Rb. Overijssel, 10-03-2020, nr. C/08/243655 / FA RK 20-264
ECLI:NL:RBOVE:2020:1275
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
10-03-2020
- Zaaknummer
C/08/243655 / FA RK 20-264
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:1275, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 10‑03‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2020-0248
Uitspraak 10‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Toewijzing schadevergoeding ex art. 10:12 Wvggz
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Zwolle
Zaak-/rekestnr.: C/08/243655 / FA RK 20-264
Schadevergoeding ex art. 10:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Beschikking van de meervoudige kamer van 10 maart 2020 op het ingediende verzoekschrift van
[verzoekster] ,
[geboren] 1994,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. D. Warnink te Kampen,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding van
de gemeente Zwolle, hierna tevens te noemen: de gemeente Zwolle.
1. Procesverloop
1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- -
het verzoek met bijlagen, ingekomen ter griffie op 6 februari 2020;
- -
de spreekaantekeningen van de advocaat.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020 door de meervoudige kamer in het gebouw van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle.
1.3
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van verzoekster.
1.4
De gemeente is – hoewel correct opgeroepen – niet verschenen.
2. Feiten
2.1.
Op 1 februari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Zwolle ten aanzien van verzoekster een crisismaatregel in de zin van artikel 7:1 Wvggz genomen.
2.2.
Uit de beschikking van de burgemeester blijkt dat verzoekster bedenkingen heeft geuit tegen bijstand van een advocaat.
2.3.
De burgemeester heeft daarop geen advocaat toegevoegd aan verzoekster.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2020 is het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, omdat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel niet meer aanwezig was.
3. Verzoek en verweer
3.1.
Verzoekster stelt dat de burgemeester ten onrechte geen rechtsbijstand heeft geregeld en verzoekt de rechtbank haar daarom een schadevergoeding toe te kennen. Verzoekster stelt dat hoewel in de beschikking van de burgemeester staat dat zij bedenkingen tegen bijstand van een advocaat naar voren heeft gebracht, sprake was van een crisissituatie en dat om die reden aanleiding bestond om te veronderstellen dat sprake was van wilsonbekwaamheid of zij werkelijk de wens had om niet bijgestaan te worden door een advocaat. De burgemeester mag in een situatie als deze er niet, althans niet zonder meer, vanuit gaan dat een betrokkene bedenkingen heeft, ook niet indien bedenkingen naar voren worden gebracht. Het gaat immers om een crisissituatie. Verzoekster heeft zich alleen en in de steek gelaten gevoeld. Zij had het idee dat iedereen iets over haar te zeggen had, behalve zijzelf. Er was niemand die haar uitlegde wat er ging gebeuren, wat haar rechten waren en hoe de procedure verder zou verlopen. Dit heeft haar angst en stress bezorgd tijdens de opname, terwijl de opname voor rust had moeten zorgen.
Verzoekster is van mening dat in alle gevallen een advocaat dient te worden ingeschakeld en vervolgens is het aan de advocaat om te beoordelen of al dan niet sprake is van gerechtvaardigde bedenkingen. Verzoekster stelt dat artikel 7:2 lid 3 Wvggz niet in acht is genomen en vordert daarom
€ 150,- voor iedere dag dat zij gedwongen opgenomen is geweest, te weten zes dagen à € 150,- =
€ 900,-.
3.2.
De gemeente heeft geen verweer gevoerd.
4. Beoordeling
4.1.
Ingevolge artikel 7:2, derde lid, van de Wvggz draagt de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorg dat betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4.2.
Indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel, kan betrokkene op grond van artikel 10:12, eerste lid, van de Wvggz schriftelijk en gemotiveerd verzoeken bij de rechter om toekenning van een schadevergoeding.
4.3.
Het recht op rechtsbijstand is een fundamenteel rechtsbeginsel. Een betrokkene mag afstand doen van zijn recht op rechtsbijstand, maar afstand van dit recht mag niet te snel worden aangenomen. De rechtbank verwijst hiervoor naar een uitspraak van de Hoge Raad van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:146, rov. 3.5, met verwijzing naar EHRM 24 april 2012, nr. 1413/05 (Damir Sibgattulin/Rusland):
“Het doen van afstand van rechten die een Bopz-patiënt toekomen, is als zodanig niet onverenigbaar met art. 5 EVRM. In zaken als de onderhavige, waarbij het gaat om de onvrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis van veelal kwetsbare personen met een stoornis van de geestvermogens, mag afstand van zodanige rechten evenwel niet te snel worden aangenomen. Die afstand mag alleen dan worden aangenomen als de betrokkene zijn wil daartoe in vrijheid heeft kunnen bepalen, die wil ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, mede gelet op een mogelijke stoornis, en het doen van afstand in verhouding staat tot het belang van het recht dat daarmee wordt prijsgegeven.”
4.4.
Deze uitspraak ziet op de Wet Bopz, maar voormeld uitgangspunt geldt onverkort voor de Wvggz.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die de Hoge Raad stelt aan het doen van afstand van rechtsbijstand door een betrokkene. Weliswaar is bij de crisismaatregel aangenomen dat verzoekster bedenkingen tegen rechtsbijstand had, maar dit betekent niet dat de burgemeester zonder meer kon aannemen dat betrokkene in staat was de gevolgen van haar bedenkingen te overzien en dat zij voor haar eigen belangen kon opkomen, gelet op haar psychische stoornis ten tijde van de crisismaatregel.
4.6.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester in strijd met voornoemde wettelijke bepaling geen zorg heeft gedragen dat betrokkene tijdig werd bijgestaan door een advocaat. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster om die reden recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank zal de gemeente veroordelen tot vergoeding van de schade die de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op een totaalbedrag van € 250,-.
4.7.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat, anders dan voorheen in het kader van de wet Bopz, de optie of een betrokkene bedenkingen heeft tegen bijstand van een advocaat uitdrukkelijk naar voren komt als standaard formuliervraag in het systeem Khonraad. Het klakkeloos bevestigend invullen van deze ongelukkige vraagstelling in het thans gebruikte formulier kan onverhoopt en spoedig aanleiding geven tot misverstanden en staat haaks op de rechtspraak van de Hoge Raad.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de gemeente Zwolle tot betaling van een bedrag van € 250,- (TWEEHONDERDVIJFTIG EURO) aan verzoekster;
5.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Rijksen, voorzitter, mr. H.J.H. van Meegen en mr. K. vanLeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Albers als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 Rv.
[zie HR: HR 14-10-2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7590]