In de weergegeven bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar paginanummers van het proces-verbaal van FIOD-ECD (verder genoemd Eindpv.), dossier 43724 d.d. 26 augustus 2010 op ambtsbelofte c.q. ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , opsporingsambtenaren Belastingdienst/FIOD, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal, ambtshandelingen, documenten en andere geschriften, doorgenummerd pagina’s 0 tot en met 3511.
Hof 's-Hertogenbosch, 21-11-2016, nr. 20-004731-10
ECLI:NL:GHSHE:2016:5155, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-11-2016
- Zaaknummer
20-004731-10
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:5155, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑11‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig, Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:776, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2016/3430
INS-Updates.nl 2017-0030
Uitspraak 21‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor faillissementsfraude Het hof acht bewezen dat verdachte zich herhaaldelijk heeft schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. De schade voor de schuldeisers is berekend op bijna één miljoen euro. In de periode 2006-2010 handelde verdachte onder de vlag van een groot aantal BV’s, die constant ernstige liquiditeitsproblemen hadden. Verdachte maakte er een gewoonte van om bijna failliete BV’s te laten doorstarten in nieuw opgerichte vennootschappen met geld dat hij onttrok aan de oude vennootschappen. Ook parkeerde verdachte geld uit bijna failliete vennootschappen op een privé-rekening van een familielid om dit geld buiten het zicht van de schuldeisers te houden. Met name de Belastingdienst had daarop het nakijken. Om deze faillissementsfraude te verbloemen, heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het voeren van een ondeugdelijke boekhouding. Dit heeft de werkzaamheden voor de curatoren in de diverse faillissementen ernstig bemoeilijkt. Verdachte heeft ter zitting geen blijk gegeven de verwijtbaarheid van zijn handelen in te zien. Door de verdediging is nog betoogd dat verdachte door psychische problemen sterk verminderd toerekeningsvatbaar was voor zijn handelwijze, maar het hof denkt daar anders over. Omdat voor een aantal feiten is vrijgesproken en in verband met de lange duur van het strafproces, komt het hof tot een iets lagere straf dan de rechtbank had opgelegd: 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar (tegen 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk door de rechtbank).
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004731-10
Uitspraak : 21 november 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank ’s-Hertogenbosch (thans rechtbank Oost-Brabant) van 22 december 2010 in de strafzaak met parketnummer 01-887502-10 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, bij gelegenheid waarvan de tenlastelegging is gewijzigd, alsmede van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van:
- feit 2 primair C; feit 2 primair D; feit 2 primair E, ten derde; feit 2 primair F, ten tweede van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging;
zal veroordelen ten aanzien van:
- feit 1 primair A; feit 1 primair B; feit 1 primair C, ten eerste; feit 1 primair D ten derde en ten vierde; feit 1 primair E, ten eerste, ten tweede en ten derde;
- feit 2 primair A; feit 2 primair B, ten eerste, ten derde en ten vierde, feit 2 primair F, ten eerste en ten derde; feit 2 primair H, ten eerste en ten tweede; feit 2 primair G, ten derde, ten vierde, ten vijfde en ten zesde,
telkens van de in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van de volgende feiten uit de tenlastelegging waarop in eerste aanleg is beslist:
- feit 1 primair onderdelen g, h en i en
subsidiair in zoverre onder D is ten laste gelegd;
- feit 2 primair onder a, sub 2, 4 en 5;
- feit 2 primair onder b, sub 1, 2, 10 en 11
en in zoverre onder 2 subsidiair ten laste is gelegd en
- feit 3, onderdelen a, b en h.
De feiten onder 1 en 2 zijn na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep thans ten laste gelegd als:
- feit 1 primair D.1 en 2 (in eerste aanleg: feit 1 primair, g en h);
- feit 1 subsidiair g, h en i (in eerste aanleg: feit 1 primair, g, h en i);
- feit 2 primair B.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 2 en feit 2 primair onder b, sub 1);
- feit 2 primair C.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 2);
- feit 2 primair D.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 4);
- feit 2 primair E.2, 4 en 5 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 5 en feit 2 primair onder b, sub 10 en 11);
- feit 2 subsidiair, onder a.2, 4 en 5 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 2, 4 en 5)
- feit 2 subsidiair, onder b.1 en 2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 1 en 2);
- feit 2 subsidiair, onder b.10 en 11 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 10 en 11).
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit tegen voornoemde vrijspraken is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en na verbeterde lezing door het hof -, voor zover thans nog onderworpen aan het oordeel van het hof, ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:
A.
de besloten vennootschap [BV I] , (vóór naamswijziging op 3 juli 2006, [BV I (ex)] geheten), welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 7 februari 2007 te Almelo en/of te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap,
- lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
- enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
- enig goed om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het faillissement van [BV I] en/of op een tijdstip waarop [BV I (ex)] en/of [BV I] en/of haar/hun mededader(s) (en/of hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)) wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één of meer van haar/hun ( [BV I (ex)] en/of [BV I] ) schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, door
1. op of omstreeks 30 januari 2006, een geldbedrag groot 100.000 Euro, althans een geldbedrag, vanaf de bankrekening van [BV I (ex)] en/of [BV I] , met als omschrijving " [BV II (ex)] funding", over te boeken en/of te laten overboeken naar de bankrekening van [BV II (ex)] , en (aldus) hetzij lasten heeft verdicht, hetzij dat geldbedrag aan de boedel van [BV I] heeft onttrokken (AH-043 en D-205) en/of
2. in de periode van 3 januari 2006 tot en met 10 februari 2006, vanaf de bankrekening van [BV I (ex)] / [BV I] , een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag groot 29.700 Euro) over te boeken naar de bankrekening van [BV III] , terwijl een (voldoende) onderbouwde bedrijfseconomische verantwoording van en/of een rechtsgrond voor deze overboeking in de bedrijfsadministratie van [BV I (ex)] / [BV I] ontbrak en/of (aldus) hetzij lasten heeft verdicht, hetzij dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV I] heeft onttrokken (AH-043 en D-206),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
B.
de besloten vennootschap [BV II] , (vóór naamswijziging op 29 januari 2007, [BV II (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 9 mei 2007 te
‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap,
- lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
- enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
- enig goed om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het faillissement van [BV II] en/of op een tijdstip waarop [BV II (ex)] en/of [BV II] en/of haar/hun mededader(s) (en/of hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)) wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één of meer van haar/hun ( [BV II (ex)] en/of [BV II] ) schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, door
1. op of omstreeks 16 februari 2006, althans in de maand februari 2006 vanaf de bankrekening van [BV II (ex)] / [BV II] , een geldbedrag, groot 33.000 Euro over te boeken naar de bankrekening van [BV IV (ex)] , terwijl een (voldoende) onderbouwde bedrijfseconomische verantwoording van en/of rechtsgrond voor deze overboeking in de bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] en/of [BV II] ontbrak en/of (aldus) hetzij lasten heeft verdicht, hetzij dat geldbedrag aan de boedel van [BV II] heeft onttrokken (AH-043 en doc. D-209) en/of
2. in de maand juli 2006, een "overeenkomst verkoop activa [BV II (ex)] ", gedateerd 28 juli 2006, te sluiten met [bedrijf x] te Arnhem, in verband met verkoop van de activa en/of goodwill voor een overeengekomen bedrag van 300.000 Euro, en daarbij overeengekomen - zakelijk weergegeven - dat de (betaal)termijnen door koper [bedrijf x] niet zouden worden betaald/voldaan op de bankrekening van [BV II (ex)] / [BV II] , maar zouden worden betaald/voldaan op de bankrekening(en) van [BV V] en/of [BV VI] , (AH 002, D-019 en D-021), en/of (aldus) lasten heeft verdicht, hetzij de (toekomstige) baten van deze verkooptransactie in de periode 1 juli 2006 tot en met
9 mei 2007 niet in de administratie van [BV II (ex)] en/of [BV II] heeft verantwoord, hetzij door deze handelswijze activa aan de boedel van [BV II] heeft onttrokken (zaak 1 [BV II] , zaak 2 [BV VI] en zaak 3 [BV V] ) en/of
3. op of omstreeks 15 oktober 2006, althans in de maand oktober 2006, in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] / [BV II] over het jaar 2006, een kostenpost op te nemen/te verwerken, (waarbij in strijd met de werkelijkheid wordt gesuggereerd dat sprake zou zijn van een kostenfactuur groot 185.000,-- Euro, afkomstig van [BV V] ), met als omschrijving "management & kosten verkoop", (D-023), althans in de (elektronische) administratie van [BV II (ex)] / [BV II] op de crediteuren(sub)rekening 90054 [BV V] jaar 2006, op mutatiedatum
15-10-2006, met als mutatieomschrijving "management & kosten verkoop" en in de kolom credit 185.000 (Euro) te boeken en/of (aldus) in de administratie van [BV II (ex)] en/of [BV II] lasten heeft verdicht (zaak 1 [BV II] en 3 [BV V] ),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
C.
de besloten vennootschap [BV IV] , (voor naamswijziging op 26 april 2007, [BV IV (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met
27 juni 2007 te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap,
- lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
- enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
- enig goed om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het faillissement van [BV IV] en/of op een tijdstip waarop [BV IV (ex)] en/of [BV IV] en/of haar/hun mededader(s) (en/of hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)) wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één of meer van haar/hun ( [BV IV (ex)] en/of [BV IV] ) schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, door
1. in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 1 juni 2007, werknemers van [BV IV (ex)] en/of [BV IV] , bij derden werkzaamheden te laten verrichten, terwijl (een groot deel van) de facturering aan die derden in voornoemde periode, (tot een totaalbedrag groot circa 304.250 Euro), niet gebeurde op facturen te naam gesteld van [BV IV (ex)] en/of [BV IV] , maar op facturen te naam gesteld van [BV VII] , waardoor de voor [BV IV (ex)] en/of [BV IV] bestemde inkomsten/omzet/baten werden afgeleid naar [BV VII] en/of werden betaald op een bankrekening van [BV VII] , en/of (aldus) hetzij de aan [BV IV (ex)] en/of [BV IV] toekomende baten niet in de bedrijfsadministratie van [BV IV (ex)] en/of [BV IV] heeft verantwoord, hetzij die vorderingen op die derden aan de boedel van [BV IV (ex)] / [BV IV] heeft onttrokken (zaak 5, D-260/1 t/m D-260/176),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
D.
de besloten vennootschap [BV VII] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 maart 2007 tot en met 30 juni 2009 te ‘s-Hertogenbosch en/of in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap,
- lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
- enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
- enig goed om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het faillissement van [BV VII] en/of op een tijdstip waarop [BV VII] en/of haar mededader(s) (en/of hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)) wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één of meer van haar ( [BV VII] ) schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, door
3. in of omstreeks de maand maart 2009, de inventaris/roerende goederen in het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch, volgens een (valse) koop/leenovereenkomst tussen [BV VII] en [familielid] , gedateerd 19 maart 2009, voor een bedrag groot 58.000 euro, te verkopen aan [familielid] , waardoor in de maand maart 2009 hetzij die baten uit die verkoop niet in de bedrijfsadministratie van [BV VII] werden verantwoord, hetzij die inventaris aan de boedel van [BV VII] werd onttrokken (zaak 6 V1-08 en D-069 en D-070 en D-188) en/of
4. in de maand maart 2009 en/of april 2009 werkzaamheden die zijn verricht voor derden (door werknemers in dienst van) [BV VII] en/of (als omzet) is/zijn verantwoord in het verkoopboek 2009 van [BV VII] (D-256) niet laten factureren door [BV VII] , maar te laten factureren op facturen van [BV VIII] , gedateerd 15 april 2009, (D-263-1,2,3 en 6), waardoor de voor [BV VII] bestemde inkomsten/omzet/gelden (D-255) werd(en) afgeleid naar de bankrekening ten name van [BV VIII] waardoor hetzij die inkomsten/omzet/gelden en/of uit hoofde van de vorderingen op derden niet als baten werden verantwoord in de bedrijfsadministratie van [BV VII] , hetzij die inkomsten/omzet/gelden en/of vorderingen aan de boedel van [BV VII] werden onttrokken (zaak 6 [BV VII] en zaak 7 [BV VIII] ),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
E.
de rechtspersoon [BV IX] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 29 september 2009 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 25 maart 2009 tot en met 29 september 2009, te ‘s-Hertogenbosch en/of in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap,
- lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of
- enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
- enig goed om niet en/of klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het faillissement van [BV IX] en/of op een tijdstip waarop [BV IX] en/of haar mededader(s) (en/of hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)) wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één of meer van haar schuldeisers op enige wijze heeft bevoordeeld, door
1. in of omstreeks de maand april 2009 een (valse) akte van cessie (koop en verkoop van een vordering) tussen [familielid] en [BV IX] , gedateerd
31 maart 2009, ter waarde van 98.000 euro in de bedrijfsadministratie van [BV IX] op te nemen en/of te verwerken, waardoor [familielid] (schuldeiser van verdachte in privé), schuldeiser werd van [BV IX] en/of waardoor in de administratie van [BV IX] , voor een bedrag groot 98.000 euro, althans 58.000 euro, in elk geval 40.000 euro, aan lasten werden verdicht (zaak 6, pv blz. 104, D-204 en zaak 8) en/of
2. op of omstreeks 6 april 2009, althans in de maand april 2009 en/of op 13 mei 2009, althans in de maand mei 2009, (een) geldbedrag(en) (respectievelijk) 50.000 euro en/of 15.000 euro over te boeken vanaf de bankrekening van [BV IX] naar de (ING) (privé)bankrekening ten name van [familielid] , waardoor dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV IX] werd(en) onttrokken, en/of waardoor op een tijdstip waarop [BV IX] en/of hij, verdachte, wist(en) dat het faillissement van [BV IX] niet kon worden voorkomen, een van de (vermeende) schuldeisers van [BV IX] , te weten [familielid] (op enigerlei wijze) werd bevoordeeld (zaak 8, AH-43 en D 355) en/of
3. op of omstreeks 31 maart 2009 en/of op of omstreeks 12 mei 2009, althans in de periode 25 maart 2009 tot en met 31 mei 2009, (respectievelijk) 31.900 euro onder de vermelding "terugbetaling lening" en/of 10.000 euro, onder de vermelding "aflossing" over te boeken vanaf de bankrekening ten name van [BV IX] naar de ING (privé)bankrekening ten name van [familielid] , (schuldeiser van verdachte in privé), waardoor dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV IX] werd(en) onttrokken en/of waardoor op een tijdstip waarop [BV IX] en/of hij, verdachte, wist(en) dat het faillissement van [BV IX] niet kon worden voorkomen, een van de (vermeende) schuldeisers van [BV IX] , te weten [familielid] (op enigerlei wijze) werd bevoordeeld (zaak 8, AH-43 en D 355)
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 1 subsidiair:
hij als (feitelijk) bestuurder van een of meer van de na te noemen vennootschappen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 maart 2010, in de gemeente(n) ‘s-Hertogenbosch en/of Almelo, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, terwijl:
1. [BV II (ex)] ( [BV II] ), bij vonnis van de arrondissementsrechtbank
‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
2. [BV IV (ex)] ( [BV IV] ), bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
3. [BV V] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch van 2 januari 2008 in staat van faillissement is verklaard, en/of
4. [BV VI] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 januari 2008 in staat van faillissement is verklaard en/of
5. [BV I] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
6. [BV VII] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, en/of
7. [BV VIII] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 11 augustus 2009 in staat van faillissement is verklaard en/of
8. [BV IX] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 29 september 2009 in staat van faillissement is verklaard, en/of
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van een of meer schuldeiser(s) van die rechtspersonen
- lasten heeft verdicht of verdicht, hetzij baten niet heeft verantwoord of verantwoordt, hetzij enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of onttrekt en/of
- enig goed hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of
- ter gelegenheid van het een of meer van voornoemde faillissementen of op een tijdstip waarop hij wist dat het faillissement van voornoemde rechtsperso(o)n(en) niet kon worden voorkomen, een of meer van de schuldeisers van een of meer van voornoemde rechtspersonen op enige wijze heeft bevoordeeld of bevoordeelt,
a.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV I] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV II (ex)] op of omstreeks 30 januari 2006, een geldbedrag, groot 100.000 Euro, vanaf de bankrekening van [BV I] , met als omschrijving " [BV II (ex)] funding" overgeboekt naar de bankrekening van [BV II (ex)] , en (aldus) hetzij lasten (heeft) verdicht, hetzij dat geldbedrag aan de boedel van [BV I] (heeft) onttrokken (AH-043 en D-205) en/of
b.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV I] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV III] ,in de periode 3 januari 2006 tot en met 10 februari 2006, vanaf de bankrekening van [BV I] een of meer geldbedragen, (totaal) 29.700 Euro, overgeboekt naar bankrekening van [BV III] , terwijl een (voldoende) onderbouwde bedrijfseconomische verantwoording van en/of rechtsgrond voor deze overboeking in de bedrijfsadministratie van [BV I] ontbrak en/of (aldus) hetzij lasten (heeft) verdicht, hetzij dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV I] (heeft) onttrokken (AH-043 en
D-206) en/of
c.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV II (ex)] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV IV (ex)] , op of omstreeks 16 februari 2006, vanaf de bankrekening van [BV II (ex)] , een geldbedrag, groot 33.000 Euro overgeboekt naar de bankrekening van [BV IV (ex)] , terwijl een (voldoende) onderbouwde bedrijfseconomische verantwoording van en/of rechtsgrond voor deze overboeking in de bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] ontbrak en/of (aldus) hetzij lasten (heeft) verdicht, hetzij dat geldbedrag aan de boedel van [BV II (ex)] (heeft) onttrokken (AH-043 en doc. D-209) en/of
d.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV II (ex)] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV V] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV VI] , in de maand juli 2006, een overeenkomst "verkoop aktiva [BV II (ex)] ", gedateerd 28 juli 2006, gesloten met [bedrijf x] te Arnhem, in verband met verkoop van de activa en/of goodwill van [BV II (ex)] voor een overeengekomen bedrag van 300.000 Euro, en daarbij overeengekomen - zakelijk weergegeven - dat de (betaal)termijnen door koper [bedrijf x] niet zouden worden betaald/voldaan op de bankrekening van [BV II (ex)] , maar zouden worden betaald/voldaan op de bankrekening(en) van [BV V] en/of [BV VI] , (AH 002, D-019 en D-021), en/of (aldus) lasten (heeft) verdicht, hetzij de (toekomstige) baten van deze verkooptransactie niet in de administratie van [BV II (ex)] in de periode 1 juli 2006 tot en met 9 mei 2007 (heeft) verantwoord, hetzij door deze handelswijze activa aan de boedel van [BV II (ex)] (heeft) onttrokken (zaak 1 [BV II] , zaak 2 [BV VI] en zaak 3 [BV V] ) en/of
e.
-immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV II (ex)] , ( [BV II] ) en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV V] , op of omstreeks 15 oktober 2006, althans in de maand oktober 2006, in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] , een kostenpost opgenomen/verwerkt, (waarbij in strijd met de werkelijkheid wordt gesuggereerd dat sprake zou zijn van een kostenfactuur groot 185.000,-- Euro, afkomstig van [BV V] ), met als omschrijving "management & kosten verkoop", (D-023), althans in de (elektronische) administratie van [BV II (ex)] op de crediteuren(sub)rekening 90054 [BV V] jaar 2006, op mutatiedatum 15-10-2006, met als mutatieomschrijving "management & kosten verkoop" en in de kolom credit 185.000 (Euro) geboekt en/of (aldus) in de administratie van [BV II (ex)] lasten (heeft) verdicht (zaak 1 [BV II] en 3 [BV V] ) en/of
f.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV IV (ex)] en/of [BV VII] in de periode van 1 maart 2007 tot en met 1 juni 2007, werknemers van [BV IV (ex)] , ( [BV IV] ) bij derden werkzaamheden laten verrichten, terwijl de facturering aan die derden in voornoemde periode, tot een totaalbedrag groot circa 304.250 Euro, niet gebeurde op facturen te naam gesteld van [BV IV (ex)] , maar op facturen van [BV VII] , waardoor de aan [BV IV (ex)] bestemde inkomsten/omzet werden afgeleid naar [BV VII] en/of werden betaald op een bankrekening van [BV VII] , waardoor hetzij de aan [BV IV (ex)] toekomende baten niet in de administratie van [BV IV (ex)] werden verantwoord, hetzij die vorderingen aan de boedel werden onttrokken (zaak 5, D-260/1 t/m D-260/176) en/of
j.
- immers heeft hij, verdachte als (feitelijk) bestuurder van [BV VII] en (feitelijk) bestuurder van [BV IX] in of omstreeks de maand maart 2009 en/of april 2009, een akte van cessie (koop en verkoop van een vordering), tussen [BV VII] en [BV IX] , gedateerd 31 maart 2009, opgemaakt en/of laten opmaken ter waarde van 98.000 Euro en/of in de administratie van [BV IX] verwerkt en/of laten verwerken, waardoor [familielid] een vordering, groot 98.000 Euro op [BV IX] kreeg, waardoor in de administratie van [BV IX] voor een bedrag groot 98.000 euro, althans 40.000 euro aan lasten werden verdicht (zaak 6 [BV VII] D-188 en zaak 8 EAC BV en D-204) en/of
k.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV VII] in de maand maart 2009, de inventaris/roerende goederen uit het pand [adres 1] te
‘s-Hertogenbosch, volgens een valse koopovereenkomst tussen [BV VII] en [familielid] , gedateerd 19 maart 2009, voor een bedrag groot 58.000 euro, verkocht aan [familielid] , waardoor hetzij lasten werden verdicht in de bedrijfsadministratie van [BV VII] , hetzij die inventaris aan de boedel van [BV VII] werd onttrokken (zaak 6 V1-08 en D-069, D-070 en D-188) en/of
l.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV VII] en/of als (feitelijk) bestuurder van [BV VIII] , in de maand maart 2009 en/of april 2009 werkzaamheden die zijn verricht (door werknemers in dienst van) [BV VII] en/of (als omzet) is/zijn verantwoord in het verkoopboek 2009 van [BV VII] (D-256) niet laten factureren door [BV VII] , maar op facturen van [BV VIII] , gedateerd 15 april 2009, (D-263-1,2,3 en 6), waardoor de voor [BV VII] bestemde inkomsten/omzet/gelden, (D-255) werd(en) afgeleid naar de bankrekening ten name van [BV VIII] en/of als omzet werd geboekt bij [BV VIII] , waardoor hetzij die inkomsten/omzet/gelden niet als baten werd(en) verantwoord in de administratie van [BV VII] , hetzij die inkomsten/omzet/gelden aan de boedel van [BV VII] werd(en) onttrokken (zaak 6 [BV VII] en zaak 7 [BV VIII] ) en/of
m.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV IX] op of omstreeks 6 april 2009, althans in de maand april 2009 en/of op 13 mei 2009, althans in de maand mei 2009, (een) geldbedrag(en) van (respectievelijk) 50.000 euro en/of 15.000 euro overgeboekt vanaf de bankrekening ten name van [BV IX] naar de ING (privé)bankrekening ten name van [familielid] , terwijl hij verdachte, ten tijde van die overboeking de beschikking had over de bankrekening en/of de bijbehorende bankpas en/of pincode van die [familielid] , waardoor hij, verdachte, middels die overboeking dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV IX] heeft onttrokken, (zaak 8, AH 43 en D 355), en/of
waardoor hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV IX] , terwijl hij wist dat het faillissement van [BV IX] niet kon worden voorkomen, een van de (vermeende) schuldeisers van [BV IX] , te weten [familielid] (op enigerlei wijze) heeft bevoordeeld (zaak 8, AH-43 en D 355) en/of
n.
- immers heeft hij, verdachte, als (feitelijk) bestuurder van [BV IX] , op of omstreeks 31 maart 2009 en/of op of omstreeks 12 mei 2009, althans in de periode 25 maart 2009 tot en met 31 mei 2009,(respectievelijk) 31.900 euro onder de vermelding "terugbetaling lening" en/of 10.000 euro, onder de vermelding "aflossing" overgeboekt vanaf de bankrekening ten name van [BV IX] naar de ING (privé)bankrekening ten name [familielid] , (schuldeiser van verdachte in privé), waardoor dat/die geldbedrag(en) aan de boedel van [BV IX] werd(en) onttrokken en/of
waardoor hij, verdachte, ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop hij, verdachte, wist dat het faillissement van [BV IX] niet kon worden voorkomen, een van de (vermeende) schuldeisers van [BV IX] , te weten [familielid] (op enigerlei wijze) heeft bevoordeeld (zaak 8, AH-43 en D 355);
Feit 2 primair:
A.
de rechtspersoon [BV I] , (voor naamswijziging op 3 juli 2006, [BV I (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 22 november 2009 (datum aangifte) te Almelo en/of te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2 en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd en/of
2. in de periode 7 februari 2007 tot en met 22 februari 2008 (D-076) de digitale bedrijfsadministratie van [BV I (ex)] en/of [BV I] niet aan de curator uit te leveren, althans ter beschikking te stellen (D-062) en/of
3. het op datum 1 juni 2006 2 x boeken op (zakelijk weergegeven) de grootboekrekening 8001 omzet [BV I] jaar 2006 en/of het boeken van de onkostenpost managementfee juni 33.250,00 euro, terwijl volgens het uittreksel van de KvK de ondernemingsactiviteiten van [BV I] per 1 juni 2006 zijn gestaakt (zaak 4 [BV I] en D-034),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
B.
de rechtspersoon [BV II] , (vóór naamswijziging op 29 januari 2007, [BV II (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 21 augustus 2008 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd en/of
3. het niet, althans niet juist (in de elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] en/of [BV II] boeken van de verkoopovereenkomst, gedateerd 28 juli 2006, ten aanzien van de verkoop van activa en/of goodwill door [BV II (ex)] aan [bedrijf x] voor een overeengekomen bedrag groot 300.000,-- euro (AH-002, D-019 en D-021) en/of
4. het boeken van een fictieve en/of onjuiste onkostenpost, gedateerd 15 oktober 2006, in de (elektronische) administratie van [BV II (ex)] , inhoudende "management & kosten verkoop" groot 185.000 Euro (zaak 1, D-023),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
C.
de rechtspersoon [BV VI] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 januari 2008 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met
21 augustus 2008 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door (onder meer)
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd en/of
3. in de bedrijfsvoering van [BV VI] geen kasboek te voeren en/of te bewaren en te voorschijn te brengen, immers werd een dergelijk kasboek in de periode 2 januari 2008 tot en met 21 augustus 2008 niet aan de curator uitgeleverd, althans ter beschikking gesteld (D-009 en D-024) en/of
4. het (telkens) opnemen van contante geldbedragen vanaf de bankrekening van [BV VI] tot een totaalbedrag groot circa 72.250,-- euro en/of het niet, althans niet deugdelijk verantwoorden in de bedrijfsadministratie van [BV VI] van die contante geldopnames (zaak 2, D-009 en D-024) en/of
5. het in de bedrijfsadministratie van [BV VI] op te nemen van een lijst met openstaande debiteuren en/of die lijst met openstaande debiteuren aan de curator te overhandigen, terwijl een (groot) deel van die openstaande debiteuren nimmer een overeenkomst met [BV VI] hadden gesloten en/of die op die vorderingen gebaseerde facturen fictief bleken te zijn (zaak 2 en D-247) en/of
6. het (telkens) in de periode van 1 september 2006 tot en met 14 juni 2007 in de rekening courant van [BV VI] op de grootboekrekening 00001999 rek. crt. [naam 1] boeken van contante geldopnames en/of van bancaire overschrijvingen tot een totaalbedrag groot 97.540 euro, in verband met aankopen van kleding bij de Thaise kleermaker [naam 1] , terwijl die aankopen en/of betalingen in de bedrijfsadministratie van [BV VI] niet waren verantwoord en/of onderbouwd met (inkoop)facturen en/of overige deugdelijke zakelijke bescheiden (zaak 2 en AH-99),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
D.
de rechtspersoon [BV V] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 januari 2008 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met
21 augustus 2008 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV V] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd (zaak 3, D-024 en D-246) en/of
3. de jaarrekening van [BV V] over het boekjaar 2006 niet op te maken en/of te deponeren bij de Kamer van Koophandel (D-024),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
E.
de rechtspersoon [BV IV] , (voor naamswijziging op 26 april 2007, [BV IV (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met
21 augustus 2008 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV IV (ex)] en/of [BV IV] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd (zaak 5, D-024 en D-250) en/of
3. een of meer (map(pen)) met uitgaande facturen, althans een of meer uitgaande facturen over het/de ja(a)r(en) 2005, 2006 en 2007 in de periode 27 juni 2007 tot en met 21 augustus 2008 niet aan de curator ter beschikking te stellen (zaak 5, OPV, D-009, D-024 en D-250 ),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
F.
de rechtspersoon [BV VII] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met
13 april 2010 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV VII] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd (zaak 6, D-343) en/of
2. het boeken van een (valse) kostenfactuur, gedateerd 1 juni 2007, groot 140.000 euro, in de bedrijfsadministratie van [BV VII] met omschrijving "voor u verleende callcenterdiensten" (zaak 5 en 6, D-049 en D-334) en/of
3. in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV VII] over het 1e en/of 2e kwartaal 2009 een veel lagere omzet te boeken en/of te verantwoorden, dan in werkelijkheid door [BV VII] in het 1e en/of 2e kwartaal 2009 was gerealiseerd, immers werkzaamheden die waren verricht door [BV VII] , waren (uit)gefactureerd door [BV VIII] (zaak 6, OPV, D-255, D-256, D-263/1,2,3,4,6,7 en
D-334),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
G.
de rechtspersoon [BV VIII] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 11 augustus 2009 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 15 april 2009 tot en met
13 april 2010 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd (zaak 7, D-334),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
en/of
H.
de rechtspersoon [BV IX] (i.o), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 29 september 2009 in staat van faillissement is verklaard, in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 13 april 2010 (datum aangifte) te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid boek 2, en/of artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in dat artikel bedoeld, door
1. geen deugdelijke onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV IX] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd (zaak 7, D-334) en/of
2. het in de bedrijfsadministratie van [BV IX] ten laste van [BV IX] boeken van een valse akte van cessie, (koop en verkoop van een vordering) groot 98.000 Euro (D-204),
(* immers de vordering/de onderliggende leenovereenkomst, gedateerd 3 maart 2009, was in werkelijkheid gesloten tussen [familielid] ( [familielid] ) en hem, verdachte, ( [verdachte] ), (D-204-2), en/of
* immers de vordering/de onderliggende koop/leenovereenkomst, gedateerd 19 maart 2009, (D-188), was in werkelijkheid 40.000 Euro waard, immers volgens die koop/leenovereenkomst had 58.000 Euro betrekking op de koop van de inventaris/roerende goederen in het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch en resteerde derhalve een vordering van 40.000 euro uit hoofde van de koop/leenovereenkomst (zaak 6 [BV VII] en zaak 8 [BV IX] ),
tot welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2 subsidiair:
hij als (feitelijke) bestuurder van een of meer van de na te noemen vennootschap(pen) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 29 maart 2010, in de gemeente(n) ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke personen en/of rechtspersonen, althans alleen, terwijl:
1. [BV IV (ex)] / [BV IV] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
2. [BV II (ex)] / [BV II] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank
‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
3. [BV V] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 januari 2008, in staat van faillissement is verklaard, en/of
4. [BV VI] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 januari 2008, in staat van faillissement is verklaard en/of
5. [BV I] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, en/of
6. [BV VII] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, en/of
7. [BV VIII] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 11 augustus 2009 in staat van faillissement is verklaard, en/of
8. [BV IX] , bij vonnis van de arrondissementsrechtbank
‘s-Hertogenbosch van 29 september 2009 in staat van faillissement is verklaard,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde rechtspersonen, niet heeft voldaan of niet voldoet aan de op hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) rustende verplichtingen
- ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
- het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in die artikelen bedoeld,
immers heeft hij, verdachte, als (feitelijke) bestuurder van voornoemde rechtspersonen, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar, aan een of meer curatoren van voornoemde rechtspersonen (telkens) niet de volledige bedrijfsadministratie van een of meer van voornoemde gefailleerde rechtspersonen verstrekt en/of doen laten verstrekken en/of ter beschikking gesteld,
a.
1. immers in de periode van 7 februari 2007 tot en met 22 februari 2008 (D-076) werd de digitale bedrijfsadministratie van [BV I (ex)] en/of [BV I] niet aan de curator uitgeleverd, althans ter beschikking gesteld (zaak 4, aangifte curator D-062) en/of
3. immers werd het kasboek van [BV VI] in de periode van 2 januari 2008 tot en met 21 augustus 2008 niet aan de curator uitgeleverd, althans ter beschikking gesteld (zaak 2, D-009 en D-024) en/of
b.
immers heeft hij, verdachte, als (feitelijke) bestuurder van voornoemde rechtspersonen, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar, ten aanzien van een of meer van voornoemd(e) rechtsperso(o)n(en) (telkens) geen deugdelijke onderbouwde bedrijfsboekhouding gevoerd en/of laten voeren, en/of waardoor (telkens) de administratie van een of meer van voornoemd(e) rechtsperso(o)n(en) geen juist beeld heeft gegeven van de rechten en verplichtingen zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek (art. 2:10 BW), door (onder meer)
3. in de bedrijfsadministratie van [BV VI] een lijst met beweerdelijk/fictieve openstaande debiteuren en/of fictieve facturen op te nemen, terwijl een (groot) deel van die op die lijst voorkomende debiteuren, (bij navraag) nimmer een overeenkomst met [BV VI] hadden gesloten en/of de vorderingen die gebaseerd waren op die facturen fictief bleken te zijn (zaak 2, D-247) en/of
4. het (telkens) in de bedrijfsadministratie van [BV VI] in de periode van 1 september 2006 tot en met 14 juni 2007 in de rekening courant (op de grootboekrekening 00001999 rek. crt. [naam 1] ) contante geldopnames en/of bancaire overschrijvingen tot een totaalbedrag groot 97.540 euro te boeken en/of te verwerken, in verband met aankopen van kleding bij de Thaise kleermaker [naam 1] , terwijl die aankopen en/of betalingen in de bedrijfsadministratie van [BV VI] niet waren verantwoord en/of onderbouwd met (inkoop)facturen en/of overige deugdelijke onderliggende schriftelijke bescheiden (zaak 2 en AH-99) en/of
5. het in de bedrijfsadministratie van [BV VI] een (aantal) contante betalingen en/of contante geldopnames vanaf de bankrekening van [BV VI] tot een totaalbedrag groot circa 72.350 euro niet, althans niet juist te verantwoorden (zaak 2) en/of
6. het (telkens) zonder deugdelijk administratieve verantwoording overboeken van gelden naar de bankrekening van verdachte (in privé) en/of
7. het (telkens) zonder deugdelijke administratieve verantwoording overboeken van gelden naar de (ING) bankrekening ten name van verdachtes [familielid] ,
(D-354 en D-355) en/of
8. het (telkens) zonder deugdelijke administratieve verantwoording overboeken van gelden naar de bankrekeningen van aan verdachte gelieerde bedrijven, (zaak 1 [BV II] en zaak 2 [BV VI] en [BV V] ; zaak 4 [BV I] ) en/of
9. het niet, althans niet juist (in de elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] boeken en/of verwerken van de verkoopovereenkomst, gedateerd 28 juli 2006, ten aanzien van de verkoop van activa en/of goodwill door [BV II (ex)] aan [bedrijf x] voor een overeengekomen bedrag groot 300.000,-- euro (AH-002, D019 en D-021) en/of
12. het boeken en/of verwerken van een (valse) (kosten)factuur, gedateerd 1 juni 2007, groot 140.000,-- euro in de bedrijfsadministratie van [BV VII] met omschrijving "voor u verleende callcenterdiensten" (zaak 5 [BV IV] , zaak 6 [BV VII] en D-049) en/of
13. het op datum 15 oktober 2006 boeken en/of verwerken van een fictieve en/of valse onkostenpost in de (elektronische) administratie van [BV II (ex)] , inhoudende "management & kosten verkoop" groot 185.000 Euro (zaak 1 [BV II] ) en/of
14. het op datum 1 juni 2006 2 x op de grootboekrekening 8001 Omzet [BV I] jaar 2006 boeken en/of verwerken van de onkostenpost managementfee juni 33.250,00 Euro, terwijl volgens het uittreksel van de KvK de ondernemingsactiviteiten van [BV I] per 1 juni 2006 zouden zijn gestaakt, (zaak 4 [BV I] en D-034) en/of
15. in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV VII] over het 1e en/of 2e kwartaal 2009 een veel lagere omzet te boeken en/of te verantwoorden, dan in werkelijkheid door [BV VII] in het 1e en/of 2e kwartaal 2009 was gerealiseerd, immers werkzaamheden die waren verricht door [BV VII] , waren (uit)gefactureerd door [BV VIII] , (zaak 6, OPV, D-255, D-256, D-263/1,2,3,4,6,7 en
D-334) en/of
16. het in de administratie van [BV VIII] boeken en/of verwerken van 5, althans een aantal (opbrengst)facturen, gedateerd 15 april 2009, (D-263) en/of het verwerken van die facturen op de grootboekrekening omzet diensten hoog 2009 van [BV VIII] (D-255), terwijl die omzet (deels) in werkelijkheid was gerealiseerd door [BV VII] (D-256) en/of
17. het in de administratie van [BV IX] boeken en/of verwerken van een valse akte van cessie (koop en verkoop van een vordering) groot 98.000 Euro (D-204),
(* immers de vordering/de onderliggende leenovereenkomst, gedateerd 3 maart 2009, was in werkelijkheid tussen [familielid] en verdachte, [verdachte] , gesloten (D-204-2), en/of
* immers de vordering/de onderliggende koop/leenovereenkomst, gedateerd 19 maart 2009, (D-188) was in werkelijkheid 40.000 Euro waard, want volgens die koop/leenovereenkomst had 58.000 Euro betrekking op de koop van de inventaris/roerende goederen uit het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch en resteerde derhalve een vordering van 40.000 euro uit hoofde van de koop/leenovereenkomst)) (zaak 6 [BV VII] en zaak 8 [BV IX] .
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 maart 2010 te
‘s-Hertogenbosch, en/of in elk geval (elders,) in Nederland, terwijl verdachte bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 3 maart 2009 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), (een) bate(n) niet heeft verantwoord en/of niet verantwoordt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voor de curator verzwegen en/of niet opgegeven en/of niet afgedragen, althans niet verantwoord – zakelijk weergegeven –
dat hij in Duitsland bedrijfsactiviteiten heeft verricht ten behoeve van [bedrijf y]
en/of
dat hij te Emden, in Duitsland, een bedrijf te weten [Duitse BV verdachte] heeft opgericht
en/of
dat hij in Duitsland de beschikking heeft over een (privé)bankrekening ten name van
[verdachte] (bij een Sparkasse Leer/Wittmund,) en/of
dat hij van [bedrijf y] 25.000 euro heeft geleend en/of
dat hij in Duitsland de beschikking heeft over een bankrekening ten name van [Duitse BV verdachte]
en/of
i. dat hij de ING bankrekening ( [rekeningnummer o] ) van zijn [familielid] heeft gebruikt
als derdenrekening en/of dat hij kon beschikken over deze bankrekening en/of
dat hij in de periode van 3 maart 2009 tot en met 31 maart 2009 van de ING
bankrekening [rekeningnummer o] , 19.000 euro in contanten heeft opgenomen (D-358);
Feit 4:
hij, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 27 maart 2009, althans in of omstreeks de maand maart 2009, te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een huurovereenkomst, gedateerd 27 maart 2009, tussen [BV VIII] en [familielid] (D-274) – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) toen aldaar valselijk op die huurovereenkomst een handtekening geplaatst die door moest gaan voor die van [bestuurder BV III] , althans voor een andere handtekening dan verdachtes eigen handtekening, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 5:
hij op of omstreeks 19 maart 2009, althans in of omstreeks de maand maart 2009, te
‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een koop/leenovereenkomst (o.a. D-070), gedateerd 19 maart 2009 – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid, in die koop/leenovereenkomst opgenomen en/of laten opnemen bij het onderdeel koop
“op 6 maart 2009 heeft [familielid] Euro 98.000,-- gestort op rekening van [BV VII] .
Hiervoor heeft [familielid] alle roerende goederen aanwezig in het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch gekocht op 20 maart 2009 voor een prijs ad. Euro 58.000 van [BV VII] ”,
en/of bij het onderdeel leen
“De resterende Euro 40.000 wordt aan [BV VII] geleend en dient uiterlijk op
01 december 2009 te worden terugbetaald op rekeningnummer [rekeningnummer x] van de Rabobank te ‘s-Hertogenbosch ten name van [familielid] te ‘s-Hertogenbosch.
Voor het geleende bedrag is een rente van 6% afgesproken, deze zal maandelijks betaald worden.”
terwijl in werkelijkheid die overeenkomst gedateerd 19 maart 2009 met betrekking tot de koop van de roerende goederen (mede) was opgemaakt teneinde beslag door de Belastingdienst op voornoemde goederen te voorkomen, en/of
in die overeenkomst vermeld dat aldus was overeengekomen op 19 maart 2009 tussen [BV VII] , namens [BV VII] getekend door [Bestuurder BV VII] enerzijds en
[familielid] anderzijds, terwijl in werkelijkheid verdachte op die overeenkomst de handtekening had geplaatst van [Bestuurder BV VII] , althans een handtekening die door moest gaan voor die van [Bestuurder BV VII] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 6 primair:
hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of omstreeks 1 juni 2007, althans in of omstreeks de maand juni 2007, te
‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een factuur/nota, afkomstig van
[verdachte] en gericht aan [BV VII] , gedateerd 1 juni 2007, met als kenmerk Nota 2007.06.01 – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die factuur/nota vermeld
– zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, verleende callcenterdiensten over de periode april-mei 2007 volgens afgesproken tarief had verricht voor een totaalbedrag (inclusief BTW) groot 140.000 Euro, en/of verzocht het totaalbedrag te voldoen vóór 15/06/2007 op de (privé)bankrekening nummer [rekeningnummer y] t.n.v. [verdachte] , terwijl in werkelijkheid de in rekening gebrachte werkzaamheden en/of diensten, zoals vermeld op die factuur niet, althans niet volledig, waren verricht door en/of hadden plaatsgevonden door verdachte/die [verdachte] in privé, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 6 subsidiair:
[BV VII] in of omstreeks de periode van 1 juni 2007 tot en met 5 oktober 2009, in de gemeente ‘s-Hertogenbosch en/of te Amsterdam en/of te Uden, in elk geval (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans die [BV VII] , opzettelijk (een) valse of vervalste factuur (D-049), blijkens factuuropdruk afkomstig van [verdachte] , gevestigd aan de [adres 2] te
‘s-Hertogenbosch en gericht aan [BV VII] te ’s-Hertogenbosch – zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen – voorhanden heeft gehad en/of heeft gebruikt en/of heeft afgeleverd, terwijl [BV VII] en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (mede) hierin, dat valselijk en in strijd met de waarheid op die factuur was vermeld (zakelijk weergegeven):
Nota 2007.06.01
Betreft: voor u verleende callcenter diensten, periode April-Mei 2007
Volgens afgesproken tarief 117.647 Euro
B.T.W. 22.353 Euro
Totaal 140.000 Euro
Met het verzoek het totaalbedrag te voldoen op de (prive)bankrekening [rekeningnummer y] t.n.v. [verdachte]
terwijl in werkelijkheid de in rekening gebrachte/gefactureerde verleende callcenter diensten niet door [verdachte] in privé waren verricht, althans niet voor dat bedrag, bestaande dat voorhanden hebben hierin dat de factuur was verwerkt in de bedrijfsadministratie van [BV VII] en/of bestaande dat gebruik (mede) hierin dat de factuur was verwerkt in de rekening-courant verhouding tussen [BV VII] en [verdachte] en/of dat de B.T.W. door [BV VII] in aftrek was gebracht en/of bestaande dat afleveren hierin dat (delen van) de bedrijfsadministratie van [BV VII] was afgeleverd en/of bezorgd aan de curator van [BV VII] ,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd.
Daarnaast heeft het hof ten behoeve van de leesbaarheid in de feiten onder
1. primair en onder 2 primair een nadere rubricering (nummering) aangebracht. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering1.
Inleiding
De tenlasteleggingen onder 1 en 2 zien op een aantal besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (hierna: BV(‘s). In de primaire varianten wordt die vennootschappen een aantal misdrijven uit artikel 341 Sr ten laste gelegd, waaraan de verdachte feitelijk leiding c.q. waartoe verdachte opdracht zou hebben gegeven in de zin van artikel 51 lid 2 onder 2 Sr. In de subsidiaire variant van de feiten 1 en 2 worden verdachte gelijksoortige misdrijven uit artikel 343 Sr verweten die hij zou hebben begaan als (feitelijk) bestuurder van deze vennootschappen. In eerste aanleg was hetgeen nu onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, als 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegd, en omgekeerd.
Uit de onderstaande feiten en omstandigheden volgt dat verdachte in de ten laste gelegde periodes van de betreffende vennootschappen – al dan niet indirect en al dan niet louter feitelijk – bestuurder was. Dat is alleen niet het geval met betrekking tot [BV V] , [BV IV (ex)] , [BV VI] en [BV VII] in de periode van 23 mei 2007 tot
23 augustus 2007, toen [naam H] formeel en [naam G] feitelijk bestuurder waren.
[BV II (ex)] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 9 mei 2007. De activiteiten van deze vennootschap zijn gestaakt per 15 september 2006. Enig aandeelhouder van deze vennootschap was van 26 september 2005 tot 28 oktober 2005 verdachte via [BV I (ex)] en van 28 oktober 2005 tot en met de datum van het faillissement wederom verdachte, nu via [BV V] . Bestuurder van de vennootschap was in de periode van 3 december 2002 tot 1 februari 2007 verdachte via [BV I (ex)] / [BV I] en van 1 februari 2007 tot en met datum faillissement wederom verdachte, nu via [BV V] . De handelsnaam van de vennootschap is met ingang van 29 januari 2007 gewijzigd in [BV II] .2.
[BV VI] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 2 januari 2008. Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van de vennootschap was verdachte van 3 februari 2006 tot 23 mei 2007 via [BV V] en van 23 mei 2007 tot en met de datum van het faillissement waren [naam H] formeel en [naam G] feitelijk zowel aandeelhouder - via [bedrijf k] - als bestuurder - via [bedrijf k] en [bedrijf j] . In die laatste tijdspanne werden in [BV VI] geen activiteiten meer geëxploiteerd.3.
[BV V] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 2 januari 2008. Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van deze vennootschap was verdachte van 1 januari 2004 tot 27 oktober 2005 via [BV I] . Van 27 oktober 2005 tot 23 mei 2007 was verdachte direct bestuurder/aandeelhouder van [BV V] . Van 23 mei 2007 tot en met de datum van het faillissement waren [naam H] formeel en [naam G] feitelijk zowel aandeelhouder - via [bedrijf k] - als bestuurder - via [bedrijf k] en [bedrijf j] . Met ingang van 4 mei 2005 was de bedrijfsomschrijving van de vennootschap: ‘holding’.4.
[BV I] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 7 februari 2007. De activiteiten van de vennootschap zijn per 1 juni 2006 gestaakt. Verdachte was enig aandeelhouder van deze vennootschap van 31 december 1998 tot 5 januari 2004 en indirect aandeelhouder vanaf 5 januari 2004 via [stichting] van de aandelen in [BV V] . Verdachte was steeds bestuurder van de vennootschap.
De handelsnaam van de vennootschap was van 15 december 1998 tot 1 januari 2003 [BV V] , van 1 januari 2003 tot 9 juli 2004 [groep van BV's] , van 9 juli 2004 tot 3 juli 2006 [BV I (ex)] en van 3 juli 2006 tot 7 februari 2007 [BV I] . De bedrijfsomschrijving van de vennootschap was sinds 16 februari 1999: ‘Holding beheer en belegging’.5.
[BV IV] (voorheen [BV IV (ex)] ) is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 27 juni 2007. Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van de vennootschap was van
28 oktober 2005 tot de datum van het faillissement [BV V] , waarvan verdachte tot 23 mei 2007 bestuurder/aandeelhouder was. Vanaf 23 mei 2007 waren [naam H] formeel en [naam G] feitelijk indirect bestuurder/aandeelhouder van [BV V] en daarmee van [BV IV (ex)] / [BV IV] . In die laatste tijdspanne werden in [BV IV (ex)] geen activiteiten meer geëxploiteerd. De handelsnaam van de vennootschap was van
3 november 2005 tot 26 april 2007 [BV IV (ex)] en van 26 april 2007 tot
27 juni 2007 [BV IV] . De bedrijfsomschrijving van deze vennootschap was vanaf
3 november 2005: ‘Het exploiteren van callcenters. Het detacheren van personeel’.6.
[BV VII] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 30 juni 2009. Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van de vennootschap was van 29 september 2006 tot
23 mei 2007 verdachte - via [BV V] . Van 23 mei tot 23 augustus 2007 was [bedrijf k] enig bestuurder/aandeelhouder van [BV VII] en waren [naam H] formeel en [naam G] feitelijk indirect bestuurder van deze vennootschap.
Daarna van 23 augustus 2007 tot 16 november 2007 was de enige aandeelhouder [stichting] en van 16 november 2007 tot de datum van het faillissement [bedrijf p] . Bestuurder van [BV VII] was van 23 augustus 2007 tot en met de datum van het faillissement [stichting] met als bestuurder [Bestuurder BV VII] (en, tot 1 januari 2008, daarnaast [medebestuurder stichting] ). Vanaf
23 augustus 2007 was verdachte feitelijk bestuurder van [BV VII] , aldus [Bestuurder BV VII] en verdachte zelf. Verdachte heeft verklaard dat [Bestuurder BV VII] bij deze vennootschap op papier de bestuurder was. Verdachte deed de feitelijke, dagelijkse gang van zaken en [boekhouder] deed wat verdachte hem opdroeg. Verdachte was degene die de feitelijke leiding gaf aan de onderneming [BV VII] . Hij was daar verantwoordelijk voor en hij voelde dat ook zo.7.
De handelsnaam van de vennootschap was van 7 maart 2007 tot en met 30 juni 2009 [BV VII] . De bedrijfsomschrijving was van 8 oktober 1993 tot 7 maart 2007: ‘Belegging van vermogen voor onder andere pensioen- en stamrechten’, tussen 7 maart 2007 en 4 juni 2007: ‘Het exploiteren van callcenters’ en vanaf 4 juni 2007: ‘Het exploiteren van callcenters en uitzenden van callcenteragents’.8.
[BV VIII] (in oprichting van 15 april tot 1 juli 2009) is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 11 augustus 2009. Indirect formeel bestuurder/aandeelhouder van deze vennootschap was (via [bedrijf s] ) [bestuurder BV III] tot 29 mei 2009 en verdachte vanaf die datum. Ook tijdens het middellijk bestuurderschap van [bestuurder BV III] was verdachte feitelijk bestuurder van deze vennootschap. De bedrijfsomschrijving van de vennootschap betrof vanaf 15 april 2009: ‘Het begeleiden van ondernemingen naar nieuwe klanten, alsmede het verzorgen van verkooptrainingen’.9.
[BV IX] is bij rechterlijke uitspraak failliet verklaard op 29 september 2009. Indirect formeel bestuurder/aandeelhouder van deze vennootschap was ook hier (via [bedrijf s] ) [bestuurder BV III] tot 29 mei 2009 en verdachte vanaf die datum. Vanaf 1 juni 2009 was verdachte direct bestuurder van [BV IX] . Ook tijdens het middellijk bestuurderschap van [bestuurder BV III] was verdachte feitelijk bestuurder van deze vennootschap.10.De bedrijfsomschrijving van de vennootschap was vanaf 29 september 2008: ‘Het opleiden en detacheren van energieadviseurs, het uitgeven, via een gecertificeerd partner, van energielabels, het verstrekken van maatwerkadviezen en materiaalkeuze, de ondersteuning voor domotica-oplossingen’.
[boekhouder] heeft verklaard dat hij vanaf december 2003 in loondienst is gaan werken bij [BV VII] , gevestigd aan de [adres 3] te ’s-Hertogenbosch en dat zijn werkzaamheden bestonden uit het verzorgen van de administratie voor de vennootschappen van de [groep van BV's] , te weten: [BV VII] , [BV V] , [BV II] ( [BV II (ex)] ), [BV I (ex)] , [BV I] , [BV VI] , [BV IV (ex)] , [BV VIII] en [BV IX] . Binnen die organisatie was verdachte voor [boekhouder] aanspreekpunt en leidinggevende, ook in de periode dat [Bestuurder BV VII] in beeld was gekomen bij de [groep van BV's] . Verdachte is volgens [boekhouder] nooit uit beeld verdwenen, bij welke onderneming dan ook. Hij had altijd de touwtjes in handen.11.
Verdachte is bij rechterlijke uitspraak persoonlijk failliet verklaard op 3 maart 2009.12.
Ten aanzien van feiten 1 primair en 2 primair (gebaseerd op artikel 341 jo. artikel 51 lid 2 onder 2 Sr)
Als hiervoor reeds vermeld komt hetgeen onder
1 primair onder D.1 en D.2 en 1 subsidiair onder 1.g en 1.h en 1.i;
2 primair onder B.2, C.2, D.2 en E.2, E.4 en E.5 en 2 subsidiair onder a.2, a.4, a.5, b.1, b.2, b.10 en b.11,
is ten laste gelegd in hoger beroep niet meer aan de orde omdat verdachte hiervoor reeds door de rechtbank (destijds als 1.g en 1.h primair en 2.a.2, 2.a.4, 2.a.5, 2.b.1, 2.b.2, , 2.b.10 en 2.b.11 primair) is vrijgesproken.
Het hof zal de overige onderdelen van de tenlastelegging ten aanzien van feiten 1 primair en 2 primair puntsgewijs aan de hand van de door het hof aangebrachte rubricering bespreken.
In de misdrijven onder 1 primair en 2 primair wordt de betreffende BV in de zin van artikel 341 Sr. verweten dat deze ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de vennootschap heeft gehandeld. Met deze woorden wordt tot uitdrukking gebracht dat verdachte het opzet moet hebben gehad op benadeling van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers heeft doen ontstaan (Hoge Raad 11 mei 2010, LJN:BL7662).
1. primair onder A.1 en A.2
Inleiding
In een melding aan de Belastingdienst, afkomstig van [advocaat] ( [Kantoornaam 1] Advocaten) en [registeraccountant] ( [kantoornaam 2] accountants en belastingadviseurs), staat vermeld dat [kantoornaam 2] vanaf augustus 2005 accountantswerkzaamheden verricht voor de [groep van BV's] en dat, gelet op de toenemende liquiditeitsspanningen en achterstanden in betaling bij de Belastingdienst, gecombineerd met de aanzegging van beslaglegging, er door [kantoornaam 2] contact is opgenomen met [advocaat] , die vanaf 21 oktober 2005 bij de advisering is betrokken.
Op 1 november 2005 heeft een bespreking plaatsgevonden bij de Belastingdienst over de fiscale problemen van de [groep van BV's] . Na terugkomst van dit gesprek werd
[advocaat] geconfronteerd met het feit dat [BV I (ex)] de lopende verplichtingen over het derde kwartaal 2005 niet was nagekomen. Op 28 november 2005 is verdachte in een gesprek akkoord gegaan met het advies de geconstateerde onregelmatigheden bij de [groep van BV's] eigener beweging te melden bij de Belastingdienst en op
29 november 2005 is door [advocaat] een afspraak gemaakt met de Belastingdienst voor
1 december 2005. De voor [BV I (ex)] uit de onregelmatigheden voortvloeiende correcties omzetbelasting bedragen € 115.520,- en € 60.895,-.13.
Bij brief van 21 november 2005 schrijft [medewerker Belastingdienst 1] namens de ontvanger van de Belastingdienst aan [advocaat] dat de totale belastingschuld van ruim 1,3 miljoen euro van de hele [groep van BV's] , ontstaan tijdens het bestuur van verdachte, uiterlijk op 2 december 2005 moet zijn betaald en zo niet, dat dan de invordering wordt voortgezet.14.Tot de [groep van BV's] behoorde toen onder meer [BV I (ex)] met de twee werkmaatschappijen [BV II (ex)] en [BV III] .15.
Op 28 oktober 2005 respectievelijk op 22 december 2005 brengt verdachte de aandelen van [BV I (ex)] in [BV II (ex)] en [BV III] over in een nieuwe Holding: [BV V]16.en laat [BV I (ex)] derhalve leeg achter.
De totale schulden in het faillissement van [BV I] (voorheen [BV I (ex)] ) bedroegen ruim een half miljoen euro, waartegenover nauwelijks activa stonden.17.
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf eind 2005 rekening hield met tenminste de aanmerkelijke kans dat [BV I (ex)] zou failleren.
1 primair onder A.1 en 1 subsidiair onder a
Verbalisant [registeraccountant Belastingdienst] van de Belastingdienst heeft gerelateerd dat op
30 januari 2006 een bedrag van € 100.000,-- van de bankrekening van [BV I] (toen nog [BV I (ex)] genaamd) onder de noemer ‘ [BV II (ex)] funding’ werd overgeboekt naar de bankrekening van [BV II (ex)] .18.De betreffende boeking betreft vermoedelijk een overboeking, omdat verbalisant niet beschikt over de bankafschriften ten aanzien van deze boeking. Het vermoeden dat er sprake is van een overboeking van [BV I] naar [BV II (ex)] baseert hij op het feit dat de tegenboeking van de afboeking bank ‘debitering 1976 Rek crt [BV II] ’ betreft en gelet op de bewoordingen die zijn opgenomen in de omschrijving, te weten ‘ [BV II (ex)] ’. Een nadere toelichting ter zake deze boeking werd in de administratie niet aangetroffen.19.
Op 30 januari 2006 was verdachte de (on)middellijk bestuurder van beide vennootschappen.
Getuige [medewerker belastingdienst 2] van de Belastingdienst heeft verklaard dat [BV I] op
2 januari 2006 een bedrag van € 125.000,- op haar rekening ontving.20.Verdachte wist volgens [medewerker belastingdienst 2] toen al dat er een naheffingsaanslag omzetbelasting aan zat te komen. Dat hadden [medewerker belastingdienst 2] en zijn collega [medewerker Belastingdienst 3] van de Belastingdienst immers op kantoor met de adviseurs van verdachte, de heren [registeraccountant] en [advocaat] besproken. Het bedrag kwam van [bedrijf z] en verdachte gebruikte dit geldbedrag voor [BV II (ex)] . Uit de stukken van [advocaat] , de adviseur van verdachte, komt naar voren dat de druk bij [BV II (ex)] hoog werd, door oplopende belastingschulden. Volgens verbalisanten [medewerker belastingdienst 2] en [medewerker Belastingdienst 3] is het geld toen betaald voor belastingschulden van [BV II (ex)] .21.
Verdachte heeft bevestigd dat hij privé een bedrag van € 125.000,- van een onderneming van de [bestuurder bedrijf z] heeft geleend om de belastingschulden van [BV II (ex)] te betalen. Verdachte wilde namelijk de activa en goodwill van [BV II (ex)] verkopen aan [bedrijf x] [hof: zie verder onder 1 primair B.2] en daarvoor moest hij bewijs van de Belastingdienst overleggen dat [BV II (ex)] geen belastingschuld had. Verdachte verklaart dat hij dit geld op de bankrekening van de holding heeft laten binnenkomen. Vervolgens heeft hij daarvan op
30 januari 2006 € 100.000,- doorgestort naar de bankrekening van [BV II (ex)] om (onder meer) daarmee alle openstaande vorderingen van de Belastingdienst te betalen.22.
Op 8 mei 2006 heeft de Belastingdienst de door verdachte gewenste verklaring afgegeven.23.In het dossier bevinden zich bescheiden die de verklaring van verdachte staven, zoals de notariële leningsovereenkomst tussen [bedrijf z] en verdachte in privé met als onderpand zijn privé-woning, het bankafschrift van de rekening van [bedrijf z] waarop staat vermeld “ [verdachte] [BV VII] Spoedopdracht 1400 lening [verdachte] ” valutadatum 31-12-2005 “betaald 125.000 euro”.24.
Uitgaande van de juist gebleken verklaring van verdachte komt het hof tot het oordeel dat [BV I (ex)] de betreffende € 100.000,- heeft ontvangen met als enig doel om daarmee de fiscale schulden van dochter [BV II (ex)] te voldoen. Deze ontvangst hangt derhalve direct samen met de gevolgde doorbetaling aan [BV II (ex)] . Dit betekent dat voor de vraag of hier sprake is van de voor een veroordeling ter zake van bedrieglijke bankbreuk vereiste benadelende strekking (tenminste aanmerkelijke kans op benadeling van een of meer schuldeisers), de doorbetaling van dit bedrag aan [BV II (ex)] niet op zichzelf mag worden beschouwd, maar moet worden bezien in samenhang met de eerdere ontvangst van dit bedrag door de Holding.
Nu er niet méér is uitgegaan dan daarvoor voor dit doel was binnengekomen, komt het hof tot een vrijspraak van hetgeen onder 1 primair onder A.1 is ten laste gelegd en op diezelfde grond ook van hetgeen is ten laste gelegd onder 1 subsidiair onder a.
1 primair onder A.2
Verbalisant [registeraccountant Belastingdienst] van de Belastingdienst heeft gerelateerd dat in de periode 3 januari 2006 tot en met 10 februari 2006 diverse bancaire overboekingen plaatsvonden van de bankrekening [BV I (ex)] die werden tegengeboekt in rekening-courant [BV III] , grootboeknummer 1974, in de kolom omschrijving aangeduid met de term ‘funding’. Het totaalbedrag van de overboekingen met deze term betreft € 29.700,-. [registeraccountant Belastingdienst] verwijst naar document D-206. Een nadere toelichting ter zake van deze boekingen ontbrak in de administratie.25.
In document D-206 (pagina 1994) is te zien dat op dagen in de periode van 3 januari 2006 tot en met 10 februari 2006 in totaal zes stortingen hebben plaatsgevonden met als omschrijving [BV III] BVFUNDING voor een totaalbedrag van
€ 29.700,-.26.
Getuige [medewerker belastingdienst 2] heeft verklaard de administratie bij [curator 1] , de curator, te hebben doorgenomen en daarin geen enkele onderbouwing van managementfees of funding te hebben aangetroffen. De bestuurder heeft de plicht om een begin van bewijs of een onderbouwing te leveren voor de uitgave. Dat ontbrak hier volkomen in de vorm van overeenkomsten of contracten.27.
Verdachte heeft verklaard dat hij onder “funding” bijstorten verstaat. Daarmee wil hij zeggen dat als de ene tent geld nodig had, hij dat uit de andere tent haalde. Verdachte moest als een jongleur veel ballen omhoog houden. Dat was niet goed, verklaarde verdachte. Op het gebied van funding lagen alle beslissingen bij hem. Hij maakte uit wanneer, welk bedrag van de ene naar de andere BV ging. Hieraan lagen geen overeenkomsten ten grondslag. Alles werd in rekening-courant geboekt. Dit was tot ergernis van zijn administrateur
[boekhouder] , want die moest alles boeken. Maar [boekhouder] voerde alles uit wat verdachte hem zei.28.
Verdachte heeft als bestuurder van [BV I (ex)] op een moment waarop hij wist dat het faillissement van deze vennootschap aanstaande was29., onverplicht geldbedragen van deze vennootschap tot een totaalbedrag van € 29.700,- overgeboekt naar een andere vennootschap van zijn [groep van BV's] . De gedragingen en het opzet van verdachte kunnen aan [BV I (ex)] worden toegerekend en verdachte zal als feitelijke leidinggever van deze strafbare onttrekking door [BV I (ex)] worden veroordeeld.
1. primair onder B.1, B.2 en B.3 en 2 primair onder B.1, B.3 en B.4
Inleiding
Uit document D-014 blijkt dat [BV II (ex)] op 30 december 2005 een premieachterstand heeft bij het UWV van bijna 60.000 euro. Het UWV is bereid hiervoor een betalingsregeling met [BV II (ex)] te treffen.30.
Uit document D-018, het financieel verslag 2005 van [BV II (ex)] door [registeraccountant] RA van [kantoornaam 2] blijkt dat er een negatief eigen vermogen is van ruim € 200.000,-; kortlopende schulden zijn overige belastingen en premies sociale verzekeringen € 376.225,-; het resultaat na belastingen is -/- € 254.963,-.31.
In de onder 1 primair onder A.1 en A.2 genoemde melding van [advocaat] en de heer [registeraccountant] RA staat dat op 1 november 2005 een bespreking heeft plaatsgevonden bij de Belastingdienst over de fiscale problemen van de [groep van BV's] . Na terugkomst van dit gesprek werd [advocaat] geconfronteerd met het feit dat [BV II (ex)] de lopende verplichtingen over het derde kwartaal 2005 niet was nagekomen. Nadien is overleg geweest met de Belastingdienst over het treffen van een betalingsregeling voor de belastingachterstanden van [BV II (ex)] . Dit verzoek is afgewezen.
Deze vennootschap heeft over het tweede kwartaal van 2005 een bedrag van € 49.636,- te weinig aan loonbelasting en € 22.798,- te weinig aan omzetbelasting betaald.32.
Bij brief van 21 november 2005 schrijft [medewerker Belastingdienst 1] namens de ontvanger van de Belastingdienst aan [advocaat] dat de totale belastingschuld van ruim 1,3 miljoen euro van de hele [groep van BV's] , ontstaan tijdens het bestuur van verdachte, uiterlijk op 2 december 2005 moet zijn betaald en zo niet, dat dan de invordering wordt voortgezet.33.Tot de [groep van BV's] behoorde toen onder meer [BV I (ex)] met de twee werkmaatschappijen [BV II (ex)] en [BV III] .34.
De totale schulden in het faillissement van [BV II] (voorheen [BV II (ex)] ) bedroegen circa € 300.000,--, waar tegenover nauwelijks activa stonden.35.
1 primair onder B.1. en 1 subsidiair onder c
Verbalisant [registeraccountant Belastingdienst] heeft gerelateerd dat [BV II (ex)] op 31 december 2005 een rekening-courantvordering op [BV IV (ex)] had van € 43.350,-. Op 16 februari 2006 werd een geldbedrag van € 33.000,- (Boekstuknummer 4701, funding) met als omschrijving ‘funding’ overgeboekt van de bankrekening van [BV II (ex)] naar [BV IV (ex)] .36.Een nadere toelichting ter zake deze boeking werd door hem in de administratie niet aangetroffen.37.Verdachte was indirect bestuurder van [BV II (ex)] .
Verdachte heeft verklaard dat hij onder “funding” bijstorten verstaat. Daarmee wil hij zeggen dat als de ene tent geld nodig had, hij dat uit de andere tent haalde. Verdachte moest als een jongleur veel ballen omhoog houden. Dat was niet goed, verklaarde verdachte. Op het gebied van funding lagen alle beslissingen bij hem. Hij maakte uit wanneer, welk bedrag van de ene naar de andere BV ging. Hieraan lagen geen overeenkomsten ten grondslag. Alles werd in rekening-courant geboekt. Dit was tot ergernis van [boekhouder] , want die moest alles boeken. Maar [boekhouder] voerde alles uit wat verdachte hem zei.38.
Voor een veroordeling ter zake van dit misdrijf (ook in de subsidiaire variant van feit 1 onder c) is vereist dat, op het moment dat verdachte als indirect bestuurder van [BV II (ex)] opdracht gaf tot deze onverplichte overboeking van € 33.000,-, tenminste de aanmerkelijke kans bestond dat [BV II (ex)] zou failleren en daarmee dat door deze transactie een of meer schuldeisers van deze vennootschap zou(den) worden benadeeld en dat verdachte deze kans bewust aanvaardde. Daarvan was echter geen sprake. Verdachte had met de transactie als ten laste gelegd onder 1 primair onder A.1 (en 1. subsidiair onder a) op 30 januari 2006 immers nog € 100.000,- naar [BV II (ex)] laten overboeken om alle belastingschulden te voldoen, een voorwaarde voor de verkoop van de activa van [BV II (ex)] naar [bedrijf x] Dit betekent dat het hof verdachte zal vrijspreken voor hetgeen hem onder 1 primair onder B.1 en onder 1 subsidiair onder c is ten laste gelegd.
1 primair onder B.2 en B.3 en 2 primair onder B.1, B.3 en B.4
In document D-019 is de “overeenkomst verkoop activa [BV II (ex)] ’ opgenomen. Overeengekomen is dat de activa en goodwill van [BV II (ex)] voor € 300.000,- aan [bedrijf x] worden verkocht. Dit geldbedrag moet [bedrijf x] voldoen in drie termijnen op rekeningnummer [rekeningnummer z] tnv [BV V] te Den Bosch, te weten eerste termijn op overdrachtsdatum, de tweede op
31 december 2006 en de derde op 31 maart 2007. Na de overdracht komt de activa, inclusief alle daaraan verbonden lusten en lasten voor rekening en risico van [bedrijf x] .39.
In document D-021 zijn de transactieoverzichten van koper [bedrijf x] opgenomen. Van de koopsom werd tussen 4 september 2006 en 21 maart 2007 € 241.247,67 in termijnen voldaan naar de bankrekeningen van [BV V] (€ 150.000,- in twee termijnen) en [BV VI] (€ 91.247,67 in drie termijnen). Het restant groot € 58.752,33 werd verrekend of anderszins voldaan.40.
Verbalisant [registeraccountant Belastingdienst] van de Belastingdienst heeft gerelateerd dat verdachte het in de maand juli 2006 als (on)middellijk bestuurder voor het zeggen had in de vennootschappen [BV II (ex)] , [BV V] en [BV VI] , voor wat betreft de transacties tussen die vennootschappen. De rechtshandeling ‘verkoop activa’ werd niet in de elektronische administratie van [BV II (ex)] geboekt. Verbalisant [registeraccountant Belastingdienst] heeft voorts gerelateerd dat hij de bij de curator aanwezige fysieke administratie heeft doorgenomen. De deelbetalingen van [bedrijf x] aan [BV V] zijn in de administratie van [BV II] geboekt als (grootboekrekening 1950 crediteuren betreffende 900544: [BV V] ) “afrekening [bedrijf x] € 150.000” met als tegenboeking (grootboekrekening 9700) “resultaat deelnemingen” terwijl sprake was van verkoop van activa.
Op 15 oktober 2006 wordt in de elektronische administratie van [BV II (ex)] op de subrekening 900544 (crediteur [BV V] ) in het dagboek inkoopboek van grootboek crediteuren een mutatie opgenomen met de omschrijving “management & kosten verkoop” (credit) voor een bedrag van € 185.000,- (D-023).41.[BV V] was op dat moment nog geen bestuurder was van [BV II (ex)] .42.
In de bij curator aanwezige fysieke administratie van [BV II] werd door [registeraccountant Belastingdienst] geen onderliggend document voor deze deelbetalingen aan [BV V] aangetroffen en evenmin een managementovereenkomst. Verdachte heeft ook niet voldaan aan het verzoek van curator [curator 1] d.d. 6 juni 2008 om afschriften van aan [BV V] verzonden facturen (bijvoorbeeld voor geleverde managementdiensten) in 2006-2007 te verstrekken. De deelbetalingen aan [BV VI] zijn helemaal niet verantwoord in de administratie van [BV II (ex)] .43.
Verdachte heeft hierover het volgende verklaard: “Het geld van [bedrijf x] ging naar [BV V] . Ik heb de contacten en ik heb alles geregeld. De bedragen van de overeenkomst zijn betaald aan [BV V] en [BV VI] . Het geld is overgemaakt naar [BV VI] en niet naar verkoper [BV II] omdat het geld nodig was bij [BV VI] . Dat is door mij besloten. Als het op dat moment nodig is dan moet je het gewoon storten. Ik ben toch bestuurder van [BV V] , [BV II] en [BV VI] ”. Verdachte had geen idee waarom de aan [BV V] betaalde € 150.000,- in de auditfiles van [BV II (ex)] is geboekt onder resultaat deelnemingen. Verdachte wist evenmin waar het bedrag van € 185.000,- “management & kosten” betrekking op had: “De boekhouding delegeer ik aan [boekhouder] ”.44.
[boekhouder] heeft verklaard dat hij de overeenkomst tussen [BV II (ex)] en [bedrijf x] nooit had gezien, dat hij in de administratie van [BV II (ex)] inzake deze transactie boekingen heeft verricht aan de hand van betalingen die bleken uit bankafschriften zonder onderliggende bescheiden. Verdachte heeft [boekhouder] verteld wat die bedragen moesten voorstellen en hoe deze te verwerken. Als verbalisanten [boekhouder] het transactie-overzicht
D-021 laten zien van de betalingen door [bedrijf x] aan [BV V] en [BV VI] zegt
[boekhouder] dat hij nooit opdracht heeft gekregen om voor deze bedragen een verkoopfactuur voor [BV VII] op te maken en de bedragen feitelijk naar deze vennootschap over te boeken. [boekhouder] heeft met betrekking tot de boeking van € 185.000,- met de omschrijving “management en kosten verkoop” verklaard dat hij dan van verdachte daartoe de opdracht zal hebben gekregen.45.
Zoals reeds eerder aangehaald, heeft verdachte verklaard dat als de ene tent geld nodig had, hij dat uit de andere tent haalde. Verdachte moest als een jongleur veel ballen omhoog houden. Dat was niet goed, verklaarde verdachte. Hij maakte uit wanneer, welk bedrag van de ene naar de andere BV ging. Hieraan lagen geen overeenkomsten ten grondslag. Alles werd in rekening-courant geboekt. Dit was tot ergernis van [boekhouder] , want die moest alles boeken. Maar [boekhouder] voerde alles uit wat verdachte hem zei.46.
De verdediging heeft aangevoerd dat [BV II (ex)] op 8 mei 2006 geen schulden meer had en daarna geen activiteiten meer in deze vennootschap plaatsvonden, zodat ten tijde van de in 1 primair onder B.2 en B.3 vermelde gedragingen hooguit ten onrechte ambtshalve aanslagen op de boedel drukten. Derhalve zijn deze gedragingen niet verricht ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers.
Het hof verwerpt dit verweer. [medewerker belastingdienst 2] van de Belastingdienst heeft namelijk verklaard dat hij uit de overzichten van de Belastingdienst kan afleiden dat [BV II (ex)] tot en met de maand april 2006 omzetbelasting heeft aangegeven en betaald, en dat ná 8 mei 2006 wel aangiften omzet- en loonbelasting worden gedaan, maar dat de betalingen daarop weer achterblijven.47.Dat [BV II (ex)] na 8 mei 2006 wel gewoon zelf aangifte OB en LB heeft gedaan en dus nog activiteiten verrichtte, sluit aan op de “overeenkomst verkoop activa [BV II (ex)] ” d.d. 28 juli 2006 met [bedrijf x] . Daaruit blijkt dat het gaat om een overdracht van de activiteiten van [BV II (ex)] waartoe [bedrijf x] activa, goodwill en personeelsleden overneemt van [BV II (ex)] per overdrachtsdatum. Deze ligt na
28 juli 2006.48.Uit het handelsregister blijkt dat de activiteiten van [BV II (ex)] op 15 september 2006 zijn gestaakt.49.Aan [BV II (ex)] worden ten tijde van de betalingen van [bedrijf x] aan [BV V] en [BV VI] vanaf 4 september 2006 tot datum faillissement [BV II] (op 9 mei 2007) door de fiscus € 279.940,- aan aanslagen opgelegd, omdat vanaf juli 2006 (= vanaf sluiten overeenkomst) door [BV II] niet meer op eigen aangifte wordt afgedragen.50.
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg ook verklaard dat in [BV II (ex)] nog schuldeisers zaten, maar dat het geld van [bedrijf x] werd gestort op rekeningen van [BV V] en [BV VI] . Als het wel bij [BV II (ex)] was binnengekomen, hadden de schuldeisers daarvan betaald kunnen worden, aldus verdachte.51.
Gelet op het vorenstaande concludeert het hof dat verdachte als indirect bestuurder van [BV II (ex)] , terwijl hij wist dat na de activatransactie er een lege vennootschap zou resteren met een (forse) schuldenlast en derhalve ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van deze vennootschap,
- de opbrengst van de verkoop van de activa van deze vennootschap onverplicht ten
goede heeft laten komen aan [BV V] en [BV VI] (en aan de boedel van [BV II (ex)] heeft onttrokken: primair onder B.2) en
- -
de betaling aan [BV V] heeft trachten te bemantelen door de daartegenover geboekte verrekening met een fictieve vordering van [BV V] op [BV II (ex)] (verdichten van een last: 1 primair onder B.3 als voortgezette handeling van de onttrekking van € 150.00,- uit 1 primair onder B.2) en
- -
de verkoopovereenkomst van activa en goodwill niet in de administratie van [BV II (ex)] heeft doen opnemen (2 primair onder B.3) en
- -
in de administratie van [BV II (ex)] een fictieve onkostenpost heeft doen opnemen van € 185.000,- met de omschrijving “management en kosten verkoop”
(2 primair onder B.4: eendaadse samenloop met hetgeen onder 1 primair onder B.3 is bewezen verklaard) en
- met de twee laatstgenoemde gedragingen ook geen deugdelijk onderbouwde en/of goed op elkaar aansluitende bedrijfsadministratie heeft gevoerd waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen in de zin van artikel 3:15i, eerste lid, BW (2 primair onder B.1: eendaadse samenloop met 2 primair onder B.3 en B.4).
1. primair onder C
Ten laste gelegd is dat verdachte in de periode van 1 maart 2007 tot en met 1 juni 2007 werknemers van [BV IV (ex)] werkzaamheden heeft laten verrichten terwijl deze vergoedingen hiervoor gefactureerd en ontvangen werden door [BV VII] .
Op 30 maart 2010 heeft boekhouder [boekhouder] verklaard dat ongeveer in mei 2007 verdachte aan het personeel vertelde dat [BV IV (ex)] failliet verklaard zou worden en dat een doorstart werd gemaakt met [BV VII] . Verdachte kon de salarissen niet meer betalen. Het personeel ging verder onder een andere naam en de callcenter activiteiten voor de opdrachtgevers liepen gewoon door. [boekhouder] deed vanaf toen niets meer voor [BV IV (ex)] . Voor [BV VII] werd een nieuwe boekhouding opgemaakt. Er werden facturen opgemaakt over de periode voordat [BV VII] de werkzaamheden zelf had uitgevoerd en deze nog waren uitgevoerd door [BV IV (ex)] . Verdachte gaf aan [boekhouder] expliciet de opdracht dat de omzet die door [BV IV (ex)] was gemaakt in de nieuwe vennootschap [BV VII] moest komen te vallen, zodat de doorstart onder de naam [BV VII] mogelijk gemaakt kon worden.52.
[boekhouder] heeft na de confrontatie met deze facturen (D-260) verklaard dat hij deze heeft opgemaakt vanaf 15 april 2007 en dat verdachte hem had verteld dat hij al deze facturen moest opmaken op naam van [BV VII] , terwijl [boekhouder] op dat moment wist dat het faillissement van [BV IV (ex)] aanstaande was.53.
Verdachte heeft verklaard dat de activiteiten van [BV IV (ex)] werden voortgezet in [BV VII] . In [BV IV (ex)] zaten schulden, onder meer een behoorlijk grote schuld aan de fiscus. Om liquiditeit te creëren binnen [BV VII] is de facturatie gegaan zoals boekhouder [boekhouder] heeft verklaard. De werkzaamheden van [BV IV (ex)] of [BV IV] zijn gefactureerd door [BV VII] in het kader van de wetenschap dat [BV IV (ex)] voor 1 euro verkocht zou worden aan [nieuwe bestuurder BV IV (ex)] . Verdachte wist dat [nieuwe bestuurder BV IV (ex)] de zaak zou saneren, wat neerkwam op een faillissement van [BV IV] . Hij wist begin 2007 al dat het faillissement eraan zou komen.54.
In document D-260 zijn 175 facturen en 1 creditnota opgenomen ten name van [BV VII] uit het jaar 2007, waarop telkens wordt vermeld dat de te betalen bedragen op deze facturen moesten worden overgemaakt op het bankrekeningnummer van [BV VII] , te weten bankrekeningnummer [rekeningnummer q] . De facturen zijn gedateerd van 17 april 2007 tot en met 22 mei 2007 en hebben betrekking op verrichte callcenter-werkzaamheden in de periode van week 5 tot en met week 20 van 2007 en bedragen in totaal circa € 304.250,-.
Het bankrekeningnummer van [BV IV (ex)] blijkt uit de in dit document opgenomen creditnota op dossierpagina 2278. Dit betreffende bankrekeningnummer [rekeningnummer m] wijkt af van het gebruikte bankrekeningnummer van [BV VII] . De creditnota is opgemaakt uit naam van [BV IV (ex)] en heeft een andere layout dan de facturen van [BV VII] . Dat het rekeningnummer is gewijzigd wordt ook aan de klanten door middel van een sticker doorgegeven. Dat blijkt met name uit de facturen op de dossierpagina’s 2268, 2277 en 2305.55.
Over het betalen van de facturen aan verdachte [verdachte] / [BV VII] hebben enkele crediteuren van [BV IV (ex)] - kort gezegd - verklaard dat hun pas achteraf is opgevallen dat zij de facturen aan [BV VII] hebben voldaan en niet aan [BV IV (ex)] . Zij hebben de op de facturen vermelde bedragen wel voldaan. Ze verklaren ook over de op de factuur geplaatste sticker met betrekking tot het gewijzigde rekeningnummer. De naam [BV VII] stond ook op de facturen, maar dat viel hen pas later op. Ze betaalden naar hun mening altijd ‘gewoon’ aan [verdachte] .56.
Het hof concludeert dat verdachte inkomsten uit werkzaamheden van de werknemers van [BV IV (ex)] , heeft laten betalen op de bankrekening van [BV VII] . Door aldus te handelen worden de inkomsten niet door het noodlijdende [BV IV (ex)] genoten maar door een andere vennootschap. De schuldeisers van [BV IV (ex)] worden benadeeld omdat er goederen aan de boedel van deze vennootschap worden onttrokken. Zoals hierboven is overwogen, wist verdachte op dat moment al dat [BV IV (ex)] failliet zou gaan. Het hof acht dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
1 primair onder D.3, E.1 en E.2 en 2 primair onder H.2, alsmede 1 primair onder D.4
Inleiding
Verdachte heeft verklaard dat hij [BV IX] en [BV VIII]
had opgericht om de activiteiten van [BV VII] onder te brengen. De activiteiten op het gebied van energie en de ingeleende personeelsleden gaan op 1 januari 2009 over naar [BV IX] en de callcenter-activiteiten en personeelsleden op 1 april 2009 naar [BV VIII] . Per 1 april 2009 blijven in [BV VII] een aantal schuldeisers achter, waaronder uitzendburo’s en de Belastingdienst. In maart 2009 [hof: 13 maart 200957.] verplaatst verdachte de zetel van [BV VII] naar Amsterdam, omdat er schulden in zaten, om tijd te winnen. Verdachte moest van [BV VII] af, want door alle schulden was het inmiddels een blok aan zijn been.58.[Bestuurder BV VII] heeft verklaard dat hij en [naam 2] vanaf zomer 2008 zagen dat het de verkeerde kant opging met [BV VII] .59.
De totale schulden in het faillissement van [BV VII] bedroegen bijna € 380.000,-, terwijl de curator geen activa heeft aangetroffen.60.
1 primair onder D.3 en E.1 en E.2 en 2 primair onder H.2
Uit D-173, een leningovereenkomst, blijkt dat verdachte op 3 maart 2009 in persoon
€ 98.000,- leende van zijn [familielid] “voor de betaling van de achterstallige belasting aan de Belastingdienst om veiling van de roerende goederen aanwezig in het pand [adres 1] te voorkomen”. In die overeenkomst is bepaald dat verdachte uiterlijk
1 december 2009 het geleende bedrag zou hebben terugbetaald aan zijn [familielid] en dat er een rente was verschuldigd over het bedrag van 6%.61.
Verdachte verklaarde62.hierover dat hij de lening samen met zijn [familielid] zo heeft geregeld en dat dit geld bestemd was om de belasting van [BV VII] te betalen teneinde het beslag op inventaris [adres 1] op te heffen. Ten koste van alles wilde verdachte door kunnen gaan met alle bedrijfsvoeringen en daarvoor had hij de bedrijfsinventaris nodig. Met dit bedrag en een bedrag van € 29.000,- van [BV VII] heeft verdachte toen de belastingschuld van ca € 127.000,- betaald. Het beslag ging er toen af.
Verdachte verklaarde verder dat hij vervolgens besefte dat het met het betalen van de(ze) belastingschuld niet gedaan zou zijn, want er kwamen nieuwe belastingschulden aan. Om (nieuwe) beslaglegging op de inventaris van [adres 1] - waarmee de opvolger van [BV VII] , [BV VIII] [hof: zie verder onder 1 primair onder D.4] moest werken - te voorkomen, heeft verdachte toen enkele nieuwe overeenkomsten gemaakt. Verdachte moest wat zaken “rechtpoetsen”. De hele opzet was erop gericht de continuïteit van zijn zaken te waarborgen.
Dat “rechtpoetsen” heeft verdachte gedaan door het opmaken van de onderstaande overeenkomsten D-188 en D-204:
D-188
Eerst heeft verdachte de Koop/Leen overeenkomst opgemaakt (D-188, pagina 1948) met de volgende inhoud:
“Op 6 maart 2009 heeft [familielid] EURO 98.000 gestort op rekening [BV VII] . Hiervoor heeft [familielid] alle roerende goederen aanwezig in het pand [adres 1] te ’s-Hertogenbosch gekocht op 20 maart 2009 voor een prijs ad EURO 58.000 van [BV VII] . De resterende EURO 40.000,- wordt aan [BV VII] geleend en dient uiterlijk 1 december 2009 te worden terug betaald op rekeningnummer [rekeningnummer p] van de Rabobank te ’s-Hertogenbosch ten name van [familielid] te ’s-Hertogenbosch. Voor het geleende bedrag is een rente van 6% afgesproken, deze zal maandelijks betaald worden. Aldus overeengekomen op 19 maart 2009”
De overeenkomst is getekend enerzijds voor [BV VII] door [Bestuurder BV VII] en anderzijds door [familielid] . Verdachte heeft hierover verklaard dat hij deze overeenkomst later heeft opgemaakt dan erop staat; hij denkt op of rond 27 maart 2009, want eerst moest het beslag eraf. Verder begrijpt verdachte dat er geen € 98.000,- naar de fiscus kan gaan en nog eens
€ 98.000,- (er staat 58.000, doch het hof vat dit op als kennelijke verschrijving en leest dit verbeterd) naar [Bestuurder BV VII] / [BV VII] . [Bestuurder BV VII] [hof: [BV VII] ] heeft ook geen geld ontvangen, aldus verdachte. “Door de eigendom van mijn [familielid] van de roerende zaken op de [adres 1] kon de ontvanger van de Belastingdienst geen beslag [hof: meer] leggen”, aldus verdachte, “want deze goederen waren door [BV VII] op papier aan mijn [familielid] verkocht”.63.[familielid] heeft over deze Koop/Leenovereenkomst verklaard dat hij deze heeft ondertekend, dat deze alleen was bedoeld om hem zekerheid te geven dat hij het aan verdachte geleende bedrag van € 98.000,- terug zou krijgen, dat daarom de aan zijn [verdachte] geleende € 98.000,- waren verdeeld in € 58.000,- voor inventaris die hij, [familielid] , gekocht zou hebben van [BV VII] en € 40.000,- die hij aan hen, maar in feite dus aan [verdachte] , geleend zou hebben. “Alles was erop gericht”, aldus [familielid] van verdachte, “dat wij ons geld dat we aan hem (verdachte) hadden geleend terug zouden krijgen”.64.
De heer [Bestuurder BV VII] heeft verklaard dat de belastingschuld van [BV VII] in maart 2009 was opgelopen tot een bedrag van € 127.000,- exclusief kosten. Hij heeft verdachte hierover gesproken. De deurwaarder zou al bezig zijn met de executieverkoop. Door de heren [naam 2] en [Bestuurder BV VII] en uit [BV VII] kon een bedrag van € 30.000,- worden betaald. Zodoende was er nog een tekort van ongeveer € 98.000,-. Verdachte heeft toen met zijn [familielid] afgesproken dat het bedrag van € 98.000,- er kon komen. De [familielid] van verdachte wilde volgens verdachte ook enige zekerheid voor het bedrag dat hij betaalde en verdachte heeft toen de betreffende overeenkomst opgesteld die [Bestuurder BV VII] alleen nog maar hoefde te ondertekenen. Dat heeft [Bestuurder BV VII] ook gedaan. In maart 2009 heeft de [familielid] van verdachte een betaling gedaan van € 98.000,-- welk bedrag volgens [Bestuurder BV VII] aan de Belastingdienst is betaald.65.
D-204
Daarna heeft verdachte opgemaakt (D-204, pagina 1991) een “Akte van Cessie (koop en verkoop van een vordering)” tussen [familielid] en [BV IX] vertegenwoordigd door haar directeur, de verdachte, d.d. 31 maart 2009 met de volgende inhoud:
“In aanmerking nemende dat [BV VII] (hierna te noemen cessus) per 31 maart 2009 een schuld heeft aan cedent ( [familielid] , hof) groot € 98.000 en dat cedent thans deze vordering op cessus wenst over te dragen aan cessionaris” [hof: [BV IX] ].
Dat gebeurt vervolgens in deze akte voor een koopsom van € 98.000,-. Deze akte is getekend door cedent ( [familielid] ), cessionaris [BV IX] (namens deze door verdachte) en de cessus [BV VII] (waarbij dezelfde handtekening staat als bij de cessionaris).
[boekhouder] heeft hierover verklaard dat verdachte van zijn [familielid] € 98.000,- had geleend, overeengekomen op 3 maart 2009. Omdat [BV VII] failliet zou gaan en [familielid] naar zijn geld zou kunnen fluiten, heeft verdachte toen bepaald dat [BV IX] de vordering van [BV VII] zou overnemen. [boekhouder] heeft deze boeking in de financiële administratie zo verwerkt.66.
[familielid] heeft verklaard dat hem niet bekend is dat de schuld is overgegaan van [verdachte] naar [BV VII] en dat deze overeenkomst alleen dient om hem zekerheid te geven.67.Verdachte heeft dit bevestigd.68.
Het hof acht met de rechtbank bewezen dat verdachte persoonlijk een geldbedrag van zijn [familielid] heeft geleend. Het gaat daarbij om een bedrag van € 98.000,- dat is aangewend voor de betaling van de vordering van de Belastingdienst op [BV VII] .
Verdachte heeft deze lening door middel van de bedoelde koop/leenovereenkomst en akte van cessie proberen af te wentelen op de vennootschappen waarvan verdachte op dat moment feitelijk bestuurder was. De crediteur [familielid] wist niet van een overgang van zijn vordering op verdachte naar [BV VII] en deze heeft dus niet plaatsgehad.
Door het opmaken van de valse koop/leenovereenkomst heeft verdachte voor een bedrag van € 58.000,- aan inventaris aan de boedel van [BV VII] onttrokken. Van een koop door zijn [familielid] was immers geen sprake. Mede gelet op het feit dat dit is geschied op een moment waarop verdachte wist dat een faillissement van [BV VII] aanstaande was en in deze vennootschap louter schulden resteerden, acht het hof het ten aanzien van feit 1 primair onder D.3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Door het opmaken van een valse overeenkomst en het opmaken van een valse akte van cessie tussen [familielid] en [BV IX] , heeft verdachte tevens een niet bestaande vordering proberen af te wentelen op deze laatste vennootschap. De akte van cessie is in de administratie van [BV IX] verwerkt69., waardoor in de administratie van [BV IX] een last van € 98.000,- werd verdicht. Niet kan echter worden bewezen dat dit is geschied in het zicht van (in de zin van tenminste een aanmerkelijke kans op) het faillissement van [BV IX] . Deze vennootschap was immers kort tevoren nieuw opgestart door verdachte om de energie-activiteiten van [BV VII] in voort te zetten en niet is komen vast te staan dat ten tijde van de verweten gedraging de enige klant van [BV IX] ( [klant] ) de samenwerking met [BV IX] al had opgezegd. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair onder E.1/subsidiair onder 1.j en onder 2 primair onder H.2/subsidiair onder 2. b.17 is ten laste gelegd.
1 primair onder D.4.
Uit het faillissementsverslag van de curator, mr. [curator 2] , blijkt dat mr. [curator 2] vermoedt dat [BV VII] opzettelijk is leeggehaald en dat de activiteiten van [BV VII] zijn voortgezet in [BV VIII] .70.Document D-255 betreft de weergave van de Grootboekrekening 8000 omzet diensten hoog 2009 van [BV VIII] . Document
D-256 betreft de weergave van het Verkoopboek 2009 van [BV VII] . Op deze twee uitdraaien van auditfiles is te zien dat de omzet van [BV VII] (betreffende de callcenteractiviteiten) overgaat naar [BV VIII] en wel per april 2009.71.In document D-263 zijn de bedoelde facturen op naam van [BV VIII] en betreffende de werkzaamheden van [BV VII] in maart 2009 opgenomen. Hieruit blijkt dat de voor de werkzaamheden gefactureerde bedragen moesten worden voldaan op het bankrekeningnummer van [BV VIII] .72.
Boekhouder [boekhouder] heeft verklaard dat er activiteit was in [BV VII] tot en met
31 maart 2009, dat het personeel op die datum werd ontslagen en op 1 april 2009 weer in dienst trad van [BV VIII] . [boekhouder] heeft naar aanleiding van de hem voorgehouden verkoopfacturen voorzien van het nummer D-263 [hof: zie D-263 op de pagina’s 2411-2417] verklaard dat hij deze zelf heeft opgemaakt in opdracht van verdachte. Deze facturen zijn alle gedateerd op 15 april 2009. Deze facturen heeft hij verwerkt in de financiële administratie van [BV VIII] . Deze facturen zijn niet juist en ook de financiële verwerking hiervan was niet correct. De werkzaamheden waren verricht door werknemers van [BV VII] en werden gefactureerd door [BV VIII] . [boekhouder] heeft hierover met verdachte gesproken en verdachte zei hem dat er geld nodig was voor [BV VIII] , omdat er anders geen doorstart zou kunnen plaatsvinden. De wijze van factureren was in dit geval ten nadele van [BV VII] .73.
Getuige [Bestuurder BV VII] heeft na het zien van de documenten D-255 en D-256 verklaard dat de gevolgen voor [BV VII] een faillissement zou betekenen. Getuige geeft aan dat hij eind maart 2009 geen geldbedrag groot € 128.000,- in [BV VII] zou stoppen als hij dit had geweten. Getuige is geschrokken van de overzichten die zijn weergegeven op de documenten D-255 en D-256. Het is voor hem de eerste keer dat hij twee documenten ziet waaruit volgens hem de fraude van [BV VII] naar voren komt.74.
Verdachte heeft verklaard dat de callcenteractiviteiten tot en met 31 maart 2009 in [BV VII] zaten en op 1 april 2009 overgingen naar [BV VIII] i.o. net als de personeelsleden van [BV VII] . Verdachte verklaarde dat de werkzaamheden van [BV VIII] dezelfde waren als die van [BV VII] en dat alleen het imago veranderde. Vanaf 1 april 2009 werd er gefactureerd door de nieuwe entiteit [BV VIII] .75.
[getuige G16] heeft verklaard dat zijn bedrijf in maart 2009 zaken heeft gedaan met verdachte, te weten met [BV VIII] , de opvolger van [BV VII] . De werkzaamheden vonden, gelet op een e-mailbericht in zijn administratie van [BV VII] betreffende die werkzaamheden daadwerkelijk plaats in maart 2009. Deze werkzaamheden zijn door [BV VIII] gefactureerd, maar dat is hem in die periode niet opgevallen.76.
Gelet op de in de inleiding van feit 1 primair onder D aangehaalde bewijsmiddelen, de voormelde verklaringen van de getuigen en de inhoud van de aangehaalde documenten acht het hof net als de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging (1 primair onder D.4) wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte dat de facturen zien op werkzaamheden in april 2009 en dat bij vergissing in de facturen ‘maart 2009’ is vermeld, staat op zichzelf en wordt weersproken door de inhoud van de facturen en de verklaringen van de boekhouder [boekhouder] en [getuige G16] . Het hof acht met de rechtbank de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig.
1. primair onder E.2 en E.3
Uit de door [familielid] overgelegde bankafschriften van zijn ING betaalrekening [rekeningnummer o]
blijkt dat op 6 april 2009 een bedrag van € 50.000,- wordt overgemaakt naar zijn betaalrekening door [BV IX] (D-337/25) en op 13 mei 2009 een bedrag van € 15.000,- (D-337/29). Voorts blijkt uit dit laatste bankafschrift dat op 12 mei 2009 onder de noemer ‘aflossing’ door [BV IX] een bedrag van € 10.000,- wordt overgemaakt naar de betaalrekening. Op 31 maart 2009 heeft [BV IX] onder de noemer ‘terugbetaling lening’ een bedrag van € 31.900,- overgemaakt naar de betaalrekening (D-337/23).77.
Ten aanzien van het geldverkeer via de bankrekening van de heer [familielid] heeft verdachte verklaard dat hij de girorekening van zijn [familielid] als een parkeerrekening, een “veiligheidsrekening”, heeft gebruikt om het geld van de vennootschappen die aan hem gelieerd waren buiten “de grijpgrage handen van de beslagleggers te houden”. Verdachte verklaarde dat hij beschikte over de bankpas en de pincode van die rekening. Zijn [familielid] had er niets mee te maken, hij heeft het allemaal zelf gedaan.78.[familielid]
, schrijft in zijn brief van 5 april 2010 aan de curator van het failliete [BV IX] dat hij met deze overschrijvingen niets van doen heeft en dat zijn [verdachte] in de periode november 2008 tot en met augustus 2009 zijn privé-rekening [rekeningnummer o] heeft gebruikt voor “storten en betalen van betaalopdrachten”.79.Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte ook erkend dat deze “geparkeerde” gelden aldus in zijn vermogen kwamen.80.
Oordeel hof betreffende de overgeboekte € 50.000: 1 primair onder E.2 en 1 subsidiair onder m
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdediging overgelegde bankafschriften blijkt echter niet alleen dat door verdachte namens [BV IX] op 6 april 2009 onverplicht een bedrag van € 50.000,- is overgemaakt naar de door verdachte gebruikte privé-rekening van zijn [familielid] , maar ook dat van die rekening op diezelfde 6 april 2009 (€ 26.000,-) en op 15 april 2009 (€ 20.000,-) door verdachte weer een bedrag van in totaal € 46.000,- is teruggestort. Aldus is de onverplichte wegsluizing van dit laatste bedrag uit de boedel van [BV IX] door verdachte vóór faillissement gecorrigeerd en kan voor wat betreft deze € 46.000,- niet van een (poging tot) onttrekking van enig goed aan de boedel in de zin van artikel 341 sub a Sr. c.q. (voor wat betreft het onder 1 subsidiair onder m ten laste gelegde) artikel 343 Sr. worden gesproken.
Ook voor wat betreft de resterende € 4.000,- die door verdachte uit het vermogen van [BV IX] onverplicht naar de door hem gebruikte privé-rekening van zijn [familielid] was overgeboekt en later niet door verdachte zijn teruggestort, dient een vrijspraak te volgen van hetgeen verdachte onder 1 primair onder E.2 en onder 1 subsidiair onder m is ten laste gelegd. Immers, niet kan worden bewezen dat deze overboeking is geschied in het zicht van (in de zin van tenminste een aanmerkelijke kans op) het faillissement van [BV IX] . Deze vennootschap was immers kort tevoren nieuw opgestart door verdachte om de energie-activiteiten van [BV VII] in voort te zetten en niet is komen vast te staan dat ten tijde van de verweten gedraging (6 april 2009) de enige klant van [BV IX] ( [klant] ) de samenwerking met [BV IX] al had opgezegd. Derhalve zal verdachte ook voor dit deel van het onverplicht overboeken van € 50.000,- vanuit het vermogen van [BV IX] naar de privé-rekening van zijn [familielid] moeten worden vrijgesproken.
Dit betekent dat ook een vrijspraak zal volgen voor de onttrekking van € 50.000,- zoals verdachte is ten laste gelegd onder 1 subsidiair onder m.
Oordeel hof betreffende de overgeboekte € 15.000: primair 1 onder E.2
Voor dit onderdeel van de tenlastelegging onder 1 primair onder E.2 zal verdachte worden veroordeeld. Anders dan door verdachte en de verdediging is aangevoerd is door verdachte niet aangetoond dat hij ook dit bedrag dat door verdachte onverplicht namens [BV IX] naar de door hem gebruikte privé-rekening van zijn [familielid] was overgeboekt, later - vóór faillissement van deze vennootschap - weer naar deze vennootschap heeft teruggestort. Bovendien was ten tijde van deze onverplichte overboeking ten laste van [BV IX] op 13 mei 2009 voor verdachte duidelijk dat het faillissement van deze vennootschap aanstaande was. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij op 28 april 2009 te horen kreeg dat het nieuwe contract van de enig klant van [BV IX] , [klant] , niet doorging.81.
[medewerker klant] van [klant] heeft verklaard dat de freelance-medewerkers die [BV IX] had ingehuurd, na de opzegging van de samenwerking de door [klant] aan hen geleende apparatuur niet wilden teruggeven omdat zij nog geld tegoed hadden van [BV IX] .82.Mede gelet op het feit dat deze vennootschap in haar faillissement bijna anderhalve ton aan schulden had openstaan en de curator geen activa had aangetroffen83., kan het niet anders dan dat verdachte als indirect formeel bestuurder deze onttrekking heeft gedaan ter bedrieglijke verkorting der rechten van de schuldeisers, waarmee het daderschap van de vennootschap gegeven is, evenals het feit dat verdachte ter zake als feitelijk leidinggever/opdrachtgever moet worden aangemerkt.
Oordeel hof betreffende de overgeboekte € 31.900 en € 10.000: 1 primair onder E.3 en 1 subsidiair onder n
Deze bedragen zijn door verdachte namens [BV IX] op respectievelijk 31 maart 2009 en 12 mei 2009 overgemaakt naar de door hem gebruikte privé-rekening van zijn [familielid] onder de noemer “terugbetaling lening” respectievelijk “aflossing”. Deze overboekingen lijken te duiden op de aflossing van de lening van € 98.000,- die de [familielid] van verdachte op 6 maart 2009 aan verdachte in privé had verstrekt. Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat het bedrag van € 10.000,- inderdaad de lening van zijn [familielid] betrof.84.Zoals hierboven reeds is overwogen, is door verdachte eind maart 2009 valselijk een akte van cessie opgemaakt waarin een niet-bestaande vordering van [familielid] op [BV VII] van deze grootte wordt overgedragen aan [BV IX] tegen betaling van datzelfde bedrag. Deze overboekingen ten laste van [BV IX] op de privé-rekening van [familielid] zijn derhalve onverplicht geschied.
Desondanks dient voor zover het gaat om de overboeking van € 31.900,- toch vrijspraak te volgen nu niet kan worden bewezen dat dit is geschied “ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers”. Daarvoor is vereist dat de verweten gedraging is verricht in het zicht van (in de zin van tenminste een aanmerkelijke kans op) het faillissement van [BV IX] en dat kan hier niet worden bewezen. Deze vennootschap was immers kort tevoren nieuw opgestart door verdachte om de energie-activiteiten van [BV VII] in voort te zetten en niet is komen vast te staan dat ten tijde van de verweten gedraging op 31 maart 2009 de enige klant van [BV IX] ( [klant] ) de samenwerking met [BV IX] al had opgezegd. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van dit verwijt dat verdachte wordt gemaakt onder 1 primair onder E.3 en onder 1 subsidiair onder n.
Het bedrag van € 10.000,- is pas overgeboekt op 12 mei 2009, toen verdachte al op de hoogte was van het einde van de samenwerking met [klant] . Ter zake van deze overboeking is om de redenen als hierboven met betrekking tot 1 primair onder E.2 aangehaald wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze onttrekking heeft gedaan ter bedrieglijke verkorting der rechten van de schuldeisers, waarmee het daderschap van de vennootschap gegeven is, evenals het feit dat verdachte ter zake als feitelijk leidinggever/opdrachtgever moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 2 primair
Het hof zal de overige onderdelen van de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 primair puntsgewijs aan de hand van de door het hof aangebrachte rubricering bespreken.
Onder 2 primair wordt de betreffende BV in aansluiting op artikel 341 Sr verweten dat deze ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de vennootschap heeft gehandeld. Met deze woorden wordt tot uitdrukking gebracht dat verdachte het opzet moet hebben gehad op benadeling van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de schuldeisers heeft doen ontstaan (Hoge Raad 11 mei 2010, LJN:BL7662).
2. primair onder A.1, C.1, D.1, G.1 en H.1
Van hetgeen onder 2 primair A, C, D, G en H steeds onder 1 is ten laste gelegd, moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de betreffende BV met dit bijkomend oogmerk (“ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers”), en derhalve in het zicht van, althans bij ten minste een aanmerkelijke kans op het faillissement van de vennootschap terwijl hij deze kans bewust heeft aanvaard, geen goede administratie had gevoerd.
2. primair onder A.2 en A.3
2 primair onder A.2.
[BV I (ex)] , sedert 3 juli 2006 genaamd [BV I] , is op 7 februari 2007 in staat van faillissement verklaard. Vanaf 31 december 1998 tot en met datum faillissement was verdachte bestuurder van de vennootschap. In de periode 7 februari 2007 tot en met
22 februari 2008 is de bedrijfsadministratie niet aan de curator uitgeleverd/ter beschikking gesteld, hoewel daarom mondeling voor het eerst op 12 februari 2007 en daarna schriftelijk (onder andere op 2 maart 2007) herhaald was verzocht. Eerst per brief met dagtekening
26 februari 2008, nadat verdachte bij brief van 22 februari 2008 door de curator was meegedeeld dat deze aangifte gedaan had bij de politie, is de gevraagde administratie alsnog, gekopieerd op een usb-stick, aan de curator toegezonden. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat dit te laat was, daar verdachte deze op de eerste vordering terstond (zo snel als redelijkerwijze mogelijk was) aan de curator ter beschikking had moeten stellen.85.Dit betekent dat hetgeen verdachte als feit 2 primair onder A.2 wordt verweten, wettig en overtuigend is bewezen.
2 primair onder A.3 en 2 subsidiair onder b.14
Van deze tenlastelegging moet (ook in de subsidiaire variant (feit 2 subsidiair onder b.14)) worden vrijgesproken, nu uit het aan deze tenlastelegging ten grondslag liggende document (D-034)86.blijkt dat deze posten ten bedrage van € 33.250,- inkomsten betreffen van [BV I (ex)] / [BV I] en geen onkosten, zoals is ten laste gelegd.
2. primair onder B.1, B.3 en B.4
Zie hiervoor hetgeen is overwogen en beslist onder 1 primair onder B.2 en B.3.
2. primair onder C.3, C.4 en C.6 en 2 subsidiair onder a.3, b.4 en b.5
Hetgeen is ten laste gelegd onder 2 primair onder C.3, C.4 en C.6 en onder 2 subsidiair onder a.3, b.4 en b.5 betreft kasopnames, een in dit kader te voeren kasboek en bancaire overboekingen waarover verdachte heeft verklaard dat deze betrekking hadden op betalingen van verdachte aan kleermaker [naam 1] voor maatpakken die deze aan [BV VI] heeft geleverd op bestelling van klanten van deze vennootschap.87.Deze lezing van verdachte is bevestigd door getuigen [boekhouder] en registeraccountant [getuige F] .88.Derhalve kan niet worden bewezen dat de verweten gedragingen zijn verricht met het voor een veroordeling vereiste bijkomende oogmerk (“ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers”), zodat verdachte ter zake zal worden vrijgesproken.
2. primair onder C.5 en 2 subsidiair onder b.3
Ook zal verdachte worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair onder C.5 en onder 2 subsidiair onder b.3 is ten laste gelegd, nu achteraf is gebleken dat veel van deze lijst in de bedrijfsadministratie van [BV VI] opgenomen debiteuren inmiddels hadden betaald en niet is gebleken dat het niet invoeren daarvan is geschied ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers.
2. primair onder D.3
[BV V] is op 2 januari 2008 in staat van faillissement verklaard. De curator heeft aangegeven dat de jaarrekening over het boekjaar 2006 ontbreekt.89.De jaarrekening 2006 dient naar het oordeel van de rechtbank evenwel uiterlijk op 1 februari 2008 te zijn opgemaakt en gedeponeerd. Na de faillissementsdatum is de bestuurder niet langer verantwoordelijk voor het opmaken en deponeren van de jaarrekening en derhalve kan niet worden gezegd dat verdachte op faillissementsdatum in gebreke was. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van dit feit.
2. primair onder E.1 en E.3
2 primair onder E.1
Met de bewezenverklaring van hetgeen onder 1 primair onder C is ten laste gelegd, is tevens ingevuld en bewezen verklaard hetgeen hier is ten laste gelegd, nu hieruit blijkt dat in opdracht van verdachte als indirect bestuurder van [BV IV (ex)] werkzaamheden van eigen personeel in de eerste helft 2007 (tot in mei: D-260) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die vennootschap niet werden geboekt in de eigen bedrijfsadministratie. Met betrekking tot deze misdrijven uit 1 primair onder C en 2 primair onder E.1 is sprake van eendaadse samenloop.
2 primair onder E.3
In navolging van de eis van de advocaat-generaal spreekt het hof verdachte vrij voor het hier ten laste gelegde, nu het hof niet heeft kunnen vaststellen wie (verdachte als ex-indirect bestuurder of [naam G] als toenmalige indirect bestuurder) wanneer welke van deze mappen met facturen over (en van) de jaren 2005, 2006 en 2007 beschikbaar had en tijdig aan de curator had moeten afgeven.
2. primair onder F.1, F.2 en F.3
2 primair onder F.2 en 2 subsidiair b.12
Het hof spreekt verdachte vrij van dit feit en van de subsidiair onder 2.b.12 ten laste gelegde variant en sluit daarbij aan bij de motivering van de vrijspraak van de rechtbank van hetgeen oorspronkelijk onder 1 primair onder g, h en i (nu 1 primair onder D.1 en D.2) is ten laste gelegd (zie pagina 32 van het vonnis in eerste aanleg, te weten vanwege het ten tijde van de gewraakte gedraging ontbreken van het vereiste bijkomende oogmerk dat moet zijn gehandeld “ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers” van [BV VII] ).
2 primair onder F.1 en F.3
Met de bewezenverklaring van hetgeen onder 1 primair onder D.4 is ten laste gelegd, is tevens ingevuld en bewezen verklaard hetgeen hier is ten laste gelegd, nu hieruit blijkt dat in opdracht van verdachte als feitelijk bestuurder van [BV VII] werkzaamheden die in maart 2009 door eigen personeel zijn verricht ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die vennootschap niet werden geboekt in de eigen bedrijfsadministratie. Met betrekking tot deze misdrijven uit 1 primair onder D.4 en uit 2 primair onder F.1 en F.3 is sprake van eendaadse samenloop.
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van de onderdelen a, b en h:
Met de vrijspraak in eerste aanleg van de onderdelen a, b en h van het onder 3 ten laste gelegde, zijn deze feiten niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen. (Overigens is het hof met de rechtbank eens dat de onderdelen a en b bij bewezenverklaring niet zijn te kwalificeren als een (c.q. het ten laste gelegde) bedrieglijk bankbreukdelict).
Het persoonlijke faillissement van verdachte, uitgesproken op 3 maart 2009, berust op de gestelde opeisbare vorderingen van de curatoren in de faillissementen van [BV IV] , [BV III] , [BV V] en [BV VI] van in totaal tenminste € 325.757,49 los van hun vorderingen uit hoofde van aansprakelijkheidstelling voor onbehoorlijk bestuur.90.De fiscus stelt een totale vordering op verdachte in persoon van circa € 1.000.000,-.
[curator 3] is bij het faillissementsvonnis benoemd tot curator; hij is later vervangen door [curator 4] .91.
Ten aanzien van de onderdelen c, d, e, f en g:
Net als de rechtbank leest het hof deze onderdelen van de tenlastelegging in onderling verband omdat zij alle betrekking hebben op de activiteiten van verdachte in Duitsland.
De verdachte heeft verklaard dat hij als agent ofwel als intermediair voor [bedrijf y] heeft opgetreden. De bedoeling was in Duitsland onroerend goed te verkopen voor [bedrijf y] . Als hij onroerend goed had verkocht, dan had hij hiervoor een verkoopprovisie van 20% van de netto-winstmarge ontvangen. Door [bestuurder bedrijf y] van [bedrijf y] werd de voorwaarde gesteld dat de provisie aan een GmbH betaald zou worden. Hiertoe heeft verdachte medio maart 2010 een GmbH opgericht, te weten [Duitse BV verdachte] , en twee bankrekeningen geopend bij de Sparkasse in Emden (Duitsland); één ten name van hemzelf en één ten name van [Duitse BV verdachte] (in oprichting). Voor de oprichting van de GmbH is door [bedrijf y] als voorschotlening een bedrag van € 25.000,- gestort naar verdachte in privé op zijn Duitse bankrekening.
Vanaf die Duitse privé-bankrekening heeft verdachte € 25.000,- doorgestort op de Duitse bankrekening van [Duitse BV verdachte] . Hiermee is een Bankerklärung verkregen en doorgestuurd naar de notaris in Duitsland. Daarna is er door [Duitse BV verdachte] een bedrag van € 24.500,- naar de bankrekening van verdachte in Duitsland gestort. Verdachte verklaart dat er in Duitsland een mondelinge leenovereenkomst is gesloten tussen [bedrijf y] en verdachte in privé. Verdachte heeft zijn activiteiten in Duitsland niet aan de curator doorgegeven. Ook tijdens het contact met [curator 4] in maart 2010 heeft verdachte niets over zijn nieuwe activiteiten in Duitsland gezegd.92.
[bestuurder bedrijf y] heeft verklaard in 2009 te zijn gestart met de aankoop van onroerend goed in Duitsland met [bedrijf y] . In januari 2010 vertelde verdachte dat hij vastgoed wilde verkopen voor [bestuurder bedrijf y] . Afgesproken werd dat verdachte 20% van de verkoopwinst zou krijgen. Verdachte is met een deal van twintig appartementen in Emden in Duitsland bezig geweest. De verkoop ging niet door omdat de koper op 24 maart 2010 bij de notaris was weggelopen. [bestuurder bedrijf y] is op verzoek van verdachte vier of vijf keer met hem bij [naam makelaarskantoor] Makelaars geweest in Duitsland. Verdachte wilde een Duitse vennootschap oprichten en vroeg [bestuurder bedrijf y] aan hem € 25.000,- te lenen. [bestuurder bedrijf y] is daarmee akkoord gegaan.93.
Uit document D-317 komt naar voren dat de Duitse [Duitse BV verdachte] van verdachte per 10 maart 2010 is opgericht en dat verdachte bestuurder is van deze GmbH. [Duitse BV verdachte] is blijkens de akte gevestigd aan de [Duits adres] te Emden. De GmbH was nog in oprichting. Daarnaast is vermeld dat handel in en beheer van onroerend goed en makelaarsactiviteiten het doel is van deze GmbH en dat het maatschappelijk gestort kapitaal € 25.000,- betreft.94.
Uit document D-314 blijkt dat verdachte op eigen naam een bankrekening heeft in Duitsland bij Sparkasse Leer/Wittmund met nummer [rekeningnummer r] . Op deze bankrekening werd op
17 maart 2010 een bedrag gestort van € 24.500,- van de bankrekening van [Duitse BV verdachte] i.g.95.
Op 12 maart 2010 heeft verdachte twee bankrekeningen bij de Sparkasse in Leer geopend. Eén met nummer [rekeningnummer r] ten name van verdachte en de andere met nummer [rekeningnummer s] ten name van [Duitse BV verdachte] i.o. Op de rekening van [Duitse BV verdachte] i.o. is op 15 maart 2010 een bedrag van € 25.000,- gestort. Op 17 maart 2010 is een bedrag van € 24.500,- overgeboekt naar de privé-rekening van verdachte in Duitsland. Verdachte heeft van zijn Duitse privé-rekening op 17 maart een bedrag van € 20.000,- teruggestort naar [bedrijf y] en € 4.000,- contant opgenomen.96.Aldus resteerde op beide Duitse rekeningen na deze overboekingen elk een bedrag van € 500,-.
Curator [curator 4] wist hier niets van en is niet door verdachte op de hoogte gesteld van zijn Duitse activiteiten.97.
Het hof concludeert dat de verdachte de curator had moeten informeren over zijn nieuwe bedrijfsactiviteiten in Duitsland en zijn aldaar geopende bankrekeningen. Door dat niet te doen, heeft verdachte zijn faillissementsrechtelijke inlichtingenverplichtingen geschonden. Dat is strafbaar gesteld in artikel 194 Sr.
Dit is echter niet het verwijt dat verdachte hier wordt gemaakt. Verdachte wordt verweten aldus ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers in strijd met een verplichting te gelde te maken vermogensbestanddelen (“baten”) niet aan de curator te hebben op- en/of afgegeven. Daarvan is geen sprake voor zover het gaat om de gedragingen vermeld onder c en d, zodat het hof daarvan zal vrijspreken.
Ook voor zover het gaat om de gedragingen onder e, f en g dient vrijspraak te volgen. Weliswaar is hier sprake van het door verdachte niet verantwoorden van baten aan de curator in zijn faillissement, doch niet is wettig en overtuigend bewezen dat dit is geschied ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers. Indien verdachte het door hem tijdens zijn faillissement van [bestuurder bedrijf y] geleend bedrag van € 25.000,- immers aan de curator had op- en afgegeven (verantwoord), zou tegenover deze bate (artikel 20 Faillissementswet) voor [bestuurder bedrijf y] een boedelvordering tot hetzelfde bedrag zijn ontstaan. Dit betekent dat het enkele niet verantwoorden van deze bate aan de curator geen aanmerkelijke kans doet ontstaan op benadeling van de schuldeisers in het faillissement, zodat verdachte ook ter zake van deze verwijten dient te worden vrijgesproken. (Vgl. Hoge Raad 3-12-1974, NJ 1975/229 en Hoge Raad 12 mei 1992, NJ 1992/630).
Ten aanzien van de onderdelen i en j
Ook deze onderdelen heeft het hof, net als de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien.
Curator [curator 4] heeft verklaard niet geweten te hebben van het gebruik dat verdachte tijdens zijn persoonlijke faillissement heeft gemaakt van de ING-rekening van zijn [familielid] en dat verdachte hem niet op de hoogte heeft gesteld van zijn vermogen of van vermogen waarover hij beschikkingsmacht had.98.
Ten aanzien van het geldverkeer via de bankrekening van zijn [familielid] , heeft verdachte verklaard dat hij de girorekening van zijn [familielid] als een parkeerrekening, een “veiligheidsrekening”, heeft gebruikt om het geld van de vennootschappen die aan hem gelieerd waren buiten “de grijpgrage handen van de beslagleggers te houden”. Verdachte verklaarde dat hij beschikte over de bankpas en de pincode van die rekening. Zijn [familielid] had er niets mee te maken, hij heeft het allemaal zelf gedaan.99.[familielid]
schrijft in zijn brief van 5 april 2010 aan de curator van het failliete [BV IX] dat hij met deze overschrijvingen niets van doen heeft en dat [verdachte] in de periode november 2008 tot en met augustus 2009 zijn ( [familielid] ) privé-rekening [rekeningnummer o] heeft gebruikt. Het geldverkeer via de bankrekening blijkt uit de door [familielid] overgelegde bankafschriften waarop hij de overmakingen en stortingen van verdachte heeft aangemerkt met “ [verdachte] .100.101.Verder heeft [familielid] verklaard dat de bankrekening ING [rekeningnummer o] zijn oude bankrekening was en dat hij het goed vond dat verdachte deze rekening gebruikte naar eigen goeddunken. Verdachte had de beschikking over het bankpasje en bijbehorende pincode. Als verdachte geld nodig had nam hij het pasje mee. [familielid] is misschien tweemaal meegegaan als het ging om hoge bedragen omdat hij zich dan moest legitimeren. Verdachte heeft de opnamen gedaan en [familielid] weet niet waar het geld heen is gegaan.102.
Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte ook erkend dat deze “geparkeerde” gelden aldus in zijn vermogen kwamen.103.
Uit een onderzoek naar geldopnamen door verdachte van de bankrekening [rekeningnummer o] is gebleken dat verdachte, na diens faillietverklaring op 3 maart 2009, op 11, 20 en 31 maart 2010 in totaal € 19.000,-- euro heeft opgenomen.104.Het verweer van verdachte dat deze geldopnames betrekking hadden op leningen van [familielid] aan verdachte, wordt verworpen nu de daartoe eerst ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde leningsovereenkomsten dateren van ver vóór het faillissement van verdachte (namelijk van maart, juli, augustus, september en december 2008 en van 2 februari 2009).
De verdachte heeft gelden van BV’s beheerd op de bankrekening van zijn [familielid] , waarover hij naar eigen goeddunken kon beschikken. Verdachte was in het bezit van het bankpasje en kende de pincode. Na zijn persoonlijk faillissement heeft hij drie geldopnames gedaan tot een totaalbedrag van € 19.000,-. Ter zitting (ook in hoger beroep) is onduidelijk gebleven waaraan verdachte dat geld heeft besteed. Verdachte had over de beschikking van de gelden op de bankrekening van zijn [familielid] en de drie geldopnames tegenover de curator openheid moeten geven en deze baten aan hem moeten verantwoorden. Nu verdachte dit niet heeft gedaan, is de curator de gelegenheid ontnomen om te beoordelen of dit baten betroffen die aan de schuldeisers in het faillissement ten goede hadden kunnen komen. Aldus kan het aan de verdachte onder 3 i en j wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Als document D-274 (en als D-189) is in het dossier opgenomen een huurovereenkomst d.d. 27 maart 2009 tussen [bestuurder BV III] , namens [BV VIII] en [familielid] .
Het betreft de verhuur door [familielid] van alle roerende goederen aanwezig in het pand [adres 1] te ’s-Hertogenbosch, die voor een periode van drie jaar worden verhuurd aan [BV VIII] , met een huurprijs van € 1.500,-- per maand.105.
Verdachte heeft verklaard dat voor de continuïteit van zijn ondernemingen alles moest wijken, ook de fiscus. Op 27 maart 2009 had verdachte geen bevoegdheid om te tekenen, niet ten aanzien van [BV VII] en evenmin ten aanzien van [BV VIII] en daarom heeft hij zelf de bedoelde huurovereenkomst opgemaakt en daarop de handtekening van [bestuurder BV III] gezet. Hij heeft tevens verklaard dat [bestuurder BV III] niet wist van deze handtekening en dat hij ook niet haar toestemming hiervoor heeft gevraagd. Verdachte erkent dat hij dit stuk valselijk heeft opgemaakt. Het opmaken van de huurovereenkomst was volgens verdachte nodig om verder te kunnen met [BV VIII] .106.
Getuige [bestuurder BV III] heeft hierover verklaard dat onder deze huurovereenkomst niet haar handtekening staat en dat zij voor [BV VIII] nooit enige activiteit heeft verricht.107.
[familielid] , heeft verklaard dat hij de overeenkomst kende en dat hij deze ook heeft ondertekend op een moment dat de handtekening van [bestuurder BV III] er al onder stond. Het betrof volgens hem weer een stuk papier om in ieder geval iets van zijn lening terug te zien.108.
Het hof is op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van [familielid] en [bestuurder BV III] van oordeel dat het ten laste gelegde onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen is. De verklaring van verdachte ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep dat hij gemachtigd was door [bestuurder BV III] , acht het hof met de rechtbank ongeloofwaardig. In het geval van een machtiging tekent de gemachtigde onder zijn eigen naam. Bovendien is dit in strijd met zijn eerdere verklaring en heeft [bestuurder BV III] over een machtiging niets gezegd in haar verklaring.
Ten aanzien van feit 5
Als document D-188 (en als D-070) is in het dossier opgenomen een Koop/Leen Overeenkomst d.d. 19 maart 2009 tussen [Bestuurder BV VII] , namens [BV VII] en
[familielid] die is opgemaakt nadat verdachte eerder op 3 maart 2009 in privé een lening van € 98.000,- had gesloten met zijn [familielid] (D-173).109.
Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende Koop/Leen Overeenkomst met [Bestuurder BV VII] op of rond 27 maart 2009 heeft opgemaakt, dus later dan de datum die in de overeenkomst vermeld staat. Op die datum heeft verdachte ook de huurovereenkomst als hiervoor bedoeld in feit 4 opgemaakt en zelf ondertekend met de naam van [bestuurder BV III] . Verdachte wist dat hij deze stukken valselijk heeft opgemaakt en dat dit valsheid in geschrifte oplevert. Hij heeft deze overeenkomsten toch opgemaakt om door te kunnen gaan met zijn onderneming, te weten [BV VIII] . Verdachte had in maart 2009 een bedrag van € 98.000,- geleend van zijn [familielid] . Met dit geld is samen met € 29.000,- van [BV VII] een belastingschuld betaald. Verdachte wist echter toen al dat er nieuwe belastingschulden aan zaten te komen. Om beslaglegging op de inventaris van het pand aan de [adres 1] te
’s-Hertogenbosch te voorkomen heeft verdachte de Koop/Leen Overeenkomst alsook de huurovereenkomst op basis van de lening van zijn [familielid] opgemaakt. Doel was dat [BV VIII] kon blijven werken met de bedoelde inventaris. De hele opzet was er op gericht om de continuïteit van de zaken te waarborgen. De goederen waren dus op papier verkocht aan de [familielid] van verdachte. Door deze koop kon de Belastingdienst geen beslag leggen op de inventaris in het pand aan de [adres 1] te ’s-Hertogenbosch.110.
[familielid] heeft over deze Koop/Leenovereenkomst verklaard dat hij deze heeft ondertekend, dat daarin de aan zijn [verdachte] geleende € 98.000,- waren verdeeld in een bedrag van € 58.000,- voor inventaris die hij, [familielid] , gekocht zou hebben van [BV VII] en een bedrag van € 40.000,- die hij aan hen, maar in feite dus aan [verdachte] , geleend zou hebben. Alles was erop gericht", aldus [familielid] van verdachte, “dat wij ons geld dat we aan hem (verdachte) hadden geleend terug zouden krijgen”.111.
Gelet op de verklaringen van verdachte en zijn [familielid] in combinatie met de inhoud van de documenten D-173 en D-188, acht het hof met de rechtbank het onder feit 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 6 primair.
Document D-049 betreft een factuur van 1 juni 2007 van [verdachte] gericht aan [BV VII] voor verleende callcenter diensten in de periode april – mei 2007 voor een bedrag van € 140.000,-. Dit bedrag moest worden voldaan voor 15-06/2007 op bankrekening [rekeningnummer y] ten name van [verdachte] .112.
Verdachte heeft verklaard dat deze factuur (D-049) is opgemaakt en dat het geld is overgemaakt door [BV VII] naar zijn privé-bankrekening waarna dit geld door hem is gebruikt voor de salarissen van [BV IV] . Verdachte wist dat deze rekening fake was en dat deze valselijk was opgemaakt om een zogenaamd kasrondje te creëren van [BV VII] via hem naar [BV IV] .113.
[boekhouder] heeft hierover verklaard dat verdachte een vordering had op [BV IV (ex)] / [BV IV] in verband met privé betaalde loonkosten van [BV IV] .
[boekhouder] heeft de omzetboeking van [BV IV] van € 140.000,- opgemaakt, waardoor de vordering van verdachte op [BV IV] teniet is gegaan. Verdachte had hiermee zijn geld nog niet terug. Verdachte heeft [boekhouder] toen opdracht gegeven om een factuur op te maken of hij kwam zelf met een verkoopfactuur ten bedrage van € 140.000,- op zijn eigen naam en gericht aan [BV VII] . [boekhouder] herkende het briefhoofd van factuur D-049 van eerdere facturen van verdachte in de periode tot 2004. [boekhouder] heeft voorts verklaard dat hij die verkoopfactuur bij [BV VII] als kostenfactuur moest inboeken en moest verwerken in de rekening courant.
Ook verklaarde [boekhouder] dat hij wist dat verdachte vanuit [BV VII] al geldbedragen voor privé had opgenomen. Die had [boekhouder] namelijk al eerder in rekening courant geboekt. Verdachte had op 1 juni 2007, dus ten tijde van het inboeken van de bedoelde factuur, een schuld aan [BV VII] . Deze schuld werd hierdoor in ieder geval met € 140.000,- lager.
Op deze manier werden de geldstromen boekhoudkundig zo verwerkt dat verdachte geen vordering meer had op [BV IV] en dat de schuld van verdachte op [BV VII] teniet werd gedaan, aldus [boekhouder] . [boekhouder] wist dat [BV IV] in zwaar weer zat en dat verdachte op die manier zijn vordering veilig had gesteld. De vordering van verdachte op [BV IV] had eigenlijk in de failliete boedel moeten vallen.114.
De verhorende verbalisanten van het verhoor van verdachte delen verdachte mede dat het op de factuur (D-049) vermeldde BTW nummer vanaf 1 augustus 2004 is vervallen en dat niet is gebleken dat verdachte heeft verzocht om (her)activering van dit BTW nummer.115.
Ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 december 2010 heeft verdachte aangevoerd dat hij wel degelijk werkzaamheden heeft verricht ter waarde van € 140.000,- en dat de betreffende factuur een juiste weergave van de werkelijkheid geeft. Met de rechtbank gaat ook het hof aan deze verklaring van verdachte voorbij en houdt hem aan zijn verklaring bij de FIOD-ECD, die hiervoor reeds is aangehaald, mede gelet op de verklaringen van de boekhouder van verdachte, de heer [boekhouder] , en het gegeven dat de factuur in zijn geheel niet is onderbouwd door onderliggende bescheiden waaruit zou kunnen blijken waarop het in de factuur genoemde geldbedrag is gebaseerd. Met de rechtbank acht ook het hof het onder feit 6 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair (onder A.2, B.2 en B.3, C.1, D.3 en D.4 en E.2 en E.3), onder 2 primair (onder A.2, B.1, B.3 en B.4, E.1 en F.1 en F.3), onder 3 sub i en j, onder 4, onder 5 en onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
A.
dat de besloten vennootschap [BV I] , (vóór naamswijziging op 3 juli 2006, [BV I (ex)] geheten), welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, te ‘s-Hertogenbosch telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap,
2. in de periode van 3 januari 2006 tot en met 10 februari 2006, vanaf de bankrekening van [BV I (ex)] (later genaamd [BV I] ) geldbedragen, tot een totaalbedrag groot 29.700 Euro, heeft overgeboekt naar de bankrekening van [BV III] , terwijl een (voldoende) onderbouwde bedrijfseconomische verantwoording van en rechtsgrond voor deze overboeking in de bedrijfsadministratie van [BV I (ex)] ( [BV I] ) ontbrak en aldus die geldbedragen aan de boedel van [BV I (ex)] / [BV I] heeft onttrokken,
tot welk strafbaar feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
B.
dat de besloten vennootschap [BV II] , (vóór naamswijziging op 29 januari 2007, [BV II (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, te ‘s-Hertogenbosch telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap
2. in de maand juli 2006, een "overeenkomst verkoop activa [BV II (ex)] ", gedateerd 28 juli 2006, heeft gesloten met [bedrijf x] te Arnhem, in verband met verkoop van de activa en goodwill voor een overeengekomen bedrag van 300.000 Euro, en daarbij is overeengekomen - zakelijk weergegeven - dat de (betaal)termijnen door koper [bedrijf x] zouden worden betaald/voldaan op de bankrekening van [BV V] en aldus activa aan de boedel van [BV II] heeft onttrokken en
3. op 15 oktober 2006 in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] / [BV II] over het jaar 2006, een kostenpost heeft opgenomen/verwerkt, waarbij in strijd met de werkelijkheid wordt gesuggereerd dat sprake zou zijn van een kostenfactuur groot 185.000,-- Euro, afkomstig van [BV V] , met als omschrijving "management & kosten verkoop" en aldus in de administratie van [BV II (ex)] / [BV II] lasten heeft verdicht,
tot welke strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
C.
De besloten vennootschap [BV IV] , (voor naamswijziging op 26 april 2007, [BV IV (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, te ‘s-Hertogenbosch ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap,
1. in de periode van 1 maart 2007 tot en met 1 juni 2007, werknemers van [BV IV (ex)] / [BV IV] , bij derden werkzaamheden heeft laten verrichten, terwijl de facturering aan die derden in voornoemde periode, tot een totaalbedrag groot circa 304.250 Euro, niet gebeurde op facturen te naam gesteld van [BV IV (ex)] / [BV IV] , maar op facturen te naam gesteld van [BV VII] , waardoor de voor [BV IV (ex)] / [BV IV] bestemde inkomsten werden afgeleid naar [BV VII] en werden betaald op een bankrekening van [BV VII] en aldus de aan [BV IV (ex)] / [BV IV] toekomende baten aan de boedel van [BV IV (ex)] / [BV IV] heeft onttrokken,
tot welk strafbaar feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
D.
de besloten vennootschap [BV VII] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, op tijdstippen in de periode van 1 maart 2009 tot en met
30 juni 2009 te ‘s-Hertogenbosch telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap,
3. in de maand maart 2009, de inventaris/roerende goederen in het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch, volgens een valse koop/leenovereenkomst tussen [BV VII] en [familielid] , gedateerd 19 maart 2009, voor een bedrag groot 58.000 euro, heeft verkocht aan [familielid] , waardoor die inventaris aan de boedel van [BV VII] werd onttrokken en
4. werkzaamheden die in de maand maart 2009 zijn verricht voor derden door werknemers in dienst van [BV VII] en als omzet zijn verantwoord in het verkoopboek 2009 van [BV VII] (D-256) niet heeft laten factureren door [BV VII] , maar heeft laten factureren op facturen van [BV VIII] , gedateerd 15 april 2009 (D-263-1, 2, 3 en 6), waardoor de voor [BV VII] bestemde inkomsten/omzet/gelden (D-255) werd(en) afgeleid naar de bankrekening ten name van [BV VIII] , waardoor die inkomsten/omzet/gelden aan de boedel van [BV VII] werd(en) onttrokken,
tot welke strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
E.
de rechtspersoon [BV IX] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 29 september 2009 in staat van faillissement is verklaard, te ‘s-Hertogenbosch telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap,
2. op 13 mei 2009 een geldbedrag van 15.000 euro heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van [BV IX] naar de (ING) (privé)bankrekening ten name van [familielid] , waardoor dat geldbedrag aan de boedel van [BV IX] werd onttrokken en
3. op 12 mei 2009 10.000 euro, onder de vermelding "aflossing" heeft overgeboekt vanaf de bankrekening ten name van [BV IX] naar de ING (privé)bankrekening ten name [familielid] , (schuldeiser van verdachte in privé), waardoor dat geldbedrag aan de boedel van [BV IX] werd onttrokken,
tot welke strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
2. primair
A.
dat de rechtspersoon [BV I] , (voor naamswijziging op 3 juli 2006, [BV I (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 februari 2007 in staat van faillissement is verklaard, te ’s-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers als bedoeld in artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, door
2. in de periode 7 februari 2007 tot en met 22 februari 2008 (D-076) de digitale bedrijfsadministratie van [BV I (ex)] en/of [BV I] niet aan de curator uit te leveren, althans ter beschikking te stellen (D-062),
tot welk strafbaar feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
B.
dat de rechtspersoon [BV II] , (vóór naamswijziging op 29 januari 2007, [BV II (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 9 mei 2007 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 januari 2006 tot 9 mei 2007 te ’s-Hertogenbosch, meermalen, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, door
1. geen deugdelijke onderbouwde bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd en
3. het niet, althans niet juist (in de elektronische) bedrijfsadministratie van [BV II (ex)] / [BV II] boeken van de verkoop van activa en goodwill (verkoopovereenkomst gedateerd 28 juli 2006) door [BV II (ex)] aan [bedrijf x] voor een overeengekomen bedrag groot 300.000,-- euro en
4. het boeken van een fictieve onkostenpost, gedateerd 15 oktober 2006, in de (elektronische) administratie van [BV II (ex)] , inhoudende "management & kosten verkoop" groot 185.000 Euro (D-023),
tot welke strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
E.
dat de rechtspersoon [BV IV] , (voor naamswijziging op 26 april 2007, [BV IV (ex)] geheten), welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 27 juni 2007 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 juli 2006 tot 1 juli 2007 te
’s-Hertogenbosch ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek door
1. geen deugdelijke onderbouwde bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV IV (ex)] en/of [BV IV] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd,
tot welk strafbaar feit hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
en
F.
dat de rechtspersoon [BV VII] , welke besloten vennootschap bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 30 juni 2009 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009 te ‘s-Hertogenbosch en/of (elders) in Nederland, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde besloten vennootschap, niet voldaan heeft aan de op de rechtspersoon rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid, Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, door
1. geen deugdelijke onderbouwde bedrijfsadministratie te voeren, waardoor geen juist beeld werd gegeven van de rechten en verplichtingen van [BV VII] , zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek voornoemd en
3. in de (elektronische) bedrijfsadministratie van [BV VII] over het 1e en/of 2e kwartaal 2009 een veel lagere omzet te boeken en te verantwoorden, dan in werkelijkheid door [BV VII] in het 1e en/of 2e kwartaal 2009 was gerealiseerd, immers werkzaamheden die waren verricht door [BV VII] , waren (uit)gefactureerd door [BV VIII] ,
tot welke strafbare feiten hij, verdachte, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 31 maart 2010 te ‘s-Hertogenbosch, terwijl verdachte bij vonnis van de arrondissementsrechtbank ‘s-Hertogenbosch van 3 maart 2009, in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, baten niet heeft verantwoord, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voor de curator verzwegen en niet opgegeven en niet verantwoord – zakelijk weergegeven –
i. dat hij de ING bankrekening ( [rekeningnummer o] ) van zijn [familielid] heeft gebruikt
als derdenrekening en dat hij kon beschikken over deze bankrekening en
j. dat hij in de periode van 3 maart 2009 tot en met 31 maart 2009 van de ING
bankrekening [rekeningnummer o] , 19.000 euro in contanten heeft opgenomen;
Feit 4
hij op 27 maart 2009 te ’s-Hertogenbosch een huurovereenkomst, gedateerd 27 maart 2009, heeft opgemaakt tussen [BV VIII] en [familielid] – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar valselijk op die huurovereenkomst een handtekening geplaatst die door moest gaan voor die van [bestuurder BV III] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
Feit 5
hij in de maand maart 2009 te ‘s-Hertogenbosch een koop/leenovereenkomst, gedateerd 19 maart 2009 – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid, in die koop/leen-overeenkomst opgenomen of laten opnemen
bij het onderdeel koop
“op 6 maart 2009 heeft [familielid] Euro 98.000,-- gestort op rekening van [BV VII] .
Hiervoor heeft [familielid] alle roerende goederen aanwezig in het pand [adres 1] te ‘s-Hertogenbosch gekocht op 20 maart 2009 voor een prijs ad. Euro 58.000 van [BV VII] ”,
en bij het onderdeel leen
“De resterende Euro 40.000 wordt aan [BV VII] geleend en dient uiterlijk op
01 december 2009 te worden terugbetaald op rekeningnummer [rekeningnummer x] van de Rabobank te ‘s-Hertogenbosch ten name van [familielid] te ‘s-Hertogenbosch. Voor het geleende bedrag is een rente van 6% afgesproken, deze zal maandelijks betaald worden.”
terwijl in werkelijkheid die overeenkomst, gedateerd 19 maart 2009, met betrekking tot de koop van de roerende goederen (mede) was opgemaakt teneinde beslag door de Belastingdienst op voornoemde goederen te voorkomen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
Feit 6 primair
hij, verdachte, op 1 juni 2007 te ‘s-Hertogenbosch een factuur/nota, afkomstig van [verdachte] en gericht aan [BV VII] , gedateerd 1 juni 2007, met als kenmerk Nota 2007.06.01 – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft, verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op die factuur/nota vermeld – zakelijk weergegeven – dat hij verleende callcenterdiensten over de periode april-mei 2007 volgens afgesproken tarief had verricht voor een totaalbedrag (inclusief BTW) groot 140.000 Euro, en had verzocht het totaalbedrag te voldoen voor 15/06/2007 op de (privé)bankrekeningnummer [rekeningnummer y] t.n.v. [verdachte] , terwijl in werkelijkheid de in rekening gebrachte werkzaamheden en/of diensten, zoals vermeld op die factuur niet waren verricht door of hadden plaatsgevonden door die [verdachte] in privé, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan zal worden vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen (als in de voetnoten weergegeven), in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Bespreking van de overig gevoerde verweren
Beroep op rechtsdwaling
De verdachte heeft zich beroepen op verontschuldigbare rechtsdwaling. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd (pleitnota gedateerd 26 september 2016, p. 43-48):
- dat verdachte “de hem nu verweten administratieve aanpak van de verplaatsing van werkzaamheden binnen verschillende en/of naar andere BV’s heeft gecheckt en voorgelegd bij zijn accountant”,- dat de accountant “de constructie [heeft] getoetst aan de geldende wet en boekhoudkundige regelgeving en (…) heeft geadviseerd dat deze verschuivingen legaal waren en niet in strijd met wet- en regelgeving” en- dat de verdachte mocht vertrouwen op dit deskundig advies,zodat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging.Volgens de verdediging moet aanvaarding van dit verweer leiden tot vrijspraak wegens het ontbreken van opzet, dan wel tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld.
Het hof begrijpt het verweer aldus dat het uitsluitend betrekking heeft op het onder 1 ten laste gelegde, aangezien slechts binnen deze tenlastelegging “de verplaatsing van werkzaamheden binnen verschillende en/of naar andere BV’s” aan de orde is. Uit de totaliteit van gevoerde verweren is het hof niet gebleken dat deze gestelde rechtsdwaling volgens de verdediging ook een rol zou spelen in het onder 2 tot en met 6 ten laste gelegde.
Onder 1 zijn vele feiten cumulatief ten laste gelegd. De verdediging heeft niet gespecificeerd of het verweer op al deze cumulatief ten laste gelegde feiten betrekking heeft. Desondanks overweegt het hof het volgende.
Voor zover het verweer strekt tot vrijspraak wegens het ontbreken van opzet wordt het reeds verworpen omdat gesteld is noch aannemelijk is geworden dat de verdachte zijn handelingen niet opzettelijk heeft verricht. Het tegendeel is het geval: de verdachte stelt juist dat hij zo heeft gehandeld op advies van zijn accountant.
Hetgeen de verdediging in dit verband heeft gesteld omtrent het bestaan bij de verdachte van een bipolaire stoornis ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen doet aan het opzet van de verdachte op de gedragingen niet af.
Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat bij de verdachte opzet op de wederrechtelijkheid van de gedraging ontbrak, overweegt het hof dat dit het opzet op de gedragingen niet aantast en in de regel niet kan leiden tot vrijspraak. Opzet is, ook bij financieel-economische delicten, “kleurloos” (HR 18 maart 1952, NJ 1952/314 en
HR 24 april 2007, NJ 2007/544).
Voor zover het verweer strekt tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens verontschuldigbare rechtsdwaling overweegt het hof als volgt.De verdediging heeft in het verweer niet duidelijk gemaakt wat het advies van zijn accountant precies en concreet behelsde. Een nadere concretisering vindt het hof ook niet in de verklaring van [registeraccountant] , registeraccountant bij accountantskantoor [kantoornaam 2] , en evenmin in de verklaring van [getuige F] (voormalig adviseur van verdachte), afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 10 oktober 2016.
Zodoende kan niet worden vastgesteld of de verdachte overeenkomstig dit advies heeft gehandeld en ook niet of de verdachte in redelijkheid mocht vertrouwen op de juistheid van dit advies.Verder kan als gevolg van deze onduidelijkheid niet worden vastgesteld of de accountant met betrekking tot zijn advies een zodanig gezag kan worden toekend dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen.
Om dit probleem te illustreren geeft het hof een enkel voorbeeld.Gesteld noch gebleken is dat het advies van de accountant inhield dat het juridisch aanvaardbaar is om werkzaamheden die door de ene BV zijn uitgevoerd, te laten factureren door een andere BV met als gevolg dat de inkomsten die aan de ene BV toekomen, zijn verschoven naar de andere BV (zoals is ten laste gelegd onder feit 1 primair onder C.1 en D.4).Evenmin is gesteld of gebleken dat het advies van de accountant inhield dat het juridisch aanvaardbaar is om een beweerde transactie te onderbouwen met een valse (koop/leen)overeenkomst (zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair onder D.3).
Reeds op de vorenstaande gronden moet het beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling worden verworpen.Hetgeen de verdediging in dit verband heeft gesteld omtrent het bestaan bij de verdachte van een bipolaire stoornis ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen en het als gevolg daarvan verminderde vermogen om optimale ondernemersbeslissingen te nemen en risico’s goed in te schatten, maakt dit niet anders.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair onder A.2, B.2 en B.3, C.1, D.3 en D.4 en E.2 en E.3 bewezen verklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
Bedrieglijke bankbreuk gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
terwijl
- het bewezen verklaarde onder 1 primair B.3 als voortgezette handeling wordt aangemerkt van het bewezen verklaarde onder 1 primair B.2;
- het bewezen verklaarde onder 1 primair B.3 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 2 primair B.4;
- het bewezen verklaarde onder 1 primair C in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 2 primair onder E.1;
- het bewezen verklaarde onder 1 primair D.4 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 2 primair F.1. en F.3;
(strafbaar gesteld bij artikelen 341 onder a sub 1 jo 51 jo 55 jo 56 jo 57 Wetboek van Strafrecht
Het onder 2 primair onder A.2, B.1, B.3 en B.4, E.1 en F.1 en F.3 bewezen verklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
Bedrieglijke bankbreuk gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging,
terwijl
- het bewezen verklaarde onder 2 primair B.1 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 2 primair B.3 en B.4;
- het bewezen verklaarde onder 2 primair B.4 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 1 primair B.3;
- het bewezen verklaarde onder 2 primair E.1 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 1 primair onder C;
- het bewezen verklaarde onder 2 primair F.1 en F.3 in eendaadse samenloop is gepleegd met het bewezen verklaarde onder 1 primair D.4;
(strafbaar gesteld bij artikelen 341 onder a sub 4, jo 51, jo 55, jo 57 Wetboek van Strafrecht)
Het onder 3 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd.
(strafbaar gesteld bij artikel 341 onder a sub 1, jo 57 Wetboek van Strafrecht)
Het onder 4, onder 5 en onder 6 primair bewezen verklaarde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
valsheid in geschrift.
(strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht)
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
In dit verband verwijst het hof naar zijn bespreking en verwerping van het beroep op rechtsdwaling.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof deze straf zal matigen in verband met de overschrijding van de redelijke termijn en zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft, in geval van bewezen verklaring door het hof, gepleit voor een werkstraf dan wel voor een geheel voorwaardelijke (gevangenis)straf. Daartoe heeft de raadsman ter terechtzitting van 10 oktober 2016 en in afwijking van zijn pleitnota overgelegd ter terechtzitting van 26 september 2016, aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met een verminderde mate van ontoerekeningsvatbaarheid. Voorts dient het terugsturen van de verdachte naar de gevangenis, na verloop van zes jaar en gelet op zijn psychische gesteldheid, geen enkel doel. De verdachte heeft nimmer kwaad opzet gehad om de boel te belazeren. Hij is enkel doorgegaan met het overeind houden van zijn bedrijven. Hij is hierin stijfkoppig blijven volhouden en heeft niet voor eigen gewin gelden weggesluisd. Ten slotte dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke en financiële gevolgen die de zaak voor hem heeft gehad en nog heeft. De verdachte wordt in zijn pogingen om opnieuw te ondernemen en geld te verdienen, nog steeds door de onderhavige zaak belemmerd.
Het hof overweegt het volgende.
Mate van toerekenbaarheid
De raadsman heeft in afwijking van de pleitnota gedateerd 26 september 2016, p. 55 – waar primair wordt gesteld dat gezien de psyche van de verdachte geen sprake kan zijn van strafrechtelijke verwijtbaarheid – op grond van voortschrijdend inzicht betoogd dat de gedragingen van de verdachte in zeer aanmerkelijke mate werden gekleurd door een bipolaire stoornis die bestond ten tijde van de gedragingen, als gevolg waarvan sprake is van verminderde toerekenbaarheid.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.De ten laste gelegde en bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte liggen alle in het tijdvak 2006 tot en met 2010.
Op 26 oktober 2012 is door de psychiater dr. P. van Panhuis (in samenwerking met
drs. D. van Dam, psychiater i.o.) een rapport pro justitia betreffende de verdachte uitgebracht. Hierin wordt onder meer het volgende overwogen:
“Differentiaal diagnostische beschouwing(…) Bij betrokkene is in de eerste 5 maanden van 2012 sprake geweest van een manische psychose die nu door medicatie in remissie is. (…) De bipolaire stoornis wordt ook manisch-depressiviteit genoemd en zou behalve manieën ook depressieve episodes moeten kennen. (…) Hij is nooit depressief geweest en heeft alleen de manische episode van 2012 doorgemaakt voor zover wij dat hebben kunnen nagaan. (…) in de hele levensloop van betrokkene is sprake van een patroon van verhoogde stemming, grandiositeit en opgeblazen zelfgevoel. Ook heeft betrokkene weinig gewetenswroeging over het recente verleden, externaliseert hij veel zaken en is hij vrij impulsief. (…) Deze persoonlijkheidskenmerken vallen in onze ogen echter voor het grootste deel binnen het spectrum van min of meer gezonde persoonlijkheidskenmerken en zijn derhalve niet pathologisch. Deze worden niet infrequent gezien bij succesvolle mensen. (…) Voor de diagnose persoonlijkheidsstoornis is immers nodig dat de levensloop van een patiënt een terugkerend patroon kent van vastlopen in meerdere levensgebieden. Betrokkene heeft een gezin, meerdere langdurige liefdesrelaties, een succesvolle groep bedrijven en een groot sociaal netwerk gehad. Dat is echter op latere leeftijd pas gedeeltelijk misgelopen, en niet zoals meer passend bij een persoonlijkheids-stoornis, vanaf de adolescentie. (…)
Forensisch psychiatrische beschouwing(…) zijn er toch aanwijzingen dat deze persoonlijkheidskenmerken betrokkene kwetsbaar hebben gemaakt voor enige vermindering in zijn oordeelsvermogen. (…) zeker is niet te stellen dat het zo altijd had moeten lopen dat de manie uit de narcistische trekken had moeten voortkomen. Bovendien heeft de manische psychose [hof: in 2012] onzes inziens geen of nauwelijks invloed gehad op de tenlastegelegde feiten. Die speelden namelijk jaren eerder en betrokkenes oordeelsvermogen was toen nog verregaand intact en bovendien gesteund door een goed intellect. En bovendien zijn de tenlastegelegde feiten geen door impulsdoorbraken veroorzaakte problemen maar eerder een gevolg van een keten van gedragskeuzes. In die fase zijn er eigenlijk geen harde psychopathologisch argumenten te vinden om te adviseren het ten laste gelegde minder toe te rekenen.”
De deskundige dr. Van Panhuis is op 3 augustus 2016 – een kleine vier jaren na zijn rapport van 2012 – verhoord bij de raadsheer-commissaris. Hij heeft toen onder meer verklaard:
“Er is een argument om te zeggen dat in de persoonlijkheidsdynamiek van betrokkene een aantal begrenzingen zijn gelegen voor het nemen van reële beslissingen. Maar jullie [hof: de strafrechters] moeten uiteindelijk wegen in hoeverre dat het geval was. Ik zou het nu anders geschreven hebben: in de periode waarin hij zakelijke beslissingen heeft genomen, had hij toch wel een duidelijke neiging tot grandiositeit, die aan de ene kant positief kan hebben gewerkt maar ook een hindernis kan hebben gegeven onder druk en stress. Daarbij kan zijn oordeelsvermogen beperkt zijn geweest, hoezeer ook gecompenseerd door intelligentie. Niet in overwegende mate, maar het zou wel een factor kunnen zijn geweest. Het zou een dynamiek kunnen zijn geweest die een zekere rol kan hebben gespeeld bij de besluitvorming. Maar jullie moeten het wegen, dat is niet aan ons [hof: psychiaters]. Psychiatrie is veel te veel op de stoel van de rechter gekomen. De narcistische kleur in de persoonlijkheid van de betrokkene kan ook de tenlastegelegde periode de boel hebben verkleurd. (…) Het gaat over de invloed van de functiebeperkingen die gelieerd zijn aan de specifieke persoonlijkheidsstructuur van betrokkene. Die functiebeperkingen houden in: de invloed van de allesoverheersende neiging om het zelfgevoel op peil te houden, waardoor de mogelijkheid tot oordeel en kritiek verminderd kan zijn en de mogelijkheid om signalen uit de realiteit op te pikken en te gebruiken ter correctie van het eigen gedrag. (…) deze nuancering geef ik ongeacht de vraag hoe het vanaf het onderzoek [hof: door de psychiater in 2012] tot nu met de betrokkene gaat.”
Het verzoek van de raadsman op de zitting van 26 september 2016 om een nieuw psychiatrisch onderzoek te laten uitvoeren door dr. Van Panhuis is door het hof afgewezen op de grond dat dr. Van Panhuis zodanige voorwaarden heeft geformuleerd waaraan moet zijn voldaan wil dat onderzoek nut hebben – met name, zo begrijpt het hof, dat je zou moeten kunnen zeggen dat betrokkene thans “weer terug is bij zijn basisstructuur van tijdens het tenlastegelegde” zoals geformuleerd bij het verhoor bij de raadsheer-commissaris – dat redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat het verzochte nieuwe onderzoek iets wezenlijks toevoegt of afdoet aan de overwegingen en conclusies in het rapport van de deskundige uit 2012 met inachtneming van de nuancerende overwegingen in het verhoor van de deskundige uit 2016.
De raadsman heeft op de zitting van 26 september 2016 overgelegd een brief van
23 september 2016 van dr. R. Vonk, psychiater verbonden aan Reinier van Arkel Centrum voor Bipolaire Stoornissen.
Dr. Vonk schrijft dat de patiënt [hof: verdachte] sinds februari 2012 bekend bij is Reinier van Arkel in verband met een manisch toestandsbeeld, gediagnosticeerd tijdens de opname van betrokkene binnen Reinier van Arkel van april tot juni 2012. Verwezen wordt naar de ontslagbrief van 31 mei 2012 die dr. Vonk heeft geschreven. In die brief wordt geconcludeerd dat:
“[h]et gedrag van patiënt in de voorliggende jaren deed aanvankelijk denken aan recidiverende of chronische hypomanie, maar na uitvoerige anamnese en heteroanamnese bleek dit toch meer te passen binnen de persoonlijkheid van patiënt, welke je als hyperthym zou kunnen omschrijven”.
Dr. Vonk schrijft in zijn brief van 23 september 2016 verder dat hij thans [hof: 2016], als behandelaar
“tot het inzicht is gekomen dat de eerste hypomane symptomen en episoden bij patiënt zich hebben voorgedaan vanaf in elk geval de leeftijd van 38 jaar (1998) (…) Dit voortschrijdende inzicht betekent dat de eerder genoemde diagnostische conclusie in de ontslagbrief thans als niet correct wordt benoemd en moet worden herzien. (…). Vanuit de voorgeschiedenis is voor ondergetekende behandelaar thans aannemelijk, dat zich wel verschillende recidiverende episoden hebben voorgedaan in 1998, 2000, 2002, 2003 2004 en 2005. Periodes van hypomanie worden bij patiënt gekenmerkt in wisselende mate aanwezig zijn van symptomen als verhoogde energie, (verbale) gedrevenheid, weinig slaap, verhoogde impulsiviteit, onwaardige ideeën, zelfoverschatting en oordeels- en kritiekstoornissen.”
Uit de vorenstaande gegevens omtrent de persoon van de verdachte kan niet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde (2006 – 2010) leed aan een bipolaire stoornis, noch dat sprake was van een andere ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van artikel 37 Wetboek van Strafrecht.
Er is derhalve geen grond voor verminderde toerekenbaarheid van het bewezen verklaarde aan de verdachte. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat – zoals dr. Van Panhuis heeft geschreven – de ten laste gelegde feiten geen door impulsdoorbraken veroorzaakte problemen zijn, maar eerder een gevolg van een keten van gedragskeuzes. Het zal zo zijn dat de gedragingen van de verdachte onder invloed hebben gestaan van zijn allesoverheersende neiging om het zelfgevoel op peil te houden, maar dat heeft geen vermindering van de toerekenbaarheid tot gevolg.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht bewezen dat verdachte zich in de periode 2006 – 2010 herhaaldelijk heeft schuldig gemaakt aan faillissementsfraude, met een totale schade voor de schuldeisers in het faillissement tussen € 900.000,- en € 1 miljoen.116.
In die periode verrichtte verdachte verschillende activiteiten onder de vlag van een aantal besloten vennootschappen die voortdurend liquiditeitsproblemen hadden. Verdachte wilde vasthouden aan wat hij had (“ondernemen, overleven en continuïteit”). Daarom maakte verdachte er een gewoonte van om bijna failliete besloten vennootschappen te laten doorstarten in nieuw opgerichte vennootschappen met geld dat hij had onttrokken aan de oude vennootschappen. Dit ging ten koste van de schuldeisers in die oude vennootschappen, waaronder de Belastingdienst. Ook parkeerde verdachte geld uit bijna failliete vennootschappen op een privérekening van zijn [familielid] om deze gelden “buiten de grijpgrage handen van beslagleggers te houden.” Met name de Belastingdienst had daarop het nakijken.
Om deze faillissementsfraude te verbloemen, heeft verdachte zich bovendien schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en het voeren van een ondeugdelijke boekhouding. Dit heeft de werkzaamheden voor de curatoren in de diverse faillissementen ernstig bemoeilijkt. Verdachte heeft ter zitting geen enkele blijk gegeven de verwijtbaarheid van zijn handelen in te zien.
Anders dan door de verdediging is betoogd, acht het hof verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Het verweer dat in het geheel geen sprake is geweest van persoonlijke verrijking ontbeert feitelijke grondslag. De verdachte heeft mede door zijn strafbaar handelen zichzelf zodanige salarissen kunnen betalen dat hij ook in de bewezenverklaarde delictsperiode 2006 – 2010 rianter heeft kunnen leven dan wanneer hij, zeker gezien de financiële situatie van zijn bedrijven, zich aan de wettelijke regels en bepalingen had gehouden.
In zoverre is naar het oordeel van het hof wel degelijk sprake geweest van een zekere mate van verrijking.
Getuigen hebben ook verklaard over de diverse reizen naar Thailand die verdachte met zijn gezin heeft gemaakt op kosten van zijn bedrijven, terwijl de werknemers niet werden betaald, en dat de verdachte het breed liet hangen, ook wanneer het minder liep met zijn bedrijven (pagina’s 1071 en 1079).
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof voorts gelet op
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 juli 2016 waaruit blijkt dat verdachte eerder door een strafrechter onherroepelijk is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder het feit dat de verdachte na de bewezenverklaarde feiten heeft te kampen gehad met geestelijke gezondheidsproblemen.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf mede aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. In dit geval is gelet op de oriëntatiepunten voor fraude. Volgens deze is bij een benadelingsbedrag tussen € 500.000,- en € 1.000.000,- het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 18 – 24 maanden.
Strafverzwarend is de lange duur en het patroon van het fraudeleuze gedrag van de verdachte (globaal: 2006 – 2010) waarbij hij van vele rechtspersonen misbruik heeft gemaakt.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden om verdachte de onjuistheid van de bewezen verklaarde handelwijze te doen inzien.
Redelijke termijn van berechting
De inhoud van het procesdossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of bij de strafvervolging van verdachte in hoger beroep de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 29 maart 2010. Op die datum is de verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 22 december 2010 vonnis gewezen.
De verdachte heeft vervolgens op 22 december 2010 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De eerste zitting van 22 december 2011 is om organisatorische redenen aan de zijde van het hof aangehouden. Vervolgens is de zitting van 25 mei 2012 aangehouden in verband met persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de verdachte en is een psychiatrisch onderzoek gelast. De terechtzitting van 13 februari 2013 kon geen doorgang vinden vanwege vakantie van de raadsman van de verdachte. De regiezitting van 22 mei 2013 en 7 juni 2013 heeft geleid tot het horen van een aantal getuigen, welke verhoren uiteindelijk eind augustus 2014 zijn afgerond met het verhoor van de ter terechtzitting van 29 januari 2014 toegewezen getuige [naam G] . Uiteindelijk is er vertraging opgetreden vanwege een drietal door voornoemde [naam G] bij zijn verhoor overgelegde ordners die op verzoek van de verdediging moesten worden gekopieerd en ingezien.
Op 31 mei 2016 en 6 juni 2016 heeft de volgende regiezitting plaatsgevonden vanwege nieuwe onderzoeksvragen van de verdediging, waarna op 3 augustus 2016 door de raadsheer-commissaris nog een deskundige is gehoord. Ten slotte heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden ter terechtzitting van 29 september 2016 en 10 oktober 2016.
Het hof stelt op grond van het vorenstaande vast dat er in de berechting in hoger beroep een vertraging is ontstaan van 21 maanden, die gedeeltelijk door justitie is veroorzaakt.
Naar het oordeel van het hof is het recht op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn hierdoor echter niet geschonden. Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak, het feit dat verdachte in deze periode hoofdzakelijk niet preventief was gedetineerd en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Wel is het hof van oordeel dat het hiervoor geschetste lange tijdsverloop zowel voor de verdachte als voor de slachtoffers van de betreffende strafbare feiten als onwenselijk moet worden aangemerkt.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraken ter zake van het ten laste gelegde onder:
- feit 1 primair D.1 en D.2 (in eerste aanleg: feit 1 primair, g en h);
- feit 1 subsidiair onder 1.g, 1.h en 1.i (in eerste aanleg: feit 1 primair, g, h en i);
- feit 2 primair B.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 2 en feit 2 primair onder b sub 1);
- feit 2 primair C.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 2);
- feit 2 primair D.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 4);
- feit 2 primair E.2, E.4 en E.5 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 5 en feit 2 primair onder b, sub 10 en 11);
- feit 2 subsidiair onder a.2, a.4 en a.5 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder a, sub 2, 4 en 5)
- feit 2 subsidiair onder b.1 en b.2 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 1 en 2);
- feit 2 subsidiair onder b.10 en b.11 (in eerste aanleg: feit 2 primair onder b, sub 10 en 11);
- feit 3, onderdelen a, b en h.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair (onder A.2, B.2 en B.3, C.1, D.3 en 4 en E.2 en E.3), onder 2 primair (onder A.2, B.1, B.3 en B.4, E.1 en F.1 en F.3), onder 3 sub i en j, onder 4, onder 5 en onder 6 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair (onder A.2, B.2 en B.3, C.1, D.3 en D.4 en E.2 en E.3), onder 2 primair (onder A.2, B.1, B.3 en B.4, E.1 en F.1 en F.3), onder 3 sub i en j, onder 4, onder 5 en onder 6 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. J.C.A.M. Claassens en mr. R.D. van Heffen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 21 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 21‑11‑2016
Eindpv, document D-012, pagina’s 1425, 1427 en 1428.
Eindpv, document D-020, pagina’s 1479, 1481, 1482 en 1483, processen-verbaal getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van [naam H] d.d. 10 januari 2014 en van [naam G] d.d. 27 augustus 2014; verhoor verdachte V01-03, pagina 728.
Eindpv, document D-006, pagina’s 1194, 1196 en 1197; proces-verbaal getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van [naam H] d.d. 10 januari 2014 en van [naam G] d.d. 27 augustus 2014.
Eindpv, document D-013, pagina’s 1433 tot en met 1435.
Eindpv, document D-001, pagina’s 1148, 1150 en 1151; processen-verbaal getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van [naam H] d.d. 10 januari 2014 en van [naam G] d.d. 27 augustus 2014; verhoor verdachte V01-03, pagina 728.
[Bestuurder BV VII] ter terechtzitting van 29 mei 2012 in zijn eigen strafzaak, proces-verbaal van die zitting pagina 2 (welk proces-verbaal in hoger beroep in het dossier van de onderhavige zaak is gevoegd en daar thans deel van uitmaakt); eindpv, verhoor van verdachte, V01-01, pagina 719.
Eindpv, document D-036, pagina’s 1524-1525; document D-060, pagina’s 1593 tot en met 1595; processen-verbaal getuigenverhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van [naam H] d.d. 10 januari 2014 en van [naam G] d.d. 27 augustus 2014; verhoor van getuige [getuige G21] , G21-01, pagina 1079.
Eindpv, document D-094, pagina’s 1744 en 1746; document D-194, pagina’s 1957-1958; verhoor verdachte V01-03, pagina 726 en verhoor van getuige [bestuurder BV III] , G08-01, pagina’s 1026-1027.
Eindpv, document D-194, pagina’s 1957-1958; document D-197, pagina 1971 en 1973; verhoor van getuige [bestuurder BV III] , G08-01, pagina 1025; verhoor van verdachte, V01-03, pagina 726.
Eindpv, verhoor van [boekhouder] , V03-01, pagina’s 824 e.v. en V03-03, pagina 838.
Eindpv, document D-393, pagina’s 2909 en 2910.
Eindpv, document D-030: melding door [registeraccountant] ( [kantoornaam 2] ) en [advocaat] ( [Kantoornaam 1] Advocaten) van onregelmatigheden binnen het [groep van BV's] , d.d. 1 december 2005, pagina’s 1516 tot en met 1518.
Eindpv, document D-508, pagina’s 3300-3301.
Eindpv, document D-059, pagina 1592.
Eindpv, document D-059, pagina 1592.
Eindpv, document D-403, pagina 2948; document D-029, pagina 1512 e.v.
Eindpv, document D-205, pagina 1993.
Eindpv, ambtshandeling AH-43, pagina 374.
Eindpv, document D-171, pagina 1895.
Eindpv, het verhoor van [medewerker belastingdienst 2] , G05-02, pagina 1004.
Eindpv, het verhoor van verdachte V01-06, pagina 744 en V01-09, pagina 759.
Eindpv, document D-152, pagina 1830 en de getuigenverklaring van [medewerker belastingdienst 2] , G05-02, pagina 1005.
Eindpv, document D-456, pagina’s 3167-3168; document D 454, pagina 3165.
Eindpv, ambtshandeling AH-043, pagina 375.
Eindpv, document D-206, pagina 1994.
Eindpv, het verhoor van getuige [medewerker belastingdienst 2] , G05-02, pagina 1004.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-08 (op 7 april 2010), pagina 757.
Zie de inleiding bij dit feit onder 1 primair onder A.1 en A.2.
Eindpv, document D-014, pagina 1443.
Eindpv, document D-018, pagina’s 1454 tot en met 1471.
Eindpv, document D-030: melding door [registeraccountant] ( [kantoornaam 2] ) en [advocaat] ( [Kantoornaam 1] Advocaten) van onregelmatigheden binnen het [groep van BV's] , d.d. 1 december 2005, pagina’s 1516 tot en met 1518.
Eindpv, document D-508, pagina’s 3300-3301.
Eindpv, document D-059, pagina 1592.
Eindpv, document D-403, pagina 2948 en document D-248, pagina’s 2149-2150.
Eindpv, document D-209, pagina 1998.
Eindpv, ambtshandeling AH-43, pagina 377.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-08 (op 7 april 2010), pagina 757.
Eindpv, document D-019, pagina’s 1472 tot en met 1478.
Eindpv, document D-021, pagina’s 1488 tot en met 1490.
Eindpv, document D-023, pagina 1492.
Eindpv, document D-059, pagina 1592.
Eindpv, ambtshandeling AH-002, pagina’s 221-224.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-06, pagina’s 745-746.
Eindpv, het verhoor van [boekhouder] , V03-04, pagina’s 845-846.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-08 (op 7 april 2010), pagina 757.
Eindpv, het verhoor van getuige [medewerker belastingdienst 2] , G05-02, pagina 1005.
Eindpv, document D-019, pagina 1472 e.v.
Eindpv, document D-012, pagina 1425.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-06, pagina 746 in verband met document D-170, pagina 1881.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, proces-verbaal terechtzitting d.d. 8 december 2010, pagina 5.
Eindpv, het verhoor van [boekhouder] , V03-02 (op 30 maart 2010), pagina 833 en verder.
Eindpv, het verhoor van [boekhouder] , V03-03, pagina 840.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-05, pagina’s 734, 735, 736 en 739.
Eindpv, document D-260, pagina’s 2228 tot en met 2403.
Eindpv, het verhoor van getuige [getuige G11] , G11-01, pagina’s 1040 en 1041; het verhoor van getuige [getuige G10] G10-01, pagina’s 1036 tot en met 1038; het verhoor van getuige [getuige G12] , G12-01, pagina’s 1043 tot en met 1045.
Eindpv, document D-060 (3), pagina 1595.
Eindpv, het verhoor van verdachte V01-03, pagina’s 726-727; V01-08, pagina 753; de verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, proces-verbaal d.d. 8 december 2010, pagina 7; document D-060, pagina 1595 en documentD-252, pagina 2196.
Eindpv, verhoor van [Bestuurder BV VII] , V04-03, pagina 876.
Eindpv, document D-403, pagina 2948; document D-291, pagina 2541 e.v.
Eindpv, document D-173, leningovereenkomst d.d. 3 maart 2009, pagina 1899.
Eindpv, verhoor van verdachte,V01-08, pagina 756; V01-09, pagina’s 759-760; de verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, proces-verbaal d.d. 8 december 2010, pagina 7.
Eindpv, verhoor van verdachte, V01-08, pagina 756; V01-09, pagina’s 759-760; de verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, proces-verbaal d.d. 8 december 2010, pagina 7.
Eindpv, verhoor [familielid] , V05-01, pagina 897.
Eindpv, het verhoor van [Bestuurder BV VII] , V04-03, pagina’s 875 en 876.
Eindpv, verhoor van [boekhouder] , V03-07, pagina 862.
Eindpv, verhoor van [familielid] , V05-01, pagina’s 898-900.
Eindpv, verhoor van verdachte, V01-09, pagina 760.
Eindpv, ambtshandeling AH-043, pagina’s 391-392.
Eindpv, document D-041, het faillissementsverslag van mr. [curator 2] , pagina 1540.
Eindpv, document D-255, pagina 2215; document D-256, pagina 2216.
Eindpv, document D-263, pagina’s 2411-2415 en pagina 2417.
Eindpv, het verhoor van [boekhouder] , V03-07, pagina 860.
Eindpv, het verhoor van [Bestuurder BV VII] , V04-05, pagina 891.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-03, pagina 727; V01-08, pagina’s 766 en 768.
Eindpv, het verhoor van getuige [getuige G16] , G16-01, pagina 1062.
Eindpv, document D-337, bankafschriften betaalrekening [rekeningnummer o] , pagina 2750 en verder.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-03, pagina 727; V01-09, pagina’s 761-762.
Eindpv, document D-337 (1), pagina 2718.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, proces-verbaal d.d. 29 september 2016, pagina 20.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, proces-verbaal terechtzitting d.d. 8 december 2010, pagina 8.
Proces-verbaal van getuigenverhoor [medewerker klant] door de raadsheer-commissaris d.d. 9 januari 2014.
Eindpv, document D-403, pagina 2948; document D365, pagina’s 2828-2829.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, proces-verbaal terechtzitting d.d. 26 september 2016, p. 20.
Eindpv, het verhoor van curator [curator 5] , G02-01, pagina 954.
Eindpv, document D034, pagina 1522.
Eindpv, verhoor van verdachte, V01-15, pagina 793.
Eindpv, verhoor van [boekhouder] , V03-07, pagina 862; verklaring van getuige [getuige F] in hoger beroep, proces-verbaal terechtzitting d.d. 10 oktober 2016.
Eindpv, document D-246, pagina 2120.
Eindpv, document D-097, verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring, pagina’s 1759 tot en met 1762; document D-326, verslag curator [curator 3] d.d. 26 oktober 2009, pagina 2681.
Eindpv, het verhoor van curator [curator 4] , G13-01 (12 april 2010), pagina 1047 en verder.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-02, pagina 721 en verder; V01-04, pagina 730 en verder; V01-09, pagina 763; het verhoor van getuige [getuige G16] , G-16-01, pagina 1063; document D-314, pagina 2636.
Eindpv, het verhoor van getuige [getuige G16] , G16-01, pagina’s 1062 en 1063.
Eindpv, document D-317, kopie akte van oprichting [Duitse BV verdachte] d.d. 10 maart 2010, pagina’s 2651 tot en met 2660.
Eindpv, document D-314, kopie van een ‘Inlandsüberweisung’ van de Sparkasse Leer/Witmund, pagina 2635.
Eindpv, RHV-54, pagina 3379; RHV-56 tot en met RHV-59, pagina’s 3381 tot en met 3384; RHV-62, pagina 3387; RHV-64 tot en met RHV-67, pagina’s 3389 tot en met 3392.
Eindpv, verhoor van curator [curator 4] , G13-01, pagina 1047 en verder.
Eindpv, het verhoor van curator [curator 4] , G13-01, pagina 1047 en verder.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-03, pagina 727; V01-09, pagina’s 761-762.
Eindpv, document D-337, brief d.d. 5 april 2010 met bijlagen, pagina 2728 en verder.
Eindpv, document D-358, pagina 2811.
Eindpv, het verhoor van [familielid] , V05-01, pagina 895 en verder.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, proces-verbaal d.d. 29 september 2016, pagina 20.
Eindpv, ambtshandeling AH-79, onderzoek geldopnamen verdachte van bankrekening [rekeningnummer o] , pagina’s 563 tot en met 568.
Eindpv, document D-274, pagina 2441 (zie ook document D-189, pagina 1949).
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-08, pagina 756.
Eindpv, het verhoor van [bestuurder BV III] , G08-01, pagina 1028.
Eindpv, het verhoor van [familielid] , V05-01, pagina 898.
Zie verder de bewijsmiddelen bij feit 1 primair onder D.3
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-08, pagina 756.
Eindpv, het verhoor van [familielid] , V05-01, pagina 897.
Eindpv, document D-049, pagina 1577.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-05, pagina 739.
Eindpv, het verhoor van [boekhouder] , V03-03, pagina 839; V03-06, pagina’s 854-855.
Eindpv, het verhoor van verdachte, V01-05, pagina 740.
Het totale fraudebedrag blijkt uit de optelling van de in de bewezenverklaring genoemde schadebedragen: € 29.700,-(1 primair A) + € 300.000,- (1 primair B) + € 304.250,- (1 primair C) + € 58.000,- (1 primair D.3) + circa € 22.000,- (1 primair D.4) + € 15.000,- (1 primair E.2) + € 10.000,- (1 primair E.3) + € 19.000,- (3.j) + € 40.000,- (5) + € 140.000,- (6) = € 937.950,-