Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/466
Rijden onder invloed. Onverwijlde mededeling rond verdachtes recht op tegenonderzoek is niet mede waarborg ‘onderzoek’ conform art. 163.4 WVW 1994.
HR 04-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:593
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2017
- Magistraten
Mrs. Van Schendel, Buruma, Van den Brink
- Zaaknummer
15/04304
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:593, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:217, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2016
- Wetingang
Art. 8 lid 1, 163 lid 4 WVW 1994; art. 10 BAo
Essentie
Rijden onder invloed van drugs (cannabis). Van ‘een onderzoek’ conform art. 163 lid 4 WVW 1994 is slechts sprake wanneer de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd. Tot die waarborgen behoort naar geldend recht niet dat na onderzoek van het afgenomen bloedmonster (onverwijld) aan verdachte wordt medegedeeld dat hij recht heeft op een tegenonderzoek naar de THC-concentratie in het bloed.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 1 september 2015, nummer 23/005402-13, in de strafzaak tegen:
C., geboren in 1974.