluitend Global bereid te zijn om JetSupport een verzekering aan te bieden.
1.12
Vervolgens heeft Rappange NLP benaderd en is door NLP toegezegd dat de verzekering bij NLP in ieder geval tot 4 januari 2010 zou worden verlengd. Op 4 januari 2010 heeft tussen JetSupport en NLP een gesprek plaatsgevonden. JetSupport heeft besloten de schade als gevolg van het schadevoorval van 2009 voor eigen rekening te nemen. Dat heeft ertoe geleid dat NLP akkoord is gegaan met een voorlopige dekking tegen een jaarpremie van € 250.000,-.
1.13
Bij JetSupport is een risico-inventarisatie uitgevoerd door GAB Robins Aviation Ltd (hierna: ‘GAB Robins’). In het rapport van 18 januari 2010 dat door GAB Robins is opgemaakt, staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Comments and Recommendations
(...)
It is clear that the company management team is going through a process of change, as within the last four months two key managers (Maintenance Manager & Quality Manager) have departed and have been replaced (the latter to be replaced on a full time basis shortly). From our discussions with the “new” management team we believe that this is a positive development, which was confirmed during our discussions with [betrokkene 1] from the Netherlands Civil Aviation Authority, who is the responsible Auditor for JetSupport.
However, we wish to highlight that, like any company operating within the aviation business, the Quality Manager’s position is pivotal to its success of managing the inherent risks associated with the business. As previously discussed the Quality Manager’s position/function is currently carried out by [betrokkene 2] on a part time (approximately 20 hours a week) basis, which is not ideal.
The search for a full time post holder is on track with the possibility that a candidate has already been identified, [betrokkene 3] . He has held various Quality Manager positions and has formal training to degree level in quality systems. In addition, he has worked as a training consultant and has good IT skills. The appointment of a full time Quality Manager is fully funded/supported by the Managing Director.
[betrokkene 2] was full time Quality manager before his retirement in 2006, during his tenure JetSupport made no claims against their insurance policy. Although maintenance lapses occurred during this period (...) they were reported and rectified before damage was incurred to the subject aircraft, in addition they were subject to a full analysis using the MEDA system and suitable safety guards instigated to prevent a further occurrence.
We recommend that when the full time Quality Manager is employed and that [betrokkene 2] acts as mentor, which we understand is already agreed. In addition, we recommend that [betrokkene 2] acts as an external consultant until the end of 2010, to ensure that the systems he designed and implemented are being used/driven correctly.
We noted that during our survey that the hangar seemed untidy, but the basic problem could be traced to lack of storage space. Therefore, we view the future plans to rent another hangar for the relocation of the Coast Guard aircraft and Eclipse product line as a positive development.
During our survey we carried out sample audits on all systems revolving around the product being provided i.e. aircraft maintenance. We can report that JetSupport meets the EASA standards and that a functional infrastructure and monitoring system is in place which aims to identity and reduce the risk factor. (...)”
1.14
De tijdelijke dekking van NLP heeft tot 22 januari 2010 gelopen. Rappange heeft vanaf 23 januari 2010 via Gallagher het risico van JetSupport op de Engelse verzekeringsmarkt kunnen onderbrengen voor een jaarpremie van € 280.000,--.
1.15
In maart 2010 heeft JetSupport de overeenkomst van opdracht met Rappange beëindigd. JetSupport heeft vervolgens aan Willis Ltd (hierna: ‘Willis’) de opdracht verstrekt om als haar assurantietussenpersoon op te treden.
1.16
In oktober 2010 heeft Willis de verzekeraars die op de polis 2010 van JetSupport hadden ingeschreven, bereid gevonden om de lopende verzekeringspolis van JetSupport te annuleren en een nieuwe polis in de plaats te stellen.
1.17
Bij brief van 19 maart 2014 heeft JetSupport Rappange aansprakelijk gesteld. Bij brief van 16 mei 2014 heeft Rappange iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2. Procesverloop
2.1
Het procesverloop kan worden weergegeven als volgt.2.
2.2
JetSupport vordert in deze zaak een verklaring voor recht dat Rappange toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens JetSupport en veroordeling van Rappange tot betaling van € 270.810, vermeerderd met rente en kosten.
2.3
De rechtbank heeft Rappange bij vonnis van 21 september 20163.veroordeeld tot betaling van € 250.000 (plus rente en kosten). Daarbij heeft de rechtbank, onder meer, overwogen dat Rappange niet de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht, onder meer door onvoldoende proactief te handelen en niet tijdig de markt in te gaan nadat zij er bekend mee was geworden dat NLP de verzekering voor het jaar 2010 niet wilde prolongeren (rov. 4.3.). De rechtbank heeft vervolgens, ten aanzien van het causale verband, overwogen dat het voor de hand ligt dat Rappange, door zo Iaat de markt in te gaan, voor JetSupport een nagenoeg onmogelijke onderhandelingspositie heeft gecreëerd en dat daardoor de jaarpremies van 2010, 2011 en 2012 onevenredig zijn gestegen (rov. 4.6. e.v.). In dat kader heeft de rechtbank het betoog van Rappange, dat de oorzaak van de zwakke onderhandelingspositie van JetSupport was gelegen in het schadevoorval van 2009 in combinatie met de schadehistorie en de overige bedrijfsomstandigheden van JetSupport, verworpen (rov. 4.8. e.v.).
2.4
Rappange is bij dagvaarding van 10 november 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis en heeft twaalf grieven naar voren gebracht. De eerste twee grieven zagen op de vastgestelde feiten. De grieven III-IX strekten gezamenlijk tot de conclusie dat Rappange niet heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht en niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met JetSupport, en tevens dat niet is voldaan aan het vereiste causale verband. De grieven XI en XII richtten zich op het dictum. Zowel Rappange (grief X) als JetSupport – laatstgenoemde met één grief in incidenteel appel – hebben gegriefd tegen de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde schadevergoeding.
2.5
Het hof heeft in het bestreden (eind)arrest van 13 november 2018 vooropgesteld dat de vraag voor ligt of Rappange heeft gehandeld zoals in de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mocht worden verwacht en dat in dat kader met betrekking tot het tot stand brengen van een verzekering sprake is van een inspanningsverplichting, en geen resultaatsverbintenis.4.Het enkele feit dat niet voor het verstrijken van de lopende verzekering een nieuwe verzekering tot stand was gebracht, is naar het oordeel van het hof op zichzelf dan ook niet als een tekortkoming te kwalificeren (rov. 3.5). In rov. 3.6 heeft het hof vastgesteld welke verwijten JetSupport aan Rappange maakt:
“3.6 JetSupport voert met betrekking tot de aan Rappange gemaakte verwijten - kort samengevat - het volgende aan.
a. Rappange is te laat de markt opgegaan waardoor JetSupport geen offertes heeft ontvangen vóór het schadevoorval in november 2009. Hiermee heeft Rappange voor JetSupport een haast onmogelijke onderhandelingspositie gecreëerd. Dit terwijl zij al sinds begin 2009 wist dat zij er rekening mee moest houden dat NLP niet langer als honderd procent risicodrager of als leader wilde prolongeren. Zij heeft JetSupport daarover niet (tijdig) geïnformeerd.
b. Rappange heeft bovendien JetSupport niet goed geadviseerd hoe om te gaan met het schadevoorval in november 2009.
c. Rappange had JetSupport er eerder in 2009 op moeten wijzen dat zij een risico-inventarisatie moest laten uitvoeren.”
2.6
Het hof heeft in het kader van het onder a. genoemde verwijt geoordeeld dat in het midden kan blijven of JetSupport Rappange terecht verwijt dat zij heeft nagelaten JetSupport tijdig te informeren over het feit dat NLP te kennen had gegeven dat zij mogelijk per 1 januari 2010 niet langer als honderd procent risicodrager of als leader wilde optreden, omdat JetSupport niet heeft toegelicht in welke zin deze schending van de informatieplicht door Rappange tot schade heeft geleid. Kern van het (onder a. bedoelde) verwijt is, aldus het hof, het late (niet proactieve) handelen van Rappange bij het benaderen van mogelijke verzekeraars (rov. 3.10).
2.7
Het hof is vervolgens eerst ingegaan op de gevolgen van het (te) late handelen door Rappange:
“3.11 Weliswaar betwist JetSupport dat verzekeraars aanvragen niet eerder dan twee maanden voor de beoogde ingangsdatum in behandeling nemen, maar zij weerspreekt niet dat een offerte altijd wordt afgegeven onder voorbehoud. Dit brengt mee dat JetSupport niet kan volstaan met de enkele stelling dat het onwaarschijnlijk is dat een voor het schadevoorval [van 2009, A-G] afgegeven offerte zou zijn ingetrokken nadat het schadevoorval bekend zou zijn geworden. Immers, een dergelijk voorbehoud wordt juist gemaakt voor het geval zich omstandigheden voordoen (zoals een omvangrijk schadevoorval) die meebrengen dat een verzekeraar een bepaald risico niet meer in dekking wil nemen, of niet meer op dezelfde voorwaarden. In dit geval staat vast dat de aangezochte verzekeraars na het schadevoorval in november 2009 in meerderheid niet bereid waren het aangeboden risico in dekking te nemen. Global uitgezonderd, die daartoe onder bijzondere voorwaarden en tegen een hoge premie, wel bereid was. Onvoldoende is betwist, dat die onbereidheid werd ingegeven door het schadevoorval in november, in combinatie met het schadeverleden van JetSupport. De omstandigheid dat de eerdere - omvangrijke - schade slechts tot 10% premiestijging had geleid, is in dit licht dan ook niet relevant. De niet onderbouwde stelling dat een eerder afgegeven offerte JetSupport in een betere onderhandelingspositie zou hebben gebracht, wordt verworpen, nog daargelaten dat JetSupport niet duidelijk maakt tot welk resultaat deze betere onderhandelingspositie dan zou hebben geleid. JetSupport maakt niet aan de hand van concrete omstandigheden aannemelijk dat in de hypothetische situatie waarin Rappange al voor het schadevoorval van 2009 offertes had aangevraagd wel per 1 januari 2010 een verzekering tot stand was gekomen, noch wat daarvan de jaarpremie zou zijn geweest.”
2.8
Het hof heeft in het kader van het onder b. bedoelde verwijt (hiervoor randnummer 2.5) het betoog van JetSupport verworpen dat verzekeraars als gevolg van de ontstane tijdsdruk torenhoge premies konden vragen (rov. 3.12). Vervolgens is het ingegaan op het verwijt van JetSupport aan Rappange dat zij de schade van € 400.000 zonder nadere toelichting – over de bereidheid van JetSupport om deze schade voor eigen rekening te nemen en over de mogelijkheden van regres – in de schadehistorie heeft opgenomen:
“3.14 Het hof overweegt dat JetSupport, mede in het licht van hetgeen Rappange daarover bij gelegenheid van pleidooi heeft aangevoerd, onvoldoende heeft toegelicht, laat staan onderbouwd, dat meer informatie over de bereidheid van JetSupport om de schade van het voorval in november 2009 voor eigen rekening te nemen tot grotere bereidheid bij de verzekeraars zou hebben geleid om het risico te aanvaarden. Deze omstandigheid regardeert de kandidaat-verzekeraars immers niet, aangezien JetSupport op dat moment nog verzekerd was bij NLP. Het zelfde geldt voor het verstrekken van nadere informatie over de mogelijkheden van regres. Rappange heeft daarover, met stukken onderbouwd, gesteld dat regres vaak kostbare en tijdrovende procedures vereist, zodat het belang van eventuele regresmogelijkheden genuanceerd moet worden. JetSupport is hierop niet meer ingegaan, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Daarmee kan het causale verband tussen het verweten nalaten en de door JetSupport gestelde schade niet worden aangenomen, zodat reeds daarom geen aansprakelijkheid kan worden aangenomen.”
2.9
Ten slotte is het hof ingegaan op de vraag of Rappange is tekortgeschoten door niet eerder, bij voorkeur begin 2009, te adviseren een survey te laten uitbrengen met betrekking tot de bedrijfsvoering (het hiervoor in randnummer 2.5 onder c. bedoelde verwijt):
“3.16 Partijen twisten over de vraag of het gebruikelijk is voor assurantietussenpersonen om een survey te laten uitvoeren ten behoeve van het verkrijgen van een verzekering en of daartoe in dit geval aanleiding bestond, en er aldus sprake is van schending van de zorgplicht door daarop niet te wijzen. Naar het oordeel van het hof kan dit in het midden blijven. Immers, vast staat dat het bedoelde onderzoek alsnog heeft plaatsgevonden. Tussen partijen staat voorts vast dat Rappange in januari 2010, na het verschijnen van het GAB Robins rapport, alsnog in staat is geweest een verzekering tot stand te brengen tegen een jaarpremie van € 280.000,-. Deze verzekering is weliswaar niet per 1 januari 2010 tot stand gekomen, maar niet aannemelijk is geworden dat deze vertraging tot schade heeft geleid, omdat NLP bereid was gevonden tot een tijdelijke verlenging tegen een premie van (omgerekend) € 250.000,- op jaarbasis. JetSupport heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat de verbeterde onderhandelingspositie die zij zou hebben gehad als zij eerder over het rapport had beschikt, ertoe had geleid dat zij een lagere jaarpremie dan € 250.000,- had kunnen verkrijgen. Ook dit verwijt kan derhalve niet tot toewijzing van de vordering leiden.”
2.10
Een en ander heeft het hof tot de slotsom gebracht dat geen van de aan Rappange gemaakte verwijten tot aansprakelijkheid leidt en dat de principale grieven in zoverre slagen. Met dat oordeel is het belang aan de door partijen opgeworpen grieven tegen de door de rechtbank vastgestelde hoogte van de schade komen te ontvallen. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, alsnog de vorderingen van JetSupport afgewezen en laatstgenoemde veroordeeld tot terugbetaling van het door Rappange op grond van het vonnis betaalde bedrag, en in de kosten van het geding in beide instanties (rov. 3.17-3.18 en dictum).
2.11
JetSupport heeft bij op 13 februari 2019 ingediende procesinleiding – tijdig – cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof van 13 november 2018. Rappange heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten en JetSupport heeft gerepliceerd.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel beslaat vier onderdelen die een of meer afzonderlijk genummerde klachten bevatten. Deze richten zich tegen ’s hofs oordelen inzake de invloed van het schadevoorval van 2009 op de bereidheid van verzekeraars om een verzekering te verschaffen (onderdeel I), de stelling van JetSupport dat Rappange in de schadehistorie nadere informatie had moeten opnemen over de mogelijkheid van regres ten aanzien van het schadevoorval van 2009 (onderdeel II) en de vraag of Rappange adequaat heeft geadviseerd over het laten uitvoeren van een survey en de consequenties daarvan voor de door JetSupport te betalen verzekeringspremie vóór en na het alsnog laten uitvoeren van een survey (onderdeel III). Ten slotte betoogt het middel dat het hof enkele in onderdeel IV genoemde omstandigheden ten onrechte niet (kenbaar) in zijn beoordeling heeft betrokken. Ik stel bij de behandeling van de klachten voorop dat het hof in rov. 3.6 de door JetSupport aan Rappange gemaakte verwijten heeft weergegeven en dat tegen deze weergave geen klachten worden gericht, zodat hiervan in cassatie moet worden uitgegaan (hiervoor randnummer 2.5).
Onderdeel I
3.2
Onderdeel I omvat vier subonderdelen, genummerd Ia tot en met Id.
3.3
Subonderdeel Ia richt zich tegen het oordeel in rov. 3.11 dat JetSupport onvoldoende zou hebben betwist dat, Global uitgezonderd, de aangezochte verzekeraars niet bereid waren het aangeboden risico in dekking te nemen vanwege het schadevoorval van 2009 in combinatie met het schadeverleden van JetSupport. Het subonderdeel betoogt dat JetSupport dit wel heeft weersproken, onder verwijzing naar een zevental stellingen (opgesomd onder a) tot en met g)) die zij in feitelijke instanties zou hebben ingenomen.
3.4
De klacht is vergeefs voorgesteld. De onder a) tot en met c) opgenomen stellingen houden, kort samengevat, in dat Rappange de schadehistorie van JetSupport onjuist, onvolledig dan wel zonder afdoende toelichting aan de aangezochte verzekeraars heeft gepresenteerd. Met deze stellingen wordt niet betwist dat de aangezochte verzekeraars vanwege de schadehistorie (inclusief het schadevoorval van 2009) niet bereid waren het risico in dekking te nemen. Sterker nog, als met JetSupport zou moeten worden aangenomen dat Rappange de schadehistorie van JetSupport op voor deze ongunstige wijze aan de aangezochte verzekeraars zou hebben gepresenteerd, geeft dat des te meer reden om aan te nemen dat de schadehistorie – zoals door Rappange gepresenteerd – aanleiding heeft gegeven tot de onbereidheid om dekking te verlenen.
3.5
De overige door het subonderdeel naar voren gebrachte stellingen brengen evenmin mee dat de aangezochte verzekeraars dekking om een andere reden dan de schadehistorie, althans – op zijn minst – niet vanwege de schadehistorie, hebben geweigerd. Ook deze stellingen zien immers op de handelwijze van Rappange: het niet adviseren van een risicoanalyse (stelling d)), het niet eerder aanvragen van offertes (stelling e)), het niet met JetSupport communiceren over de met het schadevoorval in 2009 gerezen situatie (stelling f)) en het niet arrangeren van een bedrijfsbezoek (stelling g)). JetSupport is kennelijk van mening dat Rappange aldus is tekortgeschoten en dat als zij niet was tekortgeschoten, de schadehistorie voor verzekeraars geen aanleiding zou zijn geweest om dekking te weigeren. Wat daarvan ook zij, ook als dat met JetSupport zou worden aangenomen, dan staat dit niet in de weg aan het oordeel dat in de situatie zoals deze zich werkelijk heeft voorgedaan (als onbetwist) vaststaat dat de schadehistorie wel (de enige c.q. voornaamste) aanleiding was om dekking te weigeren. Dat oordeel beoogt JetSupport nu juist met een beroep op deze stellingen onderuit te halen, zij het dus vergeefs. Subonderdeel Ia faalt derhalve.
3.6
Subonderdeel Ib bouwt voort op subonderdeel Ia en faalt in het spoor daarvan.
3.7
Subonderdeel Ic richt zich tegen het oordeel dat JetSupport haar stelling, dat zij een gunstigere onderhandelingspositie zou hebben gehad wanneer Rappange eerder (ik begrijp: vóór het schadevoorval van 2009) offertes zou hebben aangevraagd, niet zou hebben onderbouwd. Dit oordeel is, zo betoogt het subonderdeel, niet genoegzaam (begrijpelijk) gemotiveerd nu JetSupport zou hebben aangevoerd dat zij – ook indien die offertes met het schadevoorval hun gelding zouden hebben verloren – hierop bij de onderhandelingen had kunnen terugvallen.
3.8
In de processtukken in feitelijke instanties, waar het subonderdeel naar verwijst,5.heeft JetSupport inderdaad de stelling ingenomen dat een verlopen offerte in een onderhandeling ‘zonder twijfel’ van waarde is om op terug te kunnen vallen, hetgeen naar de stelling van JetSupport een feit van algemene bekendheid zou zijn. Het hof heeft echter, in cassatie onbestreden, vastgesteld dat JetSupport niet heeft weersproken dat een offerte altijd onder voorbehoud wordt gegeven, en heeft aangenomen dat een dergelijk voorbehoud juist wordt gemaakt voor het geval zich omstandigheden voordoen (zoals een omvangrijk schadevoorval) die meebrengen dat een verzekeraar een bepaald risico niet meer (onder dezelfde voorwaarden) in dekking wil nemen.6.Met andere woorden: het hof is er vanuit gegaan dat de verzekeraars zich na het schadevoorval van 2009 volledig vrij zouden hebben geacht om de verzekering niet of onder andere voorwaarden aan te gaan. Nu JetSupport slechts heeft aangevoerd dat ‘feit van algemene bekendheid is’ dat reeds uitgebrachte, maar als gevolg van latere omstandigheden vervallen, offertes toch waarde hebben om op terug te vallen, kon het hof in dit licht oordelen dat JetSupport deze stelling niet heeft onderbouwd. Van een onbegrijpelijk oordeel is in dit verband dan ook geen sprake. Subonderdeel Ic faalt.
3.9
Subonderdeel Id richt zich tegen het slot van rov. 3.11, waarin het hof – kort gezegd – oordeelt dat JetSupport niet inzichtelijk heeft gemaakt tot welk resultaat de door haar gestelde (hypothetische) betere onderhandelingspositie zou hebben geleid. Het hof heeft deze overweging ten overvloede gegeven, omdat het daarvoor al de stelling heeft verworpen dat sprake zou zijn geweest van een betere onderhandelingspositie. Nu de tegen dit laatste oordeel opgeworpen klacht van subonderdeel Ic faalt, heeft JetSupport bij behandeling van subonderdeel Id geen belang. Subonderdeel Id faalt derhalve.
3.10
Daarmee faalt ook de aan het slot van het eerste onderdeel opgenomen voortbouwende klacht, zodat onderdeel I vergeefs is voorgesteld.
Onderdeel II
3.11
Met onderdeel II richt JetSupport zich tegen het oordeel in rov. 3.14 dat geen causaal verband kan worden aangenomen tussen het aan Rappange verweten nalaten de mogelijkheid van regres aan de verzekeraars te melden en de gestelde schade. Subonderdeel IIa betoogt daartoe dat, voor zover het hof heeft geoordeeld dat de mogelijkheid van regres de aangezochte verzekeraars niet regardeert, omdat deze mogelijkheid alleen de vorige verzekeraar zou aangaan, dit oordeel onvoldoende is gemotiveerd omdat de mogelijkheid van regres ook iets zegt over de schadehistorie en daarmee het risicoprofiel van JetSupport. Subonderdeel IIb betoogt dat het bestreden oordeel evenmin afdoende is gemotiveerd indien het hof heeft geoordeeld dat de mogelijkheid van regres de aangezochte verzekeraars niet regardeert omdat regres vaak kostbare en tijdrovende procedures vereist. Die procedures, zo vervolgt het subonderdeel, gaan nu juist de vorige verzekeraar aan. Bovendien brengt, aldus nog steeds het subonderdeel, de overweging van het hof dat het belang van regres moet worden genuanceerd, nog niet met zich dat aan het regresrecht ieder belang komt te ontvallen. De subonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.12
Het hof heeft in rov. 3.14 eerst het verwijt behandeld dat Rappange de aangezochte verzekeraars niet (voldoende) zou hebben geïnformeerd over de bereidheid van JetSupport om de schade als gevolg van het schadevoorval van 2009 voor eigen rekening te nemen. Ten aanzien van dat argument heeft het hof geoordeeld dat deze bereidheid de aangezochte verzekeraars niet regardeert, omdat ten aanzien van deze schade NLP nog de verzekeraar was. Het hof heeft vervolgens overwogen dat ‘Het zelfde geldt voor het verstrekken van nadere informatie over de mogelijkheden van regres’ en in aansluiting daarop dat JetSupport onvoldoende is ingegaan op de stelling van Rappange dat regres vaak kostbare en tijdrovende procedures vereist zodat het belang van eventuele regresmogelijkheden genuanceerd moet worden. Uit die tweede overweging volgt dat het hof het aan Rappange gemaakte verwijt ten aanzien van de regresmogelijkheid niet alleen heeft afgedaan op de vaststelling dat een succesvol regres inzake het schadevoorval van 2009 de aangezochte verzekeraars niet (rechtstreeks) regardeert – wat op zichzelf juist is omdat het voordeel van een dergelijk succesvol regres aan NLP zou toekomen – maar ook op de door Rappange in eerste aanleg ingenomen stelling dat de enkele mogelijkheid van regres niet steeds met zich brengt dat de aangezochte verzekeraars een schadevoorval niet (op een voor de aanvrager substantieel gunstiger wijze) in hun risicobeoordeling meenemen.7.Op deze stelling is JetSupport naar het oordeel van het hof onvoldoende ingegaan.
3.13
Met dit oordeel is het hof dus voorbijgegaan aan het betoog van JetSupport dat de mogelijkheid van regres tot een substantieel gunstiger risicoprofiel zou leiden. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde, mede gezien de vaststelling dat JetSupport onvoldoende op de stellingen van Rappange is ingegaan (hiervoor randnummer 3.12, slot), geen nadere motivering. Subonderdeel IIa loopt hier op vast. Aan ’s hofs oordeel kan niet worden tegengeworpen dat de moeilijkheden van regres juist NLP, en niet de aangezochte verzekeraars, aangaan. Op zichzelf is juist dat als de concrete regresvordering niet zou slagen, NLP daarvan het rechtstreekse nadeel lijdt, maar hierop zien de – onvoldoende door JetSupport weersproken – stellingen van Rappange niet. Het gaat Rappange er om dat de aangezochte verzekeraars, mede vanwege de door Rappange aangevoerde en door het hof aangenomen moeilijkheden die aan regres verbonden zijn, niet geneigd zijn een schadevoorval bij hun risico-inventarisatie buiten beschouwing te laten vanwege het feit dat de (aspirant-)verzekerde (mogelijk) een regresvordering heeft. Ook subonderdeel IIb is derhalve tevergeefs voorgesteld.
3.14
Daarmee faalt ook de aan het slot van het tweede onderdeel opgenomen voortbouwende klacht, zodat onderdeel II niet slaagt.
Onderdeel III
3.15
Met onderdeel III komt JetSupport op tegen het oordeel in rov. 3.16 over het door Rappange, naar de stelling van JetSupport, te laat adviseren van een ‘survey’. Ik stel bij de behandeling van het onderdeel voorop dat het hof tot uitgangspunt neemt, zo begrijp ik de bestreden rechtsoverweging, dat JetSupport in januari 2010, toen toch nog een survey was uitgevoerd, alsnog in staat is geweest om op basis van een survey een verzekeringsovereenkomst te sluiten en daarmee, zij het later, in de toestand is gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als de survey direct (november 2009) was uitgevoerd. Om die reden heeft het hof in rov. 3.16 onderzocht of JetSupport schade heeft geleden doordat zij in de tussenliggende periode (november 2009-januari 2010) gehouden was een hogere premie te betalen.
3.16
In het onderdeel ligt de stelling besloten dat JetSupport zich er in feitelijke instanties ten aanzien van het verwijt dat de survey te laat is uitgevoerd, ook op heeft beroepen dat dit tot gevolg heeft gehad dat de ná de survey overeengekomen premies, in het bijzonder de premie van € 280.000,-- op jaarbasis die in januari 2010 is overeengekomen, hoger waren dan zouden zijn overeengekomen wanneer de survey direct na het schadevoorval van 2009 was uitgevoerd. Die stelling mist feitelijke grondslag, nu de passages in de processtukken waarnaar in dit kader wordt verwezen,8.dit betoog niet bevatten.9.Het hof kon derhalve volstaan met het beantwoorden van de vraag of schade is geleden in de periode tussen november 2009 (het moment dat naar de stelling van JetSupport een survey reeds geïndiceerd was) en het moment dat JetSupport op grond van de alsnog uitgevoerde survey een nieuwe verzekeringsovereenkomst kon afsluiten. In het licht van de (beperkte) stellingen in feitelijke instanties van JetSupport in dit kader, ligt in ieder geval in ’s hofs oordeel in rov. 3.16 voldoende besloten dat JetSupport in januari 2010, toen toch nog een survey was uitgevoerd, alsnog in de toestand is gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als de survey direct (november 2009) was uitgevoerd, waarmee de stelling dat JetSupport met een survey in 2009 nog lagere premies had kunnen bedingen, is verworpen.10.
3.17
De subonderdelen van onderdeel III falen dus bij gebrek aan feitelijke grondslag voor zover zij betogen dat het hof heeft miskend dat het ook had moeten onderzoeken of JetSupport, als gevolg van het gestelde tekortschieten van Rappange door niet direct een survey te adviseren, schade heeft geleden in de vorm van een hogere premie nadat alsnog een survey was uitgevoerd. Ik beperk mij daarom bij het bespreken van de subonderdelen tot het oordeel van het hof dat JetSupport, door het gestelde tekortschieten ten aanzien van de survey, geen schade heeft geleden in de periode totdat op grond van de alsnog uitgevoerde survey een nieuwe verzekering is afgesloten (met de jaarpremie van € 280.000,--).
3.18
Subonderdeel IIIa richt zich tegen het oordeel dat in het midden kan blijven of er sprake is van een schending van de zorgplicht door Rappange door niet op de mogelijkheid van een survey te wijzen. Het subonderdeel veronderstelt dat dit oordeel enkel is gestoeld op de vaststelling dat de survey alsnog heeft plaatsgevonden en betoogt dat het hof daarmee heeft miskend dat het er – volgens JetSupport – om gaat dat zij schade heeft geleden doordat de survey niet direct is uitgevoerd en haar daardoor de kans op een beter resultaat (een lagere jaarpremie voor 2010) is ontnomen.
3.19
Het subonderdeel gaat mijns inziens uit van een te beperkte, en daarmee onjuiste, lezing van de bestreden rechtsoverweging. Ik begrijp rov. 3.16 namelijk aldus dat het hof, teneinde te onderzoeken of JetSupport nadeel heeft geleden door de omstandigheid dat de survey niet reeds in november 2009 maar pas in januari 2010 heeft plaatsgevonden, een vergelijking heeft gemaakt tussen de situatie voorafgaand aan de (alsnog uitgevoerde) survey en de situatie nadat de survey had plaatsgevonden en daarbij heeft geconstateerd dat de door JetSupport ná het beschikbaar komen van de survey overeengekomen jaarpremie niet lager was dan de vóór de survey (tijdelijk) overeengekomen premie. Het hof heeft dus niet geoordeeld dat de vraag of Rappange haar zorgplicht heeft geschonden in het midden kan blijven, enkel vanwege het feit dat later alsnog een survey heeft plaatsgevonden, maar omdat JetSupport onvoldoende heeft gesteld dat zij nadeel heeft geleden doordat de survey later heeft plaatsgevonden.11.Subonderdeel IIIa faalt om die reden ook voor zover deze ziet op schade in de periode tot aan de toch nog uitgevoerde survey (januari 2010).
3.20
Subonderdeel IIIb betoogt dat onbegrijpelijk is dat het hof in rov. 3.16 overweegt dat JetSupport had moeten stellen dat als zij eerder over een survey had beschikt, dit had geleid tot een jaarpremie lager dan € 250.000,--. Immers betrof de jaarpremie van € 250.000,-- slechts een tijdelijke verzekering en bedroeg de jaarpremie van de uiteindelijk begin 2010 afgesloten verzekering € 280.000,. De klacht faalt, omdat het hof heeft onderzocht of JetSupport nadeel heeft geleden doordat de survey later werd uitgevoerd dan in november 2009. Daarbij heeft het hof de periode waarin schade had kunnen ontstaan laten eindigen op het moment dat alsnog een survey is uitgevoerd en op grond van die survey een nieuwe premie is uitonderhandeld. De door het hof te beantwoorden vraag was dan ook of JetSupport, in de hypothetische situatie dat in november 2009 al een survey was uitgevoerd, in de periode tot aan de uiteindelijk uitgevoerde survey (januari 201012.) een lagere premie zou hebben betaald dan dat zij in werkelijkheid heeft gedaan (zijnde: € 250.000,-- op jaarbasis). Subonderdeel IIIb faalt.
3.21
Subonderdeel IIIc betoogt dat het hof had moeten nagaan of JetSupport kansschade heeft geleden, althans ambtshalve een inschatting van de schade had moeten maken. Het subonderdeel veronderstelt dat JetSupport vanwege de (te) laat uitgevoerde survey schade heeft geleden in de vorm van hogere premies voor de jaren 2010 tot en met 2012, en faalt dus omdat het hof slechts heeft beoordeeld, en hoefde te beoordelen, of er schade is geleden in de periode tot aan het moment dat de survey alsnog werd uitgevoerd en vervolgens een nieuwe verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen (hiervoor randnummers 3.16-3.17).
3.22
Ook subonderdeel IIId gaat er, ten onrechte, van uit dat het hof diende te beoordelen of JetSupport schade heeft geleden in de vorm van hogere premies voor de jaren 2010 tot en met 2012, en faalt dus om dezelfde reden.
3.23
Subonderdeel IIIe betoogt dat het oordeel, dat JetSupport niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat de verbeterde onderhandelingspositie die zij zou hebben gehad als zij eerder over de survey had beschikt, ertoe had geleid dat zij een lagere jaarpremie dan € 250.000,-- had kunnen verkrijgen, niet begrijpelijk is gemotiveerd in het licht van een viertal door JetSupport ingenomen stellingen. Ik zal de stellingen, in het subonderdeel als a. tot en met d. aangeduid, hierna kort bespreken. Het gaat hier dus om schade als gevolg van een hogere premie in de periode tot aan het moment dat JetSupport op grond van de toch nog uitgevoerde survey alsnog een nieuwe verzekering heeft kunnen sluiten (hiervoor randnummers 3.16 en 3.17).
3.24
De onder a. genoemde stelling houdt in dat als na het schadevoorval van 2009 een survey was uitgevoerd, JetSupport de deugdelijkheid van haar kwaliteitsmanagementsysteem had kunnen tonen om zo het wantrouwen bij kandidaat-verzekeraars weg te nemen. Deze stelling staat echter niet in de weg aan het oordeel van het hof dat JetSupport in de periode tot aan de alsnog uitgevoerde survey geen schade heeft geleden. De onder b. genoemde stelling houdt in dat JetSupport in oktober 2010 een nieuwe verzekeringsovereenkomst met een lagere premie (ruim € 80.000,-- lager) heeft kunnen afsluiten, terwijl de omstandigheden niet waren gewijzigd. Uit deze stelling volgt niet dat als JetSupport eind 2009 over een survey had beschikt, zij ook in staat zou zijn geweest een dergelijk lage premie te bedingen. Met stelling c. heeft JetSupport betoogd dat zij er nadeel van heeft ondervonden dat de premie op enig moment € 280.000,-- op jaarbasis is geweest, omdat verzekeraars terughoudend zouden zijn om een eenmaal gerekende premie weer te laten zakken. Ook deze stelling draagt niet bij aan het betoog dat als eind 2009 een survey beschikbaar zou zijn geweest, een premie lager dan € 280.000,-- had kunnen worden bedongen, want ziet slechts op de gevolgen van de overeengekomen premie van € 280.000,--. Stelling d. ten slotte, houdt in dat de premie na verloop van tijd is teruggekeerd op het oude premieniveau. Ook uit deze stelling kan niet worden afgeleid waarom verzekeraars eind 2009 wel, maar in januari 2010 niet bereid zouden zijn om aan de hand van een uitgevoerde survey het risico van JetSupport tegen een lagere premie dan € 280.000,-- te verzekeren. De klachten van subonderdeel IIIe zijn dus eveneens vergeefs voorgesteld.
3.25
Daarmee faalt onderdeel III.
Onderdeel IV
3.26
Met onderdeel IV betoogt JetSupport dat het hof ten onrechte een aantal, in het onderdeel onder a. tot en met l. opgesomde, omstandigheden niet kenbaar heeft betrokken in de beoordeling van de gestelde tekortkoming van Rappange in de nakoming van haar opdracht, althans heeft miskend dat het aan de hand van alle omstandigheden van het geval had moeten beoordelen of Rappange tegenover JetSupport de zorg heeft betracht die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht.
3.27
De klacht miskent dat het hof ten aanzien van alle door JetSupport aan Rappange gemaakte verwijten (hiervoor randnummer 3.1) heeft geoordeeld dat JetSupport onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door deze gestelde gedragingen schade heeft geleden, zodat het hof niet (verder) behoefde in te gaan op de vraag of Rappange in de nakoming van haar opdracht is tekortgeschoten. Onderdeel IV mist doel.
3.28
Nu alle onderdelen doel missen, dient het cassatieberoep te worden verworpen.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑01‑2020
De omschrijving van de vorderingen (randnummer 2.2 van deze conclusie) is gebaseerd op rov. 3.1, van het bestreden arrest.
Rb. Amsterdam 21 september 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:5982.
De omvang en reikwijdte van de zorgplicht van een assurantietussenpersoon vormt als zodanig geen punt van debat in cassatie. Ik verwijs voor een bespreking hiervan naar mijn conclusie (ECLI:NL:PHR:2018:1409) voor HR 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2385, RvdW 2019/97 (art. 81 RO), randnummers 3.1 e.v. Zie verder onder meer Asser Bijzondere overeenkomsten/T.F.E. Tjong Tjin Tai, Deel 7-IV. Opdracht, incl. de geneeskundige behandelingsovereenkomst en de reisovereenkomst, Deventer: Wolters Kluwer 2018, nrs. 93-102, C.J. de Jong, ‘Aansprakelijkheid van een verzekeringstussenpersoon als gevolg van een zorgplichtschending’, NTHR 2019, p. 112-122, F. van der Woude, E.M. van Orsouw en J.S. Overes, ‘Kroniek zorgplicht assurantietussenpersoon’, AV&S 2017, p. 32-38 e.v., M. Pluymen, ‘De zorgplicht van de assurantietussenpersoon bij dekkingsclausules’, TAV 2017/76, p. 32-43, K. Engel en J. Roos, De zorgplicht van de assurantietussenpersoon, Zutphen: Uitgeverij Paris 2015, R. van den Berg, ‘De zorgplicht van de assurantietussenpersoon’, VR 2011, p. 133-138 e.v., C.J. de Jong, Zorgplicht bij assurantiebemiddeling, diss., Deventer: Kluwer 2008, p. 29-40 en W.J. Hengeveld en B.M. Jonk-van Wijk, ‘De zorgplicht van de assurantietussenpersoon’, in P.J.M. Drion e.a. (red.), Tussen persoon en recht (Kamphuisen-bundel), Deventer: Kluwer 2004, p. 107 e.v.
Het subonderdeel verwijst naar de memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel, randnummer 6.60.
Zie voor de problematiek van gebeurtenissen tussen het moment van de offerte en het moment van het daadwerkelijk tot stand komen van een verzekeringsovereenkomst (de ‘tussenperiode’) K. Engel, De precontractuele mededelingsplicht van de verzekeringnemer in rechtsvergelijkend perspectief, diss., Zutphen: Uitgeverij Paris 2016, p. 60 e.v.
Zie bijvoorbeeld de conclusie van antwoord van Rappange, randnummers 5.37 e.v.
Zie procesinleiding, voetnoten 61, 67, 68, 73 en 76.
Ter illustratie: in haar dagvaarding in eerste aanleg bespreekt JetSupport de survey slechts in het kader van het verweer van Rappange (dagvaarding, randnummer 4.10). Bij pleidooi in eerste aanleg omarmt JetSupport de stelling van Rappange ‘dat Rappange zelf stelt dat de survey zo belangrijk is geweest voor het sluiten van een polis in 2010’ (pleitnota, randnummer 31.). In randnummer 6.68 van haar memorie van antwoord in het principaal appel tevens houdende memorie van grieven in het incidenteel appel stelt JetSupport (slechts) dat het pas na de survey is gelukt om het risico vanaf 23 januari 2010 op de Engelse verzekeringsmarkt onder te brengen tegen een jaarpremie van € 280.000,. Weliswaar wordt vervolgens opgemerkt dat later in 2010 een nieuwe polis met een nog lagere premie is bedongen, maar gesteld noch onderbouwd wordt dat deze premie ook in 2009 had kunnen worden gerealiseerd wanneer destijds meteen na het schadevoorval van 2009, een survey was gehouden. In randnummer 6.80 van haar memorie van antwoord betwist JetSupport zelfs dat de eind 2010 bewerkstelligde (lagere) premie het gevolg is van (onder meer) de survey. En in randnummer 6.82 van haar memorie van antwoord stelt JetSupport dat Rappange in december 2009 had moeten adviseren een survey uit te voeren en stelt zij dat “Door dit mogelijk risico niet met JetSupport te delen heeft [Rappange] de kans voor JetSupport ontnomen hier direct actie op te ondernemen in plaats van in januari 2010 toen [de, toevoeging A-G] verzekering al geëxpireerd was;”.
Ik wijs er hierbij volledigheidshalve op dat na het schadevoorval van 2009 alleen Global bereid was een verzekering aan te bieden tegen een jaarpremie van € 625.000,-- (hiervoor randnummer 1.11). Na de survey kon JetSupport een verzekering krijgen tegen een jaarpremie van € 280.000,--. De survey heeft dus (alsnog) tot een betere uitgangspositie voor JetSupport geleid, zodat het op de weg van JetSupport had gelegen om te stellen en nader te onderbouwen waarom een eerdere survey tot een nog betere uitgangspositie had geleid.
Het hof neemt tot uitgangspunt dat JetSupport met het alsnog uitvoeren van de survey alsnog in de situatie is gebracht waarin zij zou verkeren wanneer de survey eerder zou zijn uitgevoerd, zij het later (vandaar dat het alleen beoordeelt of er ‘vertragingsschade’ is). De premie ná de survey (feitelijke situatie) staat wat het hof betreft gelijk aan de premie die van meet af aan betaald zou zijn als de survey meteen was uitgevoerd (hypothetische situatie).
Naar de stelling van JetSupport had de survey al in november/december 2009 uitgevoerd moeten worden. Waar het gaat om een hogere premie als schade, gaat de schadeperiode echter mijns inziens pas in januari 2010 lopen, omdat JetSupport tot dat moment de premie onder de NLP-verzekering verschuldigd was. De hoogte hiervan was al (ruim) voor november 2009 overeengekomen zodat deze premie niet beïnvloed kon zijn door het uitblijven van de survey.